mirror of
https://github.com/explosion/spaCy.git
synced 2024-12-27 02:16:32 +03:00
2874 lines
224 KiB
Python
2874 lines
224 KiB
Python
# coding: utf8
|
|
from __future__ import unicode_literals
|
|
|
|
|
|
VERBS = set(
|
|
('-komen -lezen -met -nemen -teken -typen aaien aanaarden aanademen aanbaffen '
|
|
'aanbaggeren aanbakken aanballen aanbanden aanbassen aanbehoren aanbelanden '
|
|
'aanbelangen aanbellen aanbenen aanberen aanbermen aanbersen aanbesteden '
|
|
'aanbesterven aanbetalen aanbeteren aanbetreffen aanbetrouwen aanbeuren '
|
|
'aanbevelen aanbidden aanbieden aanbijten aanbikken aanbinden aanblaffen '
|
|
'aanblazen aanbleken aanblessen aanblijven aanblikken aanbloeden aanboeken '
|
|
'aanboeten aanbollen aanbomen aanbonzen aanboren aanbotsen aanbouwen '
|
|
'aanbraden aanbraken aanbranden aanbrassen aanbreien aanbreken aanbrengen '
|
|
'aanbriesen aanbruinen aanbruisen aanbrullen aanbuigen aanbulderen '
|
|
'aandachtzoeken aandammen aandampen aandaveren aandelenpakket aandienen '
|
|
'aandiepen aandijken aandikken aandoen aandossen aandraaien aandragen '
|
|
'aandraven aandrentelen aandreven aandrijven aandringen aandrinken aandruisen '
|
|
'aandrukken aanduiden aandurven aanduwen aandweilen aaneenbinden aaneenboeien '
|
|
'aaneenbouwen aaneenbreien aaneenbrengen aaneendoen aaneendraaien '
|
|
'aaneendriegen aaneenflansen aaneengrenzen aaneengroeien aaneenhaken '
|
|
'aaneenhangen aaneenhechten aaneenhouden aaneenketenen aaneenkitten '
|
|
'aaneenklampen aaneenkleven aaneenklinken aaneenkluisteren aaneenknopen '
|
|
'aaneenkoeken aaneenkoppelen aaneenkrijgen aaneenlassen aaneenleggen '
|
|
'aaneenliggen aaneenlijmen aaneennaaien aaneennagelen aaneenpassen '
|
|
'aaneenplaatsen aaneenplakken aaneenpraten aaneenrijgen aaneenschakelen '
|
|
'aaneenschieten aaneenschrijven aaneensluiten aaneensmeden aaneensnoeren '
|
|
'aaneensolderen aaneenspijkeren aaneenstoten aaneenstrikken aaneenvlechten '
|
|
'aaneenvoegen aaneenwellen aaneenzetten aaneenzitten aanerven aanetteren '
|
|
'aanfietsen aanflitsen aanfloepen aanfluiten aanfokken aanfronsen aanfruiten '
|
|
'aangaan aangapen aangepassen aangeraken aangespen aangevaren aangeven '
|
|
'aangezuurd aangieren aangieten aangifte aanglijden aanglimmen aangloeien '
|
|
'aangloren aangluipen aangluren aangolven aangooien aangorden aangrauwen '
|
|
'aangraven aangrenzen aangrijnzen aangrijpen aangrimmen aangrinniken '
|
|
'aangroeien aangroenen aangrommen aanhaken aanhalen aanhalingsteken aanhangen '
|
|
'aanharden aanharken aanhebben aanhechten aanheffen aanhelen aanhelpen '
|
|
'aanhikken aanhinken aanhitsen aanhobbelen aanhogen aanhollen aanhopen '
|
|
'aanhoren aanhouden aanhuppelen aanhuwelijken aanhuwen aanijlen aanjagen '
|
|
'aanjakkeren aanjanken aanjoelen aanjuichen aankaarten aankakken aankalken '
|
|
'aankankeren aankanten aankappen aankarren aankauwen aankeffen aankeren '
|
|
'aankermen aankerven aankijken aanklagen aanklampen aanklappen aanklauwen '
|
|
'aankleden aanklemmen aankletsen aankleven aanklikken aanklinken aanklooien '
|
|
'aankloppen aanklossen aankloten aanklotsen aanknagen aanknijpen aanknippen '
|
|
'aanknoeien aanknopen aankoeken aankoersen aankomen aankond aankondigen '
|
|
'aankooien aankopen aankoppelen aankoppen aankorsten aankraaien aankrammen '
|
|
'aankrijgen aankrijten aankrikken aankruien aankruipen aankruisen aankuieren '
|
|
'aankunnen aankwakken aankwatsen aankweken aankwispelen aanlachen aanladen '
|
|
'aanlanden aanlangen aanlappen aanlassen aanlaten aanlaveren aanleggen '
|
|
'aanleiden aanlengen aanleren aanleunen aanleuteren aanleveren aanlichten '
|
|
'aanliggen aanlijken aanlijmen aanlijnen aanloden aanloeien aanloeren '
|
|
'aanloeven aanloggen aanlokken aanlonken aanlopen aanlummelen aanmaken '
|
|
'aanmanen aanmannen aanmarcheren aanmatigen aanmelden aanmengen aanmeren '
|
|
'aanmerken aanmeten aanmetselen aanmodderen aanmoedigen aanmoeren '
|
|
'aanmonsteren aanmunten aannaaien aannaderen aannagelen aannemen aanpakken '
|
|
'aanpalen aanpappen aanpassen aanpennen aanpersen aanpezen aanpiafferen '
|
|
'aanpijpen aanpikken aanpingen aanplakken aanplanten aanpleisteren aanplempen '
|
|
'aanploegen aanploffen aanporren aanpoten aanpraaien aanpraten aanpreken '
|
|
'aanpresenteren aanprijzen aanprikkelen aanprikken aanpunten aanraden '
|
|
'aanraken aanrakken aanranden aanraseren aanrazen aanrazeren aanrechten '
|
|
'aanreed aanreiken aanrekenen aanrennen aanrichten aanrijden aanrijgen '
|
|
'aanrijken aanrijpen aanrijven aanrimpelen aanrissen aanristen aanritsen '
|
|
'aanroeien aanroepen aanroeren aanroesten aanroken aanrollen aanrommelen '
|
|
'aanrotzooien aanrouwen aanruisen aanrukken aanruwen aansarren aanschaffen '
|
|
'aanschakelen aanscharrelen aanschaven aanschellen aanschemeren aanschenden '
|
|
'aanscherpen aanschieten aanschijten aanschikken aanschimmelen aanschitteren '
|
|
'aanschoffelen aanschoppen aanschoten aanschouwen aanschrappen aanschreeuwen '
|
|
'aanschreien aanschrijden aanschrijven aanschroeven aanschudden aanschuieren '
|
|
'aanschuinen aanschuiven aanschurken aansingelen aansissen aansjokken '
|
|
'aansjorren aansjouwen aanslaan aanslagen aanslappen aanslenteren aanslepen '
|
|
'aansleuren aanslibben aanslijken aanslijmen aanslijpen aanslingeren '
|
|
'aansloffen aansluipen aansluiten aansmeden aansmeken aansmelten aansmeren '
|
|
'aansmeulen aansmijten aansmoezen aansnauwen aansnellen aansnijden aansnoeren '
|
|
'aansnorren aansolderen aanspannen aanspatten aanspelden aanspelen aanspeten '
|
|
'aanspieën aanspijkeren aanspijlen aanspinnen aanspitsen aansplitsen '
|
|
'aanspoeden aanspoelen aansporen aanspreken aanspringen aanspugen aanspurten '
|
|
'aanspuwen aanstaan aanstaarten aanstampen aanstappen aanstaren aansteken '
|
|
'aanstellen aansterken aansterven aanstevenen aanstichten aanstiefelen '
|
|
'aanstijven aanstikken aanstippen aanstoffen aanstoken aanstomen aanstoppen '
|
|
'aanstormen aanstorten aanstoten aanstouwen aanstoven aanstralen aanstranden '
|
|
'aanstraten aanstrepen aanstrijken aanstrikken aanstromen aanstrompelen '
|
|
'aanstuiken aanstuiven aansturen aanstuwen aansukkelen aantakelen aantappen '
|
|
'aantasten aanteken aantekenen aantelen aantellen aantichten aantieren '
|
|
'aantijgen aantikken aantillen aantimmeren aantippen aantodderen aantoddiken '
|
|
'aantoefelen aantoeteren aantoetsen aantokkelen aantonen aantoveren '
|
|
'aantrappen aantreden aantreffen aantrekken aantrippelen aantrouwen aanturen '
|
|
'aantuttelen aanvaarden aanvallen aanvangen aanvaren aanvatten aanvechten '
|
|
'aanvegen aanverdienen aanvertrouwen aanvetten aanvijlen aanvijzen aanvinken '
|
|
'aanvlakken aanvlammen aanvlechten aanvletten aanvliegen aanvlijen aanvloeien '
|
|
'aanvlotten aanvoegen aanvoelen aanvoerdersband aanvoeren aanvollen aanvonken '
|
|
'aanvragen aanvreten aanvriezen aanvullen aanvuren aanwaaien aanwachten '
|
|
'aanwaggelen aanwakkeren aanwandelen aanwassen aanwellen aanwenden aanwenken '
|
|
'aanwennen aanwentelen aanwerken aanwerpen aanwerven aanwetten aanweven '
|
|
'aanwezen aanwijeren aanwijzen aanwinden aanwinnen aanwinteren aanwippen '
|
|
'aanwitten aanwoekeren aanwrijven aanwuiven aanzaaien aanzakken aanzanden '
|
|
'aanzegelen aanzeggen aanzeilen aanzenden aanzetten aanzeulen aanzeuren '
|
|
'aanzien aanzitten aanzoeken aanzoeten aanzouten aanzuigen aanzuiveren '
|
|
'aanzuren aanzwaaien aanzwarten aanzwellen aanzwemmen aanzwengelen aanzwepen '
|
|
'aanzweven aanzwoegen aardappelrooien aarden aardvarken aardwarmte aarzelen '
|
|
'abandonneren abbreviëren abdiceren abdiqueren aboleren abonneren aborteren '
|
|
'abricoteren abseilen absenteren absoluteren absolveren absorberen abstineren '
|
|
'abstraheren abuseren accapareren accelereren accentueren accepteren '
|
|
'acclimatiseren accommoderen accompagneren accorderen accoucheren '
|
|
'accrediteren accrocheren accumuleren accuseren achten achteraanblaffen '
|
|
'achteraanblijven achteraangaan achteraanhollen achteraanijlen '
|
|
'achteraankeffen achteraankomen achteraanlopen achteraanrennen '
|
|
'achteraansnellen achteraanstellen achteraanzitten achterafbrengen '
|
|
'achterafzetten achterblijven achterdoen achterdraaien achterduwen achtergaan '
|
|
'achterhalen achterhouden achterklappen achterlaten achterliggen achterlopen '
|
|
'achternablaffen achternablikken achternabruisen achternabrullen achternadoen '
|
|
'achternadragen achternadraven achternafietsen achternagaan achternageven '
|
|
'achternagillen achternagooien achternahollen achternaijlen achternajagen '
|
|
'achternakeffen achternakijken achternaklossen achternakruien achternakruipen '
|
|
'achternalopen achternaogen achternareizen achternarennen achternarijden '
|
|
'achternaroepen achternaschieten achternasjouwen achternaslepen '
|
|
'achternasmijten achternasnellen achternastaren achternasturen '
|
|
'achternasukkelen achternatorsen achternatrekken achternavliegen '
|
|
'achternawerpen achternazeilen achternazenden achternazetten achternazien '
|
|
'achternazitten achteromblikken achteromgluren achteromhalen achteromkijken '
|
|
'achteromkomen achteromloeren achteromlopen achteromzien achteropfietsen '
|
|
'achterophinken achterophollen achteropkomen achteroplopen achteropraken '
|
|
'achteroprennen achteroprijden achteropvliegen achteropzwemmen '
|
|
'achteroverbuigen achteroverbuitelen achteroverdrukken achteroverduikelen '
|
|
'achteroverduwen achterovergaan achterovergedrukt achterovergooien '
|
|
'achteroverhalen achteroverhellen achteroverkantelen achteroverkrommen '
|
|
'achteroverleggen achteroverleunen achteroverliggen achteroverlopen '
|
|
'achteroverschoppen achteroverslaan achteroversloegen achteroversmijten '
|
|
'achteroverstorten achterovertuimelen achterovervallen achteroverzijgen '
|
|
'achteroverzitten achterraken achterstaan achterstellen achterstevoren '
|
|
'achteruitbidden achteruitboeren achteruitdeinzen achteruitdrijven '
|
|
'achteruitdrukken achteruitduwen achteruitgaan achteruitglijden '
|
|
'achteruithalen achteruitjagen achteruitkachelen achteruitkrabbelen '
|
|
'achteruitkruipen achteruitleren achteruitlopen achteruitmarcheren '
|
|
'achteruitparkeren achteruitraken achteruitrijden achteruitrollen '
|
|
'achteruitrukken achteruitschakelen achteruitschieten achteruitschoppen '
|
|
'achteruitschuiven achteruitslaan achteruitslepen achteruitspringen '
|
|
'achteruitsteken achteruitstellen achteruitstuwen achteruitteren '
|
|
'achteruittrappen achteruittreden achteruittrekken achteruitvallen '
|
|
'achteruitvaren achteruitvliegen achteruitwerken achteruitwerpen '
|
|
'achteruitwijken achteruitzetten achteruitzitten achtervoegen achtervolgen '
|
|
'achterwaren achterzeggen achterzeilen achtste acquitteren acteerdebuut '
|
|
'acteerlessen acteren actieleren actievoeren actinide activeren activiste '
|
|
'actualiseren actueren adapteren adderen adduceren adelborst adelen '
|
|
'adembenemend ademen ademhalen aderen aderiseren aderkanalen aderlaten '
|
|
'administreren admiraalzeilen adoniseren adopteren adoreren adresseren '
|
|
'adsorberen adstrueren adverteren adviseren aerobicen afachten afbaarden '
|
|
'afbaarzen afbakenen afbakken afbaljoenen afbalken afbarsten afbassen '
|
|
'afbasten afbedelen afbeelden afbeitelen afbekken afbellen afbenen '
|
|
'afbestellen afbetalen afbetten afbeuken afbeulen afbeuren afbidden afbieden '
|
|
'afbietsen afbiezen afbiggen afbijt afbijten afbikken afbiljoenen afbinden '
|
|
'afbladderen afbladen afbladeren afblaffen afblakeren afblaren afblazen '
|
|
'afblijven afbliksemen afblokken afblotten afbluffen afblussen afboeken '
|
|
'afboenen afboeren afboeten afbollen afbomen afbonken afbonzen afboorden '
|
|
'afborduren afboren afborgen afborstelen afbotsen afbottelen afbotten '
|
|
'afbouwen afbramen afbranden afbrassen afbreien afbreken afbrengen afbrijnen '
|
|
'afbroddelen afbrokkelen afbruien afbuien afbuigen afbuilen afbuitelen '
|
|
'afchecken afcommanderen afconcluderen afdalen afdammen afdanken afdansen '
|
|
'afdassen afdeinzen afdeizen afdekken afdelen afdelingskampioen afdelven '
|
|
'afdempen afdenken afdichten afdienen afdiepen afdieven afdijken afdingen '
|
|
'afdingesen afdisselen afdistilleren afdobbelen afdoen afdokken afdolen '
|
|
'afdonderen afdoppen afdorsen afdouwen afdraaien afdraden afdragen afdraven '
|
|
'afdreggen afdreigen afdrentelen afdreunen afdribbelen afdrijven afdringen '
|
|
'afdrinken afdrogen afdromen afdroppelen afdroppen afdruipen afdrukken '
|
|
'afdruppelen afdruppen afduikelen afduvelen afduwen afdwaalde afdwalen '
|
|
'afdweilen afdwingen afebben afeggen afeisen afeten afetsen afexerceren '
|
|
'affakkelen affecteren affeilen afficheren affietsen affikken affiliëren '
|
|
'affilteren affiltreren affineren affirmeren affitnessen affladderen '
|
|
'afflauwen afflikken affluiten affoezelen affolen affolteren affrezen '
|
|
'affronteren affuit affutselen afgaan afgappen afgazen afgebruiken afgeesten '
|
|
'afgehangen afgelasten afgeraken afgeren afgeselen afgespen afgeven afgieren '
|
|
'afgieten afgillen afglanzen afglijden afglippen afglipperen afgluren '
|
|
'afgoeden afgolven afgoochelen afgooien afgorden afgrauwen afgraven afgrazen '
|
|
'afgrendelen afgrenzen afgreppelen afgrijpen afgrissen afgronden afgruizelen '
|
|
'afgutsen afhaaien afhagelen afhaken afhakkelen afhakken afhalen afhameren '
|
|
'afhandelen afhangen afhappen afharden afharen afharken afhaspelen afhebben '
|
|
'afhechten afheffen afheien afheinen afhekken afheksen afhellen afhelpen '
|
|
'afhengelen afhielen afhijsen afhinkelen afhinken afhoeden afhoeren '
|
|
'afhoereren afhoesten afhogen afhollen afhoren afhouden afhouwen afhuilen '
|
|
'afhuiven afhuppelen afhuren afjachten afjagen afjakkeren afjapen afjatten '
|
|
'afkaarden afkaarten afkaatsen afkabbelen afkaden afkalken afkalven afkammen '
|
|
'afkampen afkandelaren afkankeren afkantelen afkanten afkapen afkappen '
|
|
'afkatten afkauwen afkaveren afkegelen afkeilen afkeren afkerven afketsen '
|
|
'afkeuren afkicken afkiezen afkijken afkijven afkippen afkisten afkitsen '
|
|
'afkitten afkladden afklagen afklampen afklappen afklaren afklauteren '
|
|
'afkleden afkleien afklemmen afkleppen afkletsen afkletteren afkleuren '
|
|
'afklimmen afklinken afkloenen afklokken afkloppen afkluiven afknabbelen '
|
|
'afknagen afknakken afknallen afknappen afknarpen afknauwen afknellen '
|
|
'afkneuzen afknevelen afknibbelen afknijpen afknikken afknippen afknoeien '
|
|
'afknokken afknopen afknotten afknuppelen afknutselen afkoelen afkoersen '
|
|
'afkoken afkolven afkomen afkondigen afkopen afkoppelen afkorrelen afkorsten '
|
|
'afkorten afkrabbelen afkrabben afkraggen afkraken afkransen afkrassen '
|
|
'afkrauwen afkrenten afkrijgen afkrijten afkrimpen afkronen afkronkelen '
|
|
'afkrooien afkruien afkruimelen afkruipen afkruisen afkuieren afkuipen '
|
|
'afkuisen afkukelen afkunnen afkussen afkwanselen afkwasten afkwijnen '
|
|
'afkwispelen aflaatbidden aflachen afladen aflakken aflangen aflappen '
|
|
'aflassen aflaten aflatten aflaveren aflazeren aflebberen afleden afleggen '
|
|
'afleiden afleken aflekken aflenen aflengen aflenzen afleppen afleren '
|
|
'afletteren afleven afleveren aflezen aflichten afliegen afliggen aflijnen '
|
|
'aflikken afloden afloeren aflogen afloggen aflokken afloodsen aflooien '
|
|
'aflopen aflossen afluiden afluien afluisteren afluizen afmaaien afmailen '
|
|
'afmaken afmalen afmanen afmangelen afmarcheren afmarmeren afmartelen '
|
|
'afmatten afmazen afmelden afmelken afmennen afmeren afmerken afmesten '
|
|
'afmeten afmetselen afmetsen afmieteren afmijnen afmikken afmolmen '
|
|
'afmonsteren afmonteren afmoorden afmunten afmuren afnaaien afnaasten '
|
|
'afnagelen afnavelen afnemen afneuzen afnijpen afnokken afnummeren afogen '
|
|
'afoogsten afpachten afpakken afpalen afpanden afparten afpassen '
|
|
'afpatrouilleren afpeddelen afpeigeren afpeilen afpeinzen afpekken afpelen '
|
|
'afpellen afpennen afperken afpersen afpeulen afpeuteren afpeuzelen afpiepen '
|
|
'afpijnen afpijnigen afpikken afpingelen afpitsen afplaggen afplakken '
|
|
'afplamen afplanen afplanten afplassen afplatten afpleisteren afpleiten '
|
|
'afplekken afpletten afploegen afploffen afplooien afpluimen afpluizen '
|
|
'afplukken afplunderen afpoederen afpoeieren afpoetsen afpoffen afpolderen '
|
|
'afpolitoeren afpompen afponden afpraaien afprakkiseren afpramen afprangen '
|
|
'afpraten afpreken afprevelen afpriegelen afprijzen afprikken afprinten '
|
|
'afproeven afprossen afprutsen afpuimen afpulken afpunten afraaien afrabbelen '
|
|
'afraden afrafelen afraffelen afragen afraggen afraken aframmelen afranden '
|
|
'afranselen afrapen afraspen afrasteren afratelen afrausjen afrazen '
|
|
'afreageren afreden afregelen afregenen afreien afreiken afreizen afrekenen '
|
|
'afremmen afrennen afrepelen afrepen afreuzelen africhten afridderen afriemen '
|
|
'afrijden afrijgen afrijmen afrijpen afrijten afrijven afrijzelen afrijzen '
|
|
'afrikaniseren afrikken afrissen afristen afritselen afritsen afroeien '
|
|
'afroemen afroepen afroesten afroffelen afrojemen afroken afrollen afromen '
|
|
'afronden afronselen afrooien afrossen afrotsen afrotten afrouwen afroven '
|
|
'afruien afruilen afruimen afruisen afruiten afruiven afrukken afruwen '
|
|
'afsabbelen afsabberen afsabelen afsappelen afscannen afschaduwen afschaffen '
|
|
'afschakelen afschaken afschalen afschampen afschansen afscharren afschatten '
|
|
'afschavelen afschaven afschavielen afscheiden afscheidsconcert afschemeren '
|
|
'afschenken afschepen afscheppen afscheren afschermen afscherpen afscherven '
|
|
'afschetsen afscheuren afschieten afschijnen afschijven afschikken '
|
|
'afschilderen afschilferen afschillen afschimpen afschitteren afschminken '
|
|
'afschobben afschoffelen afschokken afschommelen afschonen afschooien '
|
|
'afschoppen afschotelen afschouwen afschrabben afschrapen afschrappen '
|
|
'afschreeuwen afschreien afschrijven afschrikken afschrobben afschroeien '
|
|
'afschroeven afschubben afschudden afschuieren afschuimen afschuinen '
|
|
'afschuiven afschuren afschutten afseinen afseizen afserveren afsiepelen '
|
|
'afsieperen afsijpelen afsingelen afsjacheren afsjokken afsjorren afsjouwen '
|
|
'afslaan afslachten afslagen afslakken afslanken afslaven afslechten '
|
|
'afslenteren afslepen afsleuren afslibben afslibberen afslieren afslijpen '
|
|
'afslijten afslingeren afslippen afslissen afslobberen afsloffen afslonzen '
|
|
'afslopen afslorpen afsloten afsloven afsluipen afsluiten afslurpen afsmakken '
|
|
'afsmallen afsmeden afsmeken afsmelten afsmeren afsmetten afsmijten '
|
|
'afsmokkelen afsnauwen afsnellen afsnijden afsnipperen afsnoeien afsnoepen '
|
|
'afsnoeren afsnorren afsnuffelen afsnuiten afsollen afsoppen afspaaien '
|
|
'afspaden afspanen afspannen afspatten afspekken afspelden afspelen afspeten '
|
|
'afspeuren afspieden afspiegelen afspinnen afspioneren afspitten afsplijten '
|
|
'afsplinteren afsplitsen afsplitten afspoelen afsponsen afsponzen afsporen '
|
|
'afspouwen afspreiden afspreken afspringen afsprokkelen afspruiten afspuien '
|
|
'afspuiten afstaan afstaarten afstammen afstampen afstandsleren afstapelen '
|
|
'afstappen afstaren afsteken afstekken afstelen afstellen afstemmen '
|
|
'afstempelen afsterven afstevenen afstijgen afstijven afstikken afstippelen '
|
|
'afstippen afstoffen afstoken afstomen afstommelen afstompen afstoppen '
|
|
'afstormen afstorten afstoten afstoven afstraffen afstralen afstraten '
|
|
'afstrepen afstreven afstrijden afstrijken afstrippen afstromen afstrompelen '
|
|
'afstrooien afstropen afstroppen afstruinen afstuderen afstuiten afstuiven '
|
|
'afsturen afstuwen afsuffen afsukkelen afsullen aftaaien aftafelen aftakelen '
|
|
'aftakken aftanden aftanken aftappen aftarnen aftarren aftassen aftast '
|
|
'aftasten aftegelen afteilen afteisteren aftekenen aftelefoneren '
|
|
'aftelegraferen aftellen afteren aftesten aftikken aftillen aftimmeren '
|
|
'aftintelen aftippelen aftippen aftitelen aftobben aftoefelen aftoeken '
|
|
'aftoeten aftoeteren aftoetsen aftoffelen aftokken aftomen aftonnen aftoppen '
|
|
'aftornen aftouwen aftoveren aftrainen aftrappen aftreden aftrekken aftrekt '
|
|
'aftrenzen aftreuren aftrillen aftrimmen aftrippelen aftroefelen aftroeven '
|
|
'aftroffelen aftroggelen aftrommelen aftrommen aftrompetten aftronen '
|
|
'aftrossen aftruggelen aftuffen aftuigen aftuimelen aftuinen afturen afturven '
|
|
'aftypen afvaardigen afvademen afvagen afvallen afvangen afvaren afvatten '
|
|
'afvechten afvegen afvellen afvemen afvenen afveren afvergen afvertellen '
|
|
'afverven afveteren afvetten afvezelen afvieren afvijlen afvijzen afvillen '
|
|
'afvinken afvissen afvlaggen afvlakken afvlechten afvleien afvlekken afvlezen '
|
|
'afvlieden afvliegen afvlieten afvliezen afvlijmen afvloeien afvloeken '
|
|
'afvloeren afvlooien afvloten afvlotten afvluchten afvoederen afvoegen '
|
|
'afvoeren afvollen afvorderen afvormen afvouwen afvragen afvreten afvriezen '
|
|
'afvrijen afvullen afvuren afwaaien afwaarderen afwachten afwaggelen afwaken '
|
|
'afwallen afwalsen afwandelen afwannen afwapperen afwassen afwateren afwegen '
|
|
'afweiden afweken afwelven afwenden afwenen afwenken afwennen afwentelen '
|
|
'afweren afwerken afwerpen afweten afweteren afweven afwezen afwiegelen '
|
|
'afwijken afwijzen afwikkelen afwimpelen afwinden afwinnen afwinteren '
|
|
'afwippen afwisselen afwissen afwitten afwoekeren afwoelen afwonen afworgen '
|
|
'afworstelen afwrijven afwrikken afwringen afwroeten afwuiven afwurgen '
|
|
'afzabbelen afzabberen afzadelen afzagen afzakken afzanden afzanen afzeggen '
|
|
'afzeiken afzeilen afzekeren afzemen afzenden afzengen afzepen afzetten '
|
|
'afzeulen afzeven afzichten afzieken afzien afziften afzijgen afzijn afzingen '
|
|
'afzinken afzitten afzoden afzoeken afzoenen afzoeten afzomen afzonderen '
|
|
'afzouten afzuchten afzuigen afzuipen afzwaaien afzwaarden afzwakken '
|
|
'afzwavelen afzwemmen afzwendelen afzwenken afzwepen afzweren afzwerven '
|
|
'afzweten afzweven afzwieren afzwijnen afzwoegen against agamen agenderen '
|
|
"ageren agglomereren agglutineren aggregeren agioteren agiteren aien ain't "
|
|
'airbrushen akkeren al-assad al-bayen al-mulk alarmeren alcoholiseren '
|
|
'aldehyde alfabetiseren aligneren aliëneren alkaliseren alkaloïde alkaloïden '
|
|
'alkyleren alkyn alleenwerken allerlaatst allertijden allesbeslissen '
|
|
'alliantiewapen allitereren allittereren alliëren allroundschaatsen alluderen '
|
|
'almanakken almede alomvattende alpineskiën alsjeblieft alstublieft alte '
|
|
'altereren alterneren altijddurend aluinen aluminiseren aluminiumchloride '
|
|
'aluminiumoxide alumiseren alziend amalgameren amanderen ambeteren '
|
|
'ambivalente ambiëren amenderen amerikaniseren amine amortiseren amoveren '
|
|
'amphitrite amplificeren amputeren amuseren an analogiseren analyseren '
|
|
'anarchist anatomiseren anatoom andante anderszijn angstaanjagend animeren '
|
|
'ankeren annexeren annihileren annonceren annoteren annuleren anonimiseren '
|
|
'antecederen antedateren antibinden antichambreren anticiperen antidateren '
|
|
'antwoorden apaiseren aparte apegapen apen aperitieven aphrodite aplaneren '
|
|
'apocoperen apparenteren appelhappen appelleren appelplukken applaudiseren '
|
|
'applaudisseren appliqueren apporteren appreciëren appreteren approberen '
|
|
'approvianderen après-skiën aquagymmen aquajoggen aquarellen aquarelleren '
|
|
'aquarobiccen aquarobikken arabiseren arbeiden arbeidsongeschikte arbitreren '
|
|
'arceren archaïseren archeologen archiveren ardoiseren aren argumenteren '
|
|
'argwanen aride aromatiseren arrangeren arren arresteren arriveren arrogeren '
|
|
'arroseren arseen articuleren artist artiste asemen asfalteren asfyxiëren '
|
|
'aspireren assaisoneren assembleren assen asserteren assigneren assimileren '
|
|
'assistent-dirigent assisteren associëren assoneren assorteren assumeren '
|
|
'assureren astarte aswippen atletiekloopbaan atomiseren atriumfibrilleren '
|
|
'atrofiëren attachen attacheren attaqueren attenderen attesteren attraperen '
|
|
'attribueren attribuut auditeren augurken ausculteren authentiseren autodelen '
|
|
'automatiseren autopetten autoracen autorijden autoriseren avaleren avanceren '
|
|
'aviveren avondmalen avondvullende avonturen azen aëreren baad baaivangen '
|
|
'baakzetten baanlopen baanmaken baanrijden baantjerijden baanwielrennen '
|
|
'baarden baarsachtigen baarzen babbelen babysitten bachelorgraad backen '
|
|
'backuppen bacteriedodende badderen badineren badmintonnen baffen '
|
|
'bagatelliseren baggelen baggeren baht bajonetschermen bakenen bakeren '
|
|
'bakerhaaien bakkeleien bakken bakschieten baksen bakzeilhalen balanceren '
|
|
'balansen balderen balen baliën baljoenen balkaniseren balken ballast '
|
|
'ballasten ballen balletdansen ballonvaren balloteren balsemen balslaan '
|
|
'baltsen bamzaaien banaliseren banderen banderolleren bandstoten banen '
|
|
'banjeren bankdrukken banken banketbakken banketteren bankieren bankwerken '
|
|
'bannen bantamgewicht banvloeken baratteren barbecuen barbieren barderen '
|
|
'baren barnen baronesse barreren barricaderen barsten baseballen basen '
|
|
'baseren basketballen basketten bassen bassiste bastaarderen basten '
|
|
'bastonneren baten batikken batonneren batten batteren bauwen bazelen bazen '
|
|
'bazuinen beaarden beademen beamen beangsten beangstigen beantwoorden '
|
|
'bearbeiden beargumenteren beasemen beatificeren bebaarden bebabbelen '
|
|
'bebakenen bebinden bebladerd bebloeden beboeren beboeten bebossen beboteren '
|
|
'bebouwen bebroeden becijferen becommentariëren beconcurreren bedammen '
|
|
'bedampen bedanken bedaren bedauwen bedden bedeesd bedekken bedelen bedelven '
|
|
'bedenken bederven bedevaarten bedienen bedijken bedillen bedingen '
|
|
'bediscussiëren bediscuteren bedisselen bedoelen bedoen bedonderen bedotten '
|
|
'bedplassen bedragen bedreigen bedriegen bedrijfshuishoudkunde bedrijfsruimte '
|
|
'bedrijven bedrinken bedroeven bedrogene bedroppelen bedroppen bedruipen '
|
|
'bedrukken bedruppelen bedruppen beduchten beduiden beduimelen beduvelen '
|
|
'bedwateren bedwelmen bedwingen beeksteenvliegen beeldbepalende beelden '
|
|
'beeldend beeldgieten beeldhouwen beeldsnijden beeldsteken beeldvormen '
|
|
'beendraaien beesten beetgrijpen beethebben beethouden beetkrijgen beetnemen '
|
|
'beetpakken beewegen beffen befietsen befloersen befrommelen begaaien begaan '
|
|
'begapen begeesteren begeleiden begenadigen begeren begeven begieren begieten '
|
|
'begiftigen begillen beginnen beglazen begluren begoochelen begost begosten '
|
|
'begrazen begrenzen begrijpen begrinden begrinten begroeien begroeten '
|
|
'begrommen begroten begruizen begunstigen behagen behakken behalen behameren '
|
|
'behandelen behappen beharen behartigen beheersen beheksen behelpen behelzen '
|
|
'beheren behoeden behoeven behoren behouden behouwen behuwen beiaarden '
|
|
'beieren beijveren beijzelen beitelen beitsen bejagen bejammeren bejegenen '
|
|
'bejubelen bekabelen bekaden bekakken bekalken bekamen bekampen bekappen '
|
|
'bekendmaken bekendstaan bekennen bekeren bekeuren bekijken bekijven bekisten '
|
|
'bekken bekkensnijden bekkentrekken bekladden beklagen beklampen beklappen '
|
|
'beklauteren bekleden beklemmen beklemtonen bekletsen beklijven beklimmen '
|
|
'beklinken beklinkeren beklonteren bekloppen beknabbelen beknagen beknellen '
|
|
'beknibbelen beknijpen beknippen beknorren beknotten bekoelen bekogelen '
|
|
'bekoken bekokstoven bekomen bekommeren bekonkelen bekopen bekoren bekorsten '
|
|
'bekorten bekostigen bekrabbelen bekrabben bekrachtigen bekrammen bekransen '
|
|
'bekrassen bekreunen bekribben bekrijten bekrimpen bekritiseren bekronen '
|
|
'bekruipen bekruisen bekuipen bekvechten bekwamen bekwijlen beladen belagen '
|
|
'belanden belangen belangstellen belasten belasteren belastingrecht '
|
|
'belatafelen belatten belazeren beledigen belegeren beleggen beleiden '
|
|
'belemmeren belenden belenen beleren beletselen beletten beleven beleveren '
|
|
'belezen belgen belichamen belichten beliegen believen belijden belijmen '
|
|
'belijnen belikken bellen bellenblazen beloeren belommeren belonen belonken '
|
|
'belopen beloperen beloven beltmolen beluchten beluiden beluien beluisteren '
|
|
'bemachtigen bemalen bemannen bemantelen bemasten bematten bemeesteren '
|
|
'bemensen bemerken bemesten bemeten bemeubelen bemiddelen bemillimeteren '
|
|
'beminde beminnen bemodderen bemoederen bemoedigen bemoeien bemoeilijken '
|
|
'bemonsteren bemorsen bemuren benaarstigen benadelen benaderen benadrukken '
|
|
'benagelen benamen benauwen bendelen benedijen beneficiëren benemen benen '
|
|
'benevelen bengelen benieuwen benijden benjispringen benne bennen benodigen '
|
|
'benoemen benutten beoefenen beogen beoliën beoordelen beoorlogen bepakken '
|
|
'bepalen bepantseren beparelen bepeinzen bepekken beperken bepikken bepissen '
|
|
'beplaasteren beplakken beplanken beplanten beplassen bepleisteren bepleiten '
|
|
'beploegen beplooien bepoederen bepoeieren bepoetelen bepolderen bepotelen '
|
|
'bepoten beppen bepraten bepreken beproeven beraadslagen beraden beramen '
|
|
'berapen berde berechten beredderen beredeneren beregenen bereiden bereiken '
|
|
'bereizen berekenen beren berennen berenten bergbeklimmen bergen berichten '
|
|
'beridderen berijden berijmen beringen berispen bermen beroemen beroepen '
|
|
'beroepsloopbaan beroepsvaart beroeren beroken berokkenen berouwen beroven '
|
|
'bersen bersten beruiken beruste berusten besanden besausen beschadigen '
|
|
'beschaduwen beschamen beschansen beschaven bescheiden beschenken bescheren '
|
|
'beschermen bescheuren beschieten beschijnen beschijten beschikken '
|
|
'beschilderen beschimmelen beschimpen beschoeien beschouwen beschreeuwen '
|
|
'beschreien beschrevene beschrijden beschrijven beschuimen beschuldigen '
|
|
'beschutten beseffen besjoechelen besjoemelen beslaan beslapen beslechten '
|
|
'beslijken beslissen besluipen besluiten besluitvormen besmeren besmetten '
|
|
'besmeuren besnaren besnedene besneeuwen besnijden besnoeien besnuffelen '
|
|
'besodemieteren besommen besonderen bespannen besparen bespatten bespelen '
|
|
'bespeuren bespieden bespiegelen bespijkeren bespikkelen bespioneren '
|
|
'bespitten bespoedigen bespoelen bespotten bespreken besprengen besprenkelen '
|
|
'bespringen besproeien bespuiten bespuwen bestampen besteden bestedingen '
|
|
'besteken bestelen bestellen bestemmen bestempelen bestendigen besterven '
|
|
'bestickerden bestickeren bestieren bestijgen bestikken bestippelen bestippen '
|
|
'bestoefen bestoelen bestoken bestoppen bestormen bestorten bestraffen '
|
|
'bestralen bestraten bestrijden bestrijken bestrooien bestuderen bestuiven '
|
|
'besturen bestverkopen besuikeren betalen betamen betasten betegelen '
|
|
'betekenen betekenisonderscheiden betelen betelkauwen betengelen beteren '
|
|
'beteugelen beteuterd betichten betijen betimmeren betingelen betitelen '
|
|
'betittelen betoelagen betogen betomen betonen betonnen betonneren '
|
|
'betonstorten betoveren betrachten betraliën betrappen betreden betreffen '
|
|
'betrekken betreuren betrouwen betten betuigen betuinen betuttelen '
|
|
'betwijfelen betwisten beugelen beugen beuken beulen beunen beunhazen '
|
|
'beurelen beuren beursnoteren beurzensnijden beuzelen bevangen bevaren '
|
|
'bevatten bevechten bevederde beveiligen bevelen beven bevestigen '
|
|
'bevindelijk-gereformeerde bevinden bevingeren bevissen bevitten bevlaggen '
|
|
'bevlekken bevleugelen bevliegen bevlijtigen bevloeien bevloeren bevochten '
|
|
'bevochtigen bevoegd bevoelen bevolken bevoogden bevoordelen bevoordeligen '
|
|
'bevoorraden bevoorrechten bevorderen bevrachten bevragen bevredigen '
|
|
'bevreemden bevriezen bevrijden bevroeden bevrouwen bevruchten bevuilen '
|
|
'bewaardgebleven bewaarheiden bewaken bewallen bewalmen bewandelen bewapenen '
|
|
'bewaren bewasemen bewassen bewateren bewegen bewegwijzeren beweiden bewenen '
|
|
'beweren bewerken bewerkstelligen bewesten bewieroken bewijzen bewilligen '
|
|
'bewimpelen bewolken bewonderen bewonen bezaaien bezagen bezakken bezanden '
|
|
'bezatten bezegelen bezegenen bezeiken bezeilen bezembinden bezemen bezen '
|
|
'bezeren bezetten bezeveren bezichtigen bezielen bezien bezigen bezighouden '
|
|
'bezingen bezinken bezinnen bezitten bezoden bezoedelen bezoeken bezolderen '
|
|
'bezoldigen bezomen bezondigen bezorgen bezuiden bezuinigen bezuipen bezuren '
|
|
'bezwadderen bezwalken bezwangeren bezwaren bezwendelen bezweren bezweten '
|
|
'bezwijken bezwijmen beëdigen beëindigden beëindigen beëndigen beërven '
|
|
'beïnkten beïnvloeden biatleet biatlon bibberen bidden biechten biechthoren '
|
|
'bieden biepen bierbrouwen bieten bieteren bietsen biezen big-end bigband '
|
|
'biggelen biggen bij-installeren bijbabbelen bijbellezen bijbenen '
|
|
'bijberekenen bijbestellen bijbetalen bijbeunen bijbinden bijblijven '
|
|
'bijboeken bijboeten bijbouwen bijbrassen bijbrengen bijbrokken bijbuigen '
|
|
'bijdoen bijdokken bijdraaien bijdragen bijdrukken bijeenbehoren bijeenbinden '
|
|
'bijeenblijven bijeenbrengen bijeendoen bijeendrijven bijeengaren '
|
|
'bijeengieten bijeengooien bijeenhalen bijeenhangen bijeenharken bijeenhouden '
|
|
'bijeenjagen bijeenkomen bijeenkruipen bijeenleggen bijeenlopen bijeenpakken '
|
|
'bijeenpersen bijeenplaatsen bijeenrapen bijeenrekenen bijeenroepen '
|
|
'bijeenscharrelen bijeenschrapen bijeensprokkelen bijeensteken bijeentellen '
|
|
'bijeentrekken bijeentrommelen bijeenvegen bijeenvloeien bijeenvoegen '
|
|
'bijeenwerpen bijeenzamelen bijeenzetten bijeenzijn bijeenzitten bijeenzoeken '
|
|
'bijeten bijfatsoeneren bijgaan bijgaand bijgeven bijgieten bijgooien '
|
|
'bijgroeien bijhakken bijhalen bijhangen bijharken bijhebben bijhelpen '
|
|
'bijhoren bijhouden bijinstalleren bijkletsen bijkleuren bijklussen '
|
|
'bijknippen bijkomen bijkopen bijkoppelen bijkrabbelen bijkrijgen bijladen '
|
|
'bijlappen bijleggen bijleren bijleveren bijlezen bijlichten bijliggen '
|
|
'bijlopen bijmaken bijmengen bijmesten bijmetselen bijnaaien bijnemen '
|
|
'bijpassen bijplaatsen bijpleisteren bijplekken bijpompen bijpraten bijpuimen '
|
|
'bijpunten bijregelen bijrekenen bijronden bijschaduwen bijschakelen '
|
|
'bijschaken bijschaven bijschenken bijscherpen bijschieten bijschijnen '
|
|
'bijschikken bijschilderen bijschoffelen bijscholen bijschrapen bijschrijven '
|
|
'bijschuiven bijschuren bijslapen bijslechten bijslepen bijsleuren bijslijpen '
|
|
'bijsloffen bijsluiten bijsmeden bijsmelten bijsmeren bijsnijden bijsnoeien '
|
|
'bijsnuiten bijspelen bijspijkeren bijsponsoren bijspringen bijsprinten '
|
|
'bijspuiten bijstaan bijsteken bijstellen bijstoken bijstoppen bijstorten '
|
|
'bijstoten bijstouwen bijstraten bijstrijken bijstuderen bijsturen bijtanken '
|
|
'bijtekenen bijtellen bijten bijtikken bijtinten bijtippen bijtomen '
|
|
'bijtrainen bijtrappen bijtreden bijtrekken bijtuigen bijvallen bijvegen '
|
|
'bijverdienen bijverven bijverzekeren bijvieren bijvijlen bijvloeien '
|
|
'bijvoeden bijvoederen bijvoegen bijvoeren bijvolgen bijvragen bijvullen '
|
|
'bijwerken bijwerpen bijwijzen bijwinnen bijwitten bijwonen bijzakken '
|
|
'bijzegelen bijzeggen bijzetten bijzitten bikkelen bikken biljarten biljoenen '
|
|
'billen billijken bimbammen binden bingoën binnenbellen binnenbreken '
|
|
'binnenbrengen binnendijken binnendoen binnendraaien binnendragen '
|
|
'binnendrentelen binnendrijven binnendringen binnendrommen binnendruppelen '
|
|
'binnenduiken binnenduwen binnenfietsen binnenfluiten binnengaan '
|
|
'binnengeraken binnenglijden binnenglippen binnengooien binnenhalen '
|
|
'binnenhollen binnenhouden binnenhuppelen binnenkachelen binnenkijken '
|
|
'binnenkomen binnenkoppen binnenkrijgen binnenkruipen binnenkunnen '
|
|
'binnenlaten binnenleiden binnenleveren binnenliepen binnenlokken '
|
|
'binnenloodsen binnenlopen binnennemen binnenpakken binnenpiepen binnenpompen '
|
|
'binnenpraten binnenraken binnenregenen binnenrennen binnenrijden '
|
|
'binnenrijven binnenroepen binnenrollen binnenrukken binnenschieten '
|
|
'binnenschrijden binnenschuifelen binnenschuiven binnensijpelen binnenslaan '
|
|
'binnensleeën binnenslepen binnensluipen binnensluizen binnensmokkelen '
|
|
'binnenspelen binnenspringen binnensprinten binnenstaan binnenstappen '
|
|
'binnensteken binnenstomen binnenstormden binnenstormen binnenstromen '
|
|
'binnenstrompelen binnenstuiken binnenstuiven binnensturen binnensukkelen '
|
|
'binnensurfen binnentikken binnentrappen binnentreden binnentrekken '
|
|
'binnenvallen binnenvaren binnenvliegen binnenvoeren binnenvragen '
|
|
'binnenwaaien binnenwandelen binnenwippen binnenzeilen binnenzetten '
|
|
'binnenzuigen binnenzwalpen binnenzwemmen binnenzweven biologeren bisdommen '
|
|
'bissen bisseren bitsen bitten bitteren bitumineren bivakkeren blaaskaken '
|
|
'blackjacken bladderen bladen bladeren bladlopen bladranden bladrozet '
|
|
'bladverliezend bladverliezende bladvlekkenziekte blaffen blaken blakeren '
|
|
'blameren blancheren blanketten blaren blasfemeren blaten blauw-zwart '
|
|
'blauwbekken blauwen blauwkoken blauwverven blauwzwart blazen bleeft bleiten '
|
|
'blekken blessen blesseren bleten blieken bliepen blieven blijken blijven '
|
|
'blikken blikkeren blikogen bliksemen bliktanden blinddoeken blinden '
|
|
'blinderen blindlopen blindschaken blindslaan blindstaren blindvaren '
|
|
'blindvliegen blinken blocken bloedbraken bloeddrukverlagende bloeden '
|
|
'bloedlozen bloedplassen bloedspuwen bloedstollende bloedvergieten '
|
|
'bloedwateren bloedzuigen bloeien bloemdekbladen bloemen bloemenmaken '
|
|
'bloemenschikken bloemschikken bloemschilderen bloesemen bloezen blokken '
|
|
'blokker blokkeren blokletteren blokrijden blokzeilen blonderen blootgeven '
|
|
'blootleggen blootliggen blootstaan blootstellen bloottrekken blootwoelen '
|
|
'bloten blotten blouwen blowen blozen blubberen bluffen blufpokeren blukken '
|
|
'blunderen blussen blutsen blèren blèten boarden bobbelen bobben bobberen '
|
|
'bobijnen bobsleeën bochelcicaden bodembewonen bodemen bodemjachtspinnen '
|
|
'bodemzakspinnen boedelen boefen boegseren boegsprietlopen boeien boekbinden '
|
|
'boekdrukken boeken boekenschrijven boekhouden boekstaven boelen boeleren '
|
|
'boemelen boenen boeren boerten boeten boetseren boezemen boezemfibrilleren '
|
|
'boffen boiseren bokjespringen bokjestaan bokken boksen bokspringen bokstaan '
|
|
"boktorren bolderen bollejagen bollen bolronde bolsteren bolwerken bom'en "
|
|
'bombarderen bomberen bomen bommelen bommen bonificeren bonjouren bonken '
|
|
'bonzen boobytrappen boodschappen booglassen boogschieten boombewonen '
|
|
'boomklimmen boomsnoeien boorden boordroeien boosten bootsen bordeauxrood '
|
|
'borden borduren borduursel boren borneren borrelen borstelen borstelmotten '
|
|
'borstelsteenvliegen borstzwemmen bosbewonen boshoen bosmuizen bosseleren '
|
|
'bossen bostonnen bostonneren bosvormen botaniseren boten boteren boterwegen '
|
|
'botkloppen botprikken botsen botsteken bottarga bottelen botten botvieren '
|
|
'bouderen bougeren bougisseren bouquet bouten bouwen bovenblijven '
|
|
'bovenbrengen bovendelen bovendrijven boveneinde bovengemiddelde '
|
|
'bovengistende bovenhalen bovenhouden bovenkaaksbeen bovenkomen bovenkopen '
|
|
'bovenkrijgen bovenlaten bovenleggen bovenliggen bovenspartelen bovenspitten '
|
|
'bowlen boxermotoren boycotten bozen braaien brabbelen brachii braden '
|
|
'brainstormen brainwashen brallen bramen branden brandmerken brandschatten '
|
|
'brandschilderen brandstichten brandstofverbruik brandweerpakken brandwerend '
|
|
'brandwerende braniën braseren brassen braveren bravouren breedgapen breeuwen '
|
|
'breidelen breiden breien breken brengen breuken brevetteren brevieren '
|
|
'bricoleren bridgen briefen briefscheuren briefwisselen briesen brieven '
|
|
'brijhappen brijnen brijzelen briljanteren brillen britsen brocheren '
|
|
'broddelen brodden broebelen broeden broedgelegenheid broedparen broeien '
|
|
'brokkelen brokken bromide brommen bronsgieten bronswespen bronzen bronzeren '
|
|
'broodbakken broodheren broodroven broodschilderen broodsnijden brootsen '
|
|
'brossen brouilleren brouwen bruien bruinen bruineren bruinzwart bruisen '
|
|
'brullen brunchen bruneren brushen brutaliseren bruteren bruuskeren bubbelen '
|
|
'budgetteren buffelen bufferen buideldieren buien buigen buikdansen buiken '
|
|
'buikschild buikspreken builen buismuggen buitelen buiten buitenbonjouren '
|
|
'buitendijken buitendragen buitendrijven buitenduwen buitenfietsen '
|
|
'buitenfluiten buitengaan buitenglijden buitengooien buitenhouden '
|
|
'buitenkijken buitenkomen buitenkruipen buitenkuisen buitenlaten buitenliggen '
|
|
'buitenliggende buitenlokken buitenlopen buitenomgaan buitenomspoelen '
|
|
'buitenrijden buitenroepen buitenschoppen buitenschrijden buitenschuiven '
|
|
'buitensjotten buitenslaan buitensleeën buitensluipen buitensluiten '
|
|
'buitensluizen buitensmijten buitensmokkelen buitenstaan buitenstappen '
|
|
'buitensteken buitenstomen buitenstormen buitenstromen buitenstrompelen '
|
|
'buitensukkelen buitensurfen buitentrappen buitenvaren buitenvliegen '
|
|
'buitenwerken buitenwerpen buitenzeilen buitenzetten buitenzweven '
|
|
'buitenzwieren buitmaken buizen bukken bulderen bulken bullshitten bulten '
|
|
'bumperrijden bundelen bungeejumpen bungeespringen bungelen bunkeren '
|
|
'bureaucratiseren buren burgemeestersambt burgeren burlen busselen bussen '
|
|
'buten butsen buurten bytecode bèta-onverzadigde cachetteren cadanceren '
|
|
'caféchaussen calciet calcineren calculeren callen calleren calqueren '
|
|
'camoufleren canard cancelen candidate canneleren canoniseren cantate '
|
|
'canvassen capitonneren capituleren capteren caramboleren carboniseren '
|
|
'carbureren carcinogeen carnavallen carpoolen cashen casseren casten '
|
|
'castigeren castreren catalogeren catalogiseren catchen catechiseren '
|
|
"categoriseren cateren cc'en cc-en cd'en cd-branden cederen celebreren cell "
|
|
'celspinnen cementen cementeren censeren censureren centeren centrale '
|
|
'centraliseren centreren centrifugeren certificeren certifiëren '
|
|
'chain-cum-belen chambreren changeren chanteren chaperonneren chargeren '
|
|
'charmeren charren charteren chassen chatten chaufferen chauffeuren cheaten '
|
|
'checken chef-staf chicaneren chinezen chippen chiptunen chloren chloreren '
|
|
'chloride chloroformeren chloroformiseren choken choqueren choreograferen '
|
|
'chromeren chronometreren cijferen cilinderinhoud circuleren cirkelen '
|
|
'ciseleren citeren civiliseren clade claimen classe classificeren clausuleren '
|
|
'claxonneren clicheren clublegende clusteren co-counselen co-produceren '
|
|
'coachen coaguleren coaten coderen codificeren cohabiteren coifferen '
|
|
'cokesnuiven colamerk collaberen collaboreren collationeren collecteren '
|
|
'collectioneren collectiviseren collideren collimeren colloceren colloqueren '
|
|
'colporteren combinen combineren comitaat commanderen commentariëren '
|
|
'commenteren commercialiseren committeren communiceren communiekleren '
|
|
'commuteren compareren compartimenteren compenseren competeren '
|
|
'competitiedebuut compileren complementeren completeren compliceren '
|
|
'complimenteren complotteren componeren componiste composteren compressen '
|
|
'compressoren comprimeren compromitteren computeren computeriseren comte '
|
|
'concelebreren concentreren concertante concerteren concertpianist '
|
|
'concertpianiste conciliëren concipiëren concluderen concorderen '
|
|
'concretiseren concrète concubinaat concurreren condensatoren condenseren '
|
|
'conditioneren condoleren confectioneren confedereren conferencen confereren '
|
|
'configureren confirmeren confisqueren confituurbokalen conflicteren '
|
|
'conformeren confronteren conglomereren conglutineren congresseren congrueren '
|
|
'conjugeren connecteren consacreren consecreren consenteren conserveren '
|
|
'considereren consigneren consolideren conspireren constateren constiperen '
|
|
'constitueren construeren consulteren consumeren consummeren contacteren '
|
|
'contamineren contenteren contesteren contextualiseren contingenteren '
|
|
'continueren contracteren contraheren contramineren contrariëren '
|
|
'contrasigneren contrasteren contraveniëren contribueren controleren '
|
|
'conveniëren convergent convergente convergeren converseren converteren '
|
|
'convoceren copiëren coproduceren copuleren coronoïde correctionaliseren '
|
|
'correleren correspondentieschaken corresponderen corrigeren corroderen '
|
|
"corrumperen corveeën couldn't counselen counteren countrydansen couperen "
|
|
'couturier coveren coëfficiënten coëxisteren coïncideren coïteren coöpereren '
|
|
'coöpteren coördineren cracken crashen crawlen crawlzwemmen crediteren '
|
|
'cremeren creneleren creosoteren creperen creveren creëren cricketen '
|
|
'criminaliseren croonen crossen crossrijden crowd cruisen crunchen culmineren '
|
|
'culpabiliseren cultiveren cumuleren cureren curetteren cursiveren cutten '
|
|
"cutteren cyanide cyclostyleren d'agoult d'albert d'alembert d'art d'arte "
|
|
"d'aspremont-lynden d'aspromonte d'assenede d'aubencourt d'eeckhoutte "
|
|
"d'eenhonderd d'erp d'este d'exaerde d'gen d'hoffschmidt d'hont d'hooghvorst "
|
|
"d'huart d'huysse d'izoard d'oeste d'oultremont d'rheen d'rna d'ruitlichten "
|
|
"d'urgell d'état d'étude daarlaten daarstellen daar\xadnaast dabben "
|
|
'dactyloscoperen dagdieven dagdromen dagen daggeren dagtekenen dagtocht '
|
|
'daguerreotyperen dagvaarden dagzomen dakdekken dalen dalven damasceren '
|
|
'damast damegambiet damesbobben damesondergoed damhert dammen dampen danken '
|
|
'dankgebed dankzeggen dansen danslessen darkride darmbeen darren dartelen '
|
|
'darten dartsen dassen daten dateren dauwen dauwslaan dauwtrappen daveren '
|
|
'dazen de deactiveren dealen deballoteren debarkeren debateren debatteren '
|
|
'debben debiliseren debiteren deblokkeren debrailleren debrayeren '
|
|
'debureaucratiseren debutante debuteren debuutseizoen decadedagen decalqueren '
|
|
'decanteren decarboxyleren decensureren decentraliseren dechargeren decideren '
|
|
'decimeren declameren declareren declasseren declineren decoderen '
|
|
'deconfessionaliseren decoreren decouperen decreteren decriminaliseren '
|
|
'decrypteren dedramatiseren deduceren deejayen deelnemen deemsteren deep '
|
|
'default defibrilleren defigureren defileren definiëren deflecteren '
|
|
'defloreren deformeren defragmenteren degenereren degouteren degraderen '
|
|
'degusteren dehydrateren dehydreren deilden deinen deinzen deizen dejeuneren '
|
|
'dekken dekwassen dekzand delegeren delen deleten delgen delibereren dell '
|
|
"dell'arte delokaliseren deltavliegen delven demagnetiseren demareren "
|
|
'demarqueren demarreren demaskeren dematerialiseren dementeren dementerenden '
|
|
'demilitariseren demineraliseren demobiliseren democratiseren demoniseren '
|
|
'demonstreren demonteren demoraliseren demotiveren dempen denationaliseren '
|
|
'denaturaliseren denatureren denderen denigreren denk- denke denken '
|
|
'denonceren denucleariseren denuderen denunciëren deodoriseren depaneren '
|
|
'depanneren depenaliseren dependeren depolariseren depolitiseren deponeren '
|
|
'deporteren depouilleren deppen depreciëren deprimeren deprivatiseren '
|
|
'depriveren deprogrammeren deprotoneren deputeren derailleren derangeren '
|
|
'derde dereguleren deren derogeren dertienhonderd derven desacraliseren '
|
|
'desapproberen desavoueren desemen desensibiliseren deserteren desespereren '
|
|
'designeren desillusioneren desinfecteren desintegreren desisteren '
|
|
'desolidariseren desorganiseren desoriënteren dessineren destabiliseren '
|
|
'destaliniseren destilleren destineren detacheren detailleren detecteren '
|
|
'detectoren determineren detineren detoneren deugen deuken deunen deuviken '
|
|
'devalueren devesteren deviëren devolgen deïnstalleren diaboliseren '
|
|
'diagnosticeren dialogeren dialogiseren dialyseren diamantkloven '
|
|
'diamantslijpen diamantzetten dichtbakeren dichtbebossen dichtbebouwde '
|
|
'dichtbijten dichtbinden dichtbouwen dichtbranden dichtdoen dichtdraaien '
|
|
'dichtdrukken dichtduwen dichten dichtgaan dichtgieten dichtgooien '
|
|
'dichtgroeien dichthalen dichthouden dichtkalken dichtklappen dichtklemmen '
|
|
'dichtknallen dichtknellen dichtknijpen dichtknippen dichtknopen dichtkrampen '
|
|
'dichtkuipen dichtlakken dichtlappen dichtlassen dichtleggen dichtlijmen '
|
|
'dichtlopen dichtmaken dichtmazen dichtmetselen dichtnaaien dichtnieten '
|
|
'dichtnijpen dichtpakken dichtpersen dichtplakken dichtplooien dichtreven '
|
|
'dichtritsen dichtrollen dichtschroeien dichtschroeven dichtschuiven '
|
|
'dichtslaan dichtslempen dichtslibben dichtsluiten dichtsmelten dichtsmijten '
|
|
'dichtsneeuwen dichtsnoeren dichtsolderen dichtspijkeren dichtspringen '
|
|
'dichtstoppen dichtstrijken dichttimmeren dichttrekken dichtvallen '
|
|
'dichtvouwen dichtvriezen dichtwerpen dichtzetten dichtzitten dicteren dienen '
|
|
'dienstdoen dienstweigeren diepdoen diepen diepgaan diepgravende dieppersen '
|
|
'dieptepeilen dieptrekken diepvriezen diepzeeduiken dierkunde dierven '
|
|
'dieselen dieseltreinstellen dieven diffameren differentiaalmeetkunde '
|
|
'differentiëren diffunderen diftongeren digereren diggelen digitaliseren '
|
|
'digivolven digte dijen dijken dikdrukken dikke dikken dikkopmotten dilateren '
|
|
'dimensioneren dimeriseren dimmen dineren dingen dingesen dinobreindenken '
|
|
'diplomeren diploïde dipoolmoment dippen dirigeren dirken disciplineren '
|
|
'discobowlen disconteren discoskaten discoën discrediteren discrimineren '
|
|
'disculperen discussiëren discuswerpen discuteren disfunctioneren '
|
|
'disharmoniëren diskrediteren diskwalificeren disloqueren dispenseren '
|
|
'displayen disponeren disputeren disselen dissen dissidente dissiperen '
|
|
'dissociëren dissoneren distantiëren distilleren distingeren distribueren '
|
|
'divergeren diversificeren diversifiëren diverteren dividendstrippen '
|
|
'divideren diëten dobbelen dobberen doceren doctoraalexamen doctoreren '
|
|
'documenteren doddelen doden dodijnen doedelen doeken doelen doelgericht '
|
|
'doelpunten doemdenken doemelen doemen doempen doen doezelen doffelen doffen '
|
|
'dogmatiseren dokken dokkeren dokteren doktersrecept doldraaien dolen doleren '
|
|
'dollen domen domesticeren domiciliëren domineren dominion dominomotten '
|
|
'dominoën dommelen dompelen dompen donderen donderjagen donderstenen '
|
|
'donderstralen doneren donkeren donkergekleurd donkergekleurde donkergroen '
|
|
'doodbijten doodblijven doodbliksemen doodbloeden doodblussen doodbranden '
|
|
'doodcijferen dooddelen dooddoen dooddrinken dooddrukken doodduwen '
|
|
'doodergeren doodeten doodfluiten doodfolteren doodgaan doodgooien '
|
|
'doodhongeren doodjagen doodjakkeren doodkloppen doodknallen doodkniezen '
|
|
'doodknijpen doodknuffelen doodknuppelen doodkrabben doodkraken doodlachen '
|
|
'doodleggen doodliggen doodlopen doodmaken doodmalen doodmartelen doodniezen '
|
|
'doodnijpen doodpraten doodprijzen doodranselen doodredeneren doodrijden '
|
|
'doodroeien doodsbenauwd doodschamen doodschieten doodschilderen doodschoppen '
|
|
'doodschransen doodschrikken doodslaan doodsmakken doodsmijten doodsnoeien '
|
|
'doodspelen doodspuiten doodstampen doodstaren doodsteken doodtrappen '
|
|
'doodvallen doodvechten doodverklaren doodverven doodverwennen doodvissen '
|
|
'doodvliegen doodvreten doodvriezen doodwaaien doodwerken doodwringen '
|
|
'doodzeilen doodzitten doodzuipen doodzweten doodzwijgen dooien doopsgezind '
|
|
'doopsgezinde doorademen dooraderen doorbabbelen doorbarsten doorbellen '
|
|
'doorbenen doorberekenen doorbersten doorbesteden doorbetalen doorbeuken '
|
|
'doorbeuzelen doorbidden doorbijten doorbladeren doorblazen doorblinken '
|
|
'doorbloeden doorbloeien doorblokken doorboeksen doorbollen doorbomen '
|
|
'doorborduren doorboren doorbouwen doorbranden doorbrassen doorbreken '
|
|
'doorbrengen doorbriefen doorbrieven doorbuigen doorcomponeren doordansen '
|
|
'doordekken doordelegeren doordelen doordenken doordienen doordoen doordouwen '
|
|
'doordraaien doordragen doordrammen doordraven doordreggen doordrenken '
|
|
'doordreunen doordrijven doordringen doordrinken doordromen doordruipen '
|
|
'doordrukken doorduren doorduwen doorebben dooreengaan dooreengooien '
|
|
'dooreengroeien dooreenhaspelen dooreenjagen dooreenkneden dooreenknoeien '
|
|
'dooreenkoken dooreenlopen dooreenmengen dooreenroeren dooreenschudden '
|
|
'dooreenschuiven dooreenslaan dooreensmelten dooreensmijten dooreenstrooien '
|
|
'dooreenvaren dooreenvlechten dooreenvliegen dooreenvloeien dooreenwarren '
|
|
'dooreenwerken dooreenwerpen dooreenwoelen dooremmeren dooreten doorexerceren '
|
|
'doorfaxen doorfeesten doorfietsen doorfilosoferen doorfilteren doorfokken '
|
|
'doorfourneren doorgaan doorgeleiden doorgelinkt doorgeven doorgieren '
|
|
'doorgieten doorglijden doorglimmen doorglinsteren doorglippen doorgloeien '
|
|
'doorgooien doorgraven doorgroeien doorgroeven doorgronden doorhakken '
|
|
'doorhalen doorhangen doorhebben doorhelpen doorhollen doorhooien doorhouden '
|
|
'doorhouwen doorhuppelen doorijlen doorijzen doorjagen doorjakkeren '
|
|
'doorjassen doorkaaien doorkabbelen doorkabelen doorkallen doorkankeren '
|
|
'doorkappen doorkarren doorkassen doorkauwen doorkerven doorkiezen doorkijken '
|
|
'doorkladden doorkletsen doorklieven doorklikken doorklinken doorklodderen '
|
|
'doorkloppen doorklutsen doorknabbelen doorknagen doorknauwen doorkneden '
|
|
'doorknijpen doorknikken doorknippen doorkoken doorkomen doorkoppen '
|
|
'doorkrabbelen doorkrabben doorkrassen doorkrijgen doorkruiden doorkruipen '
|
|
'doorkruisen doorkuieren doorkwellen doorladen doorlappen doorlassen '
|
|
'doorlaten doorleggen doorlekken doorleren doorleven doorleveren doorlezen '
|
|
'doorlichten doorliggen doorloodsen doorlooien doorlopen doorluchten '
|
|
'doorlullen doormaaien doormaffen doormailen doormaken doormalen '
|
|
'doormarcheren doormengen doormeten doormodderen doornaaien doornagelen '
|
|
'doornemen doorneuzen doornijpen doornsprinkhanen doornummeren '
|
|
'doorontwikkelde doorontwikkelen doorontzanden doorpakken doorpassageren '
|
|
'doorpassen doorpeinzen doorpennen doorpersen doorpeuteren doorpeuzelen '
|
|
'doorpiepen doorpikken doorploegen doorploeteren doorpluizen doorpraat '
|
|
'doorpraten doorpriemen doorprikken doorprocederen doorpsychologiseren '
|
|
'doorrammelen doorrammen doorratelen doorrazen doorredeneren doorregen '
|
|
'doorregenen doorregeren doorreizen doorrekenen doorrennen doorrijden '
|
|
'doorrijgen doorrijpen doorroeien doorroeren doorroesten doorroken doorrollen '
|
|
'doorrommelen doorrotten doorruisen doorrukken doorschaatsen doorschakelen '
|
|
'doorschaken doorschemeren doorschepen doorscheuren doorschieten doorschijnen '
|
|
'doorschokken doorschoppen doorschouwen doorschrappen doorschrijven '
|
|
'doorschudden doorschuiven doorschulpen doorschuren doorschutten doorseinen '
|
|
'doorsiepelen doorsieperen doorsijpelen doorslaan doorslaggeven doorslapen '
|
|
'doorslenteren doorslepen doorslijpen doorslijten doorslikken doorslingeren '
|
|
'doorslippen doorslokken doorsluipen doorsluizen doorsmaken doorsmelten '
|
|
'doorsmeren doorsmeulen doorsmokkelen doorsneed doorsneeuwen doorsnellen '
|
|
'doorsnijden doorsnotteren doorsnuffelen doorsolliciteren doorsparen '
|
|
'doorspartelen doorspekken doorspelen doorspeuren doorspijkerd doorspitten '
|
|
'doorsplijten doorspoelen doorsporen doorspreken doorspringen doorspuien '
|
|
'doorspuiten doorstaan doorstappen doorstarten doorsteken doorstevenen '
|
|
'doorstikken doorstomen doorstorten doorstoten doorstoven doorstralen '
|
|
'doorstrepen doorstrijden doorstrijken doorstromen doorstrompelen '
|
|
'doorstuderen doorstuiven doorsturen doorsudderen doorsukkelen doortanken '
|
|
'doortasten doortekenen doortellen doortikken doortimmeren doortintelen '
|
|
'doortobben doortochten doortornen doortranen doortrappen doortreinen '
|
|
'doortrekken doortrillen doorvallen doorvaren doorvechten doorvegen '
|
|
'doorverbinden doorverdienen doorverhuren doorverkopen doorvertalen '
|
|
'doorvertellen doorverwijzen doorveteren doorvlakken doorvlammen doorvlechten '
|
|
'doorvliegen doorvlijmen doorvloeien doorvoelen doorvoeren doorvorsen '
|
|
'doorvouwen doorvragen doorvreten doorvriezen doorvuren doorwaaien doorwaden '
|
|
'doorwaken doorwandelen doorwarmen doorwasemen doorwassen doorwateren '
|
|
'doorwegen doorweken doorwenen doorwerken doorweven doorwinteren doorwoekeren '
|
|
'doorwoelen doorwonden doorworstelen doorwrijven doorwringen doorwroeten '
|
|
'doorwurmen doorzagen doorzakken doorzeilen doorzenden doorzetten doorzeuren '
|
|
'doorzeven doorzieken doorzien doorziften doorzijgen doorzijpelen doorzingen '
|
|
'doorzinken doorzitten doorzoeken doorzuipen doorzwelgen doorzwemmen '
|
|
'doorzweren doorzwerven doorzweten doorzweven doorzwiepen doorzwieren '
|
|
'doorzwikken doorzwoegen dooën dopen doppen dora-afstuderen dorpsgezicht '
|
|
'dorpswapen dorren dorsen dorsten doseren dossen doteren dotteren doubleren '
|
|
'douchen douwen doven downloaden draadsnijden draadtrekken draadwormslangen '
|
|
'draagraket draagvermogen draaien draaistellen draaksteken draden dragen '
|
|
'draggen draineren dralen dramatiseren dramaën drammen draperen drasland '
|
|
'draven dreggen dreigen dreinen drempeldiepte drenken drentelen drenzen '
|
|
'dressen dresseren dretsen dreunen dreutelen drevelen dribbelen driebanden '
|
|
'driegen driekwartsmaat driften drijven drillen dringen drinken droedelen '
|
|
'drogen drogeren dromen drommen droogbakken droogdeppen droogetsen '
|
|
'drooghouden droogkuisen droogleggen drooglopen droogmaken droogmalen '
|
|
'droogneuken droogpersen droogpoetsen droogpruimen droogreinigen droogscheren '
|
|
'droogschuren droogskiën droogslijpen droogspinnen droogstaan droogstappen '
|
|
'droogstoken droogvallen droogvliegen droogwrijven droogzetten droogzwemmen '
|
|
'droogzwieren droomrijden droppelen droppen drossaard drossen drozen druilen '
|
|
'druiloren druipen druipstaarten druisen druivenlezen druiventreden drukken '
|
|
"drullen drummen druppelen druppen dtp'en duatlete dubbelen dubbelgelede "
|
|
'dubbelklappen dubbelnummeren dubbelplooien dubbelprijzen dubbelprinten '
|
|
'dubbelslaan dubbelveren dubbelvouwen dubbelzien dubben dubioën duchten '
|
|
'duelleren duffelen duiden duikelen duiken duimen duimendraaien duimzuigen '
|
|
'duisteren duivelen duizelen duizenden dulden dumpen dunken dunnen dunslijten '
|
|
'duperen dupliceren duren durven dutten duvelen duveljagen duwen dwalen '
|
|
'dwangvoeden dwarrelen dwarsbomen dwarsdrijven dwarsen dwarsliggen '
|
|
'dwarszitten dweilen dwepen dwerggaasvliegen dwergmineermotten '
|
|
'dwergspektorren dwergwerpen dwingen dynamiteren démocrate e-mailen '
|
|
'ebaucheren ebben ecarteren echelonneren echoën echtbreken echten eclipseren '
|
|
'economiseren eczemen edde edelhert editen eekschillen eenendertigen '
|
|
'eenentwintigen eenmaken eenrichtingsdoceren eens eenvijven eerbiedigen '
|
|
'eerstbekende eerste-orde eerstgenoemde eesten effectueren effenen egaliseren '
|
|
'eggen egotrippen eiereneten eierleggen eierlevendbarend eiertikken eigenen '
|
|
'eikschillen eilandhoppen einden eindigen eindigheid eirond eisen ejaculeren '
|
|
'elastieken elastiekspringen elektrificeren elektriseren elektrocuteren '
|
|
'elektrolyseren elektrolyt elektronenstuwen elektronenzuigen elideren '
|
|
'elimineren emailleren emanciperen emaneren emballeren embarkeren embêteren '
|
|
'emenderen emigreren emitteren emmen emmeren emotioneren empoweren emuleren '
|
|
'emulgeren emulsiereinigen encadreren encanailleren encoderen enden '
|
|
'endosseren enerveren engageren enkelgelede enquêteren enregistreren '
|
|
'ensceneren ensemblewaarde ensemblewaarden entameren enten enteren '
|
|
'entertainen enthousiasmeren entomoloog entraineren enveloppen epateren '
|
|
'epileren equiperen eraankomen erachten erbarmen erekoord erelid eren '
|
|
'ereteken ereveld ergeren eringooien erkennen erlangen eroderen eropvolgende '
|
|
'erotiseren eruitkoppen eruitlichten eruitzetten eruitzien ervaren erven '
|
|
'ervoor escaleren escamoteren escorteren essaaieren essayeren estafetteploeg '
|
|
'etablisseren etaleren eten etiketteren etsen ette etten etteren '
|
|
'etymologiseren europeaniseren euten euthanaseren eutroof evacueren evalueren '
|
|
'evangeliseren evaporeren evenaren evenen eventueel evenzogoed evoceren '
|
|
'evolueren evoqueren ewwen exagereren exalteren examenvragen examineren '
|
|
'excelleren excerperen exciteren exclameren excommuniceren excommuniëren '
|
|
'excuseren executeren exerceren exhaleren exhiberen existeren exorciseren '
|
|
'expanderen expatriëren expediëren experimenteren expireren expliceren '
|
|
'expliciteren expliqueren exploderen exploiteren exploreren exponeren '
|
|
'exporteren exposeren extensiveren extirperen extraheren extrapoleren ezelen '
|
|
'fabelen fabricaat fabriceren fabrieken fabrikeren fabuleren faceliften '
|
|
'faciliteren factureren faden failleren faken fakkelen falen falsificeren '
|
|
'falsifiëren familiariseren fanfareorkest fantaseren farceren fascineren '
|
|
'faseren fatsoeneren favoriseren faxen fazantachtigen feat fecit '
|
|
'federaliseren federeren feesten feestvieren feilen felen felgekleurd '
|
|
'feliciteren fellow felrood felsen femelen feppen fermenteren festonneren '
|
|
'feuilleteren fezelen fiatteren fibrilleren ficheren fide fiedelen fielden '
|
|
'fierljeppen fietsen fietsenrennen fietsrijden figgelen figulieren figureren '
|
|
'figuurrijden figuurzagen figuurzwemmen fijfelen fijnbijten fijnhakken '
|
|
'fijnkappen fijnkauwen fijnknijpen fijnmaken fijnmalen fijnscherven fijnslaan '
|
|
'fijnsnijden fijnspinnen fijnstampen fijnstompen fijnstoten fijntrappen '
|
|
'fijnwrijven fikfakken fikken fiksen fileparkeren fileren filerijden '
|
|
'filharmoniske filmcomponist filmen filmmaken filmproducente filmwerk '
|
|
'filosoferen filteren filtreren finaleronde finaliseren financieren '
|
|
'financiëren fineren fingeren finishen fitnessen fitten fixen fixeren '
|
|
'flabberen fladderen flagelleren flakkeren flamberen flaneren flankeren '
|
|
'flansen flappen flapperen flashen flateren flatteren flauwekullen flauwen '
|
|
'flauwvallen flecteren flemen flensen flenzen fleppen fleren flessen fleuren '
|
|
'flexibiliseren flexwerken flierefluiten flikflooien flikken flikkeren '
|
|
'flippen flipperen flipperkasten flirten flitsen flocculeren flodderen '
|
|
'floepen flonkeren floppen floreren floret flossen floteren flotteren '
|
|
'fluctueren fluimen fluisteren fluiten fluitist flunken fluoreren '
|
|
'fluoresceren fluoride fluorideren fluïdiseren flyeren fnuiken focaliseren '
|
|
'focussen focusseren foefelen foeliën foerageren foerieren foetelen foeteren '
|
|
'foezelen fokken fold folen foliën foliëren follikelstimuleren folteren '
|
|
'fomenteren fompen fonderen fonduen fonkelen fonteinkruid foppen forceren '
|
|
'forces-akkoord forenzen formaliseren formateren formatiekraken '
|
|
'formatievliegen formatteren formeren formuleren forsgebouwd forte '
|
|
'fortificeren forwarden fosforesceren fosforyleren fossielhoudende '
|
|
'fossiliseren fotograferen fotokopiëren fotozetten fouilleren fourneren '
|
|
'foutparkeren foxtrotten fractioneren fragmentariseren fragmenteren frankeren '
|
|
'fransen frapperen fraseren fraterniseren frauderen frazelen freaken '
|
|
'freelancen freestylen freestyleskiën freewheelen frequenteren '
|
|
'frescoschilderen fretten frezen frictioneren friemelen frijnen frisbeeën '
|
|
'friseren frissen frituren froisseren frommelen fronderen fronselen fronsen '
|
|
'frotten frotteren fructifiëren fruiten frullen frummelen frunniken '
|
|
"frustreren frutselen frutte frutten fröbelen ftp'en fuifroeien fuiken fuiven "
|
|
'fulmineren fumigeren functioneren funderen fungeren fuseren fusilleren '
|
|
'fusioneren futselen fysioloog fêteren föhnen gaaibollen gaaischieten gaan '
|
|
'gaarstoken gaasvliegen gabberen gadeslaan gaffelen gaggelen gakken gakkeren '
|
|
'galbraken galgenveld gallen galmen galonneren galopperen galvaniseren '
|
|
'gambiet gamen gametofyt gank ganneven gansknuppelen gansrijden ganssabelen '
|
|
'gansslaan ganstrekken ganzenborden gapen gappen garanderen garen gareren '
|
|
'garneren garnieren garven gaslaan gassen gasten gasteren gasveld gaten '
|
|
'gatlikken gaufreren gazen geaccidenteerd geaccidenteerde gearabiseerde '
|
|
'gearmd gebaren gebeteren gebeuren gebieden geblondeerde gebochelde '
|
|
'geboortegewicht gebraggen gebromeerde gebruggen gebruiken gebruikmaken '
|
|
'gebruikmakend gebuurt gecarteleerde gecomplementeerd gecontraïndiceerd '
|
|
'gedachtelezen gedansen gedenazificeerde gedenken gedeutereerde gedijen '
|
|
'gedingen gediversifieerde gedogen gedraft geel-rode geel-zwart geeletsen '
|
|
'geelgekleurde geelgerande geelgieten geelwitte geesten geestverruimende '
|
|
'geeuwen gefaalde gefictionaliseerde gefosforyleerde gegen geheel '
|
|
'geheimhouden gehengen geherintroduceerd geheugenschaken gehistorieerde '
|
|
'gehoornde gehoorzamen gehumeurd gehydrolyseerd geien geilen geinen '
|
|
'geintroduceerd gekamerde gekanteelde gekaramelliseerde gekerfde gekken gekko '
|
|
'gekraagde gekroesde gekscheren gekunstelde gekwantiseerde gekwetste gelagerd '
|
|
'gelagerde gelasten gelden geldschieten geldsnoeien geleased geleasede '
|
|
'geleiden geleidingsvermogen gelen geleren gelicenseerde gelicentieerd '
|
|
'gelieven gelift gelijkberechten gelijkberechtigd gelijkblijven gelijkbreien '
|
|
'gelijken gelijkgaan gelijkgezinde gelijkkloppen gelijkknippen gelijkkomen '
|
|
'gelijkleggen gelijkliggen gelijklopen gelijkluidend gelijkluidende '
|
|
'gelijkmaakt gelijkmaken gelijknamige gelijkopgaan gelijkrichten gelijkrijden '
|
|
'gelijkrollen gelijkschakelen gelijkscharen gelijkschaven gelijkscheren '
|
|
'gelijkslaan gelijkslijpen gelijksnijden gelijkspelen gelijkstaan '
|
|
'gelijkstampen gelijksteken gelijkstellen gelijkstemmen gelijkstoten '
|
|
'gelijkstroom gelijktrekken gelijkvaren gelijkverdelen gelijkvijlen '
|
|
'gelijkwerken gelijkzetten gelijkzweven geloven geluiddicht geluidsdicht '
|
|
'gelukken gelukwensen gemeentearchitect gemeentecode gemeentewapen '
|
|
'gemidgetgolven genaald genaemen genaken genamen generaliseren generen '
|
|
'genereren generfd generlei geneste genieten genoegen genoemden genogrammen '
|
|
'genotteren genrestukken gentknuppelen gentrijden gentsabelen gentslaan '
|
|
'geofyt geoogde geoord geoorde geoorloofde geparametriseerd geparametriseerde '
|
|
'gepermanente gepersonaliseerde gepivoteerde geplaatste gepneumatiseerd '
|
|
'gepneumatiseerde gepolymeriseerd geport gepotdekselde gepouled gepromulgeerd '
|
|
'geprononceerd geprononceerde geprotoneerde geraken gerecycleerde '
|
|
'gereedhangen gereedhouden gereedkomen gereedleggen gereedliggen gereedmaken '
|
|
'gereedstaan gereedzetten gerelateerde gereleased geremasterde geremixte '
|
|
'geren gerieven geringachten geringschatten germaniseren gerokken geronnen '
|
|
'geroteerde geruchtmakend geruststellen geschenken geschiede geschieden '
|
|
'geschilderen gescout gesculpteerde geselen gesikkerd gesinterde '
|
|
'geslachtsaanpassen geslachtsveranderen gesnater gesnavelen gespen gespiest '
|
|
'gespiraliseerde gesteggeld gesticuleren gestucte gesubduceerde '
|
|
'gethematiseerde getoogde getransporteerde getroosten getruct getuigen '
|
|
'getypecast geuren gevangenhouden gevangenmaken gevangennemen gevangenzetten '
|
|
'gevangenzitten gevechtspiloot geveerde geven gevoelen gevoelswereld gevorkt '
|
|
'gevragen gewaardigen gewaarworden gewagen gewat geweerschieten gewennen '
|
|
'gewervelden gewesen gewichtheffen gewichtwerpen gewiekst gewimperd '
|
|
'gewimperde gewinnen gezaghebbend gezalfde gezeggen gezichtsbepalend geziene '
|
|
'gezinde gezochte gezondbidden geëmotioneerde geïncubeerd geïnfecteerden '
|
|
'geïnhibeerd geïnnerveerd geüpgraded geüpload gidsen giebelen giechelen '
|
|
'giegagen gieren gierzwaluwen gieten gietwielen gijlen gijnen gijpen gijzelen '
|
|
'gillen ginnegappen gipsbranden gipsen girafrijden gireren girotellen gispen '
|
|
'gissen gisten gitarissen glaceren gladboenen gladborstelen gladden '
|
|
'gladhameren gladkammen gladmaaien gladmaken gladplooien gladschaven '
|
|
'gladscheren gladschuren gladslaan gladslijpen gladstrijken gladvegen '
|
|
'gladvijlen gladwrijven glanzen glarieogen glariën glas-in-loodramen '
|
|
'glasblazen glasetsen glasscherf glasschrijven glasslijpen glassnijden '
|
|
'glasvezelversterken glazenmaken glazuren gletsjerwandelen glibberen glijden '
|
|
'glimlachen glimmen glimwormen glinsteren glippen glipperen glissen '
|
|
'glittermotten globaliseren gloeien gloeiendheet glooien gloren gloriëren '
|
|
'glosseren gluipen glunderen gluren gluurogen glycoside gniffelen gnuiven '
|
|
'gocarten godenbeelden goed goedachten goedbewaren goeddoen goeddunken '
|
|
'goedemorgenzeggen goeden goedenacht goedenachtkussen goedenachtzeggen '
|
|
'goedendagzeggen goedhouden goedkeuren goedleggen goedmaken goedpraten '
|
|
'goedrekenen goedschrijven goedspreken goedvinden gokken golfen golfslijpen '
|
|
'golfspelen golfsurfen golftoernooien golven gommen gondelen gonzen goochelen '
|
|
'gooien gorden gorgelen gorren gorzen goudborduren gouddraadtrekken '
|
|
'goudglanzen goudspinnen goudtrekken gourmetten gouteren gouverneren graaien '
|
|
'grabbelen graderen gradueren graeciseren grafveld granen granuleren '
|
|
'grapjassen grappen grasduinen grasgroen grasmaaien grasmineermotten '
|
|
'grasmotten grasseren gratificeren gratifiëren gratineren gratiëren grauwen '
|
|
'graven graveren graviteren grazen greinen greineren grendelen '
|
|
'grensoverschrijdende grensschieten grenzen greppelen greppen grienen grieven '
|
|
'griezelen griffelen griffen grijnen grijnslachen grijnzen grijpen grijsbruin '
|
|
'grijsdraaien grijsrijden grijswitte grijzen grillen grilleren grimassen '
|
|
'grimeren grimlachen grimmen grinden grinniken grinten grissen groeien '
|
|
'groen-wit groenblijvend groenen groenlopen groenmaken groepdraaien groepen '
|
|
'groeperen groepshoofd groeten grofspinnen grollen grommelen grommen gronden '
|
|
'grondhaaien grondverven grondvesten grondvlakken grondwetgevende grondzeiler '
|
|
'grootbrengen grootdoen groote groothouden grootmaken grootseminarie '
|
|
'grootspreken grootvleugeligen grosseren grossieren grotetochtenrijden '
|
|
"grottensprinkhanen große gruizelen gruizen grutten gruwelen gruwen gsm'en "
|
|
'guiden guillocheren guillotineren gulpen gummen gunnen gutsen gymmen '
|
|
'gymnastiseren gård haaien haareten haargolven haarkappen haarklieven '
|
|
'haarkloven haarknippen haarplukken haarsnijden haarwassen haasten haasvreten '
|
|
'habiliteren hachelen hacken hagelen hagelschieten hagen haken hakenkruisen '
|
|
'hakkelen hakken hakketakken hakketeren hakselen haktakken halen halfacht '
|
|
'halfgeleiden halfronde halfsluiten halftien hallen hallucineren halogeneren '
|
|
'halsschild halsteren halteren halucineren halveren halvezolen halzen hameren '
|
|
'hamerslingeren hamerwerpen hamsteren handballen handbediende handboeien '
|
|
'handeldrijven handelen handelsrekenen handen handenwringen handgeschakelde '
|
|
'handgiften handgranaatwerpen handhaven handicappen handjeklappen handkijken '
|
|
'handlezen handmaken handmelken handopsteken handsmeden handspinnen '
|
|
'handstoppen handtekenen handvergulden handwerken handweven handzetten '
|
|
'handzingen hangaritem hangen hangmatspinnen hangvliegen hannesen hanteren '
|
|
'haperen haploïde happen hardcourtbanen harddraven hardebollen harden '
|
|
'hardgekookt hardlopen hardmaken hardrennen hardrijden hardroeien '
|
|
'hardsolderen hardvallen hardzeilen hardzwemmen haren haringkaken '
|
|
'haringspeten harken harmonischen harmoniseren harmoniëren harnassen harpen '
|
|
'harpiste harpoeneren harpuizen harrewarren harsen hartenjagen hartjesjagen '
|
|
'hartschild hasjroken haspelen hassebassen haten havenen havezate '
|
|
'havikachtigen hazelwormen hd-dvd headbangen hebben hecate hechten '
|
|
'hectograferen heef heenbidden heenblazen heenbrachten heenbranden '
|
|
'heenbrengen heenbrengt heendingessen heendragen heendraven heendrijven '
|
|
'heenfietsen heengaan heenglijden heenkeuvelen heenkomen heenleiden heenlezen '
|
|
'heenlopen heenreizen heenrennen heenrijden heenslinken heensluipen '
|
|
'heensnellen heenspoeden heenstappen heentijgen heentrekken heenvaren '
|
|
'heenvlieden heenvliegen heenvlieten heenvloeien heenvluchten heenvoeren '
|
|
'heenwerpen heenwijzen heenzenden heerlijkheidswapen heersen heetlopen heffen '
|
|
'heidegrond heideveld heidevelden heien heiligdomsvaart heiligen '
|
|
'heiligenbeelden heiligverklaren heinen heisteren hekelen hekken heksen '
|
|
'helderen heldergroen helderrood helderziende helen heliograferen hellen '
|
|
'helleniseren helmteken helpen hemelen hemmen hengelen hengsen hengsten '
|
|
'hennen heraanleggen heraanstellen heractiveren herademen herbebossen '
|
|
'herbeginnen herbegraven herbehangen herbekijken herbeleven herbenoemen '
|
|
'herberekenen herbergen herbeschrijven herbestemmen herbevestigde '
|
|
'herbevestigen herbevolkt herbewapenen herbezinnen herboren herbouwen '
|
|
'herbronnen herbruiken hercomponeren herdefinieerde herdefiniëren herdenken '
|
|
'herdijkt herdoen herdopen herdraaien herdrukken herenen herenigen '
|
|
'herexamineren herformatteren herformuleren herfstkampioen hergebruiken '
|
|
'hergeven hergroeperen herhalen herijken herindelen herindijken herinneren '
|
|
'herinrichten herinstalleren herinterpreteren herintreden herintroduceren '
|
|
'herinvoeren herkansen herkapitaliseren herkauwen herkennen herkeuren '
|
|
'herkiezen herkrijgen herladen herleggen herleiden herleven herlezen hermaken '
|
|
'hermunten hernemen hernieuwen hernoemen hernummeren heronderzoeken '
|
|
'herontdekken herontginnen herontwikkeld herontwikkelen herontworpen '
|
|
'heropbouwen heropdoen heropenen heropgericht heropladen heropleven '
|
|
'heropnemen heroprichten heropstarten heropvissen heropvoeden heropvoeren '
|
|
'herorganiseren heroriënteren heroveren heroverwegen herpakken herplaatsen '
|
|
'herpositioneren herproduceren herprogrammeren herpubliceren herrekenen '
|
|
'herrijzen herroepen herschatten herscheppen herschikken herschilderen '
|
|
'herscholen herschrijven hersenspoelen hersmeden herspelen herspellen '
|
|
'herstart herstarten herstellen herstemmen herstructureren herstuderen '
|
|
'hertalen hertekende hertekenen hertellen hertikken hertrouwen heruitbrengen '
|
|
'heruitgeven heruitrusten heruitvinden heruitzenden hervallen hervatten '
|
|
'herverdelen herverkavelen herverkiezen hervertellen herverzekeren hervinden '
|
|
'hervormen hervullen herwaarderen herwerken herwinnen herzeggen herzien heten '
|
|
'heuen heugen heulen heupwiegen hevelen hielen hielenlikken hieropvolgende '
|
|
'hieuwen high-end hijgen hijsen hikken hinderen hink-stap-springen '
|
|
'hink-stapspringen hinkelen hinkelenpinkelen hinkelstappen hinken hinkepinken '
|
|
'hinkstapspringen hinniken hinsen hinten hippelen hippen hippolyte '
|
|
'historiseren hitsen hitteschild hobbelen hockeyen hoeden hoekbanden hoeken '
|
|
'hoen hoepelen hoeren hoerenlopen hoereren hoesten hoetelen hoeven hofstede '
|
|
'hogen hogerwallen hogeschoolrijden hokken holesbaan hollen homogeniseren '
|
|
'homologeren homoloog hompelen honen hongeren hongerstaken honkballen '
|
|
'honkbaltrainen honken honklopen honoreren hoofdbreken hoofdrekenen '
|
|
'hoofdschudden hoofdvakdocent hoofdwapen hoogachten hoogbejaard hoogdraaien '
|
|
'hooggeplaatst hooghouden hoogmalen hoogontwikkelde hoogoplopend '
|
|
'hoogoplopende hoogschatten hoogspringen hoogveen hoogvlakte hooidorsen '
|
|
'hooien hooiland hooiruiteren hoorndraaien hoornist hoorspelen hopen hoppen '
|
|
'hopsen hordelopen horden horen horlogemaken horoscooptrekken horse horsten '
|
|
'horten hospitaliseren hospiteren hossebossen hosselen hossen hosten hotsen '
|
|
'hotten houden housedansen houtbranden houtdraaien houtgieten houthakken '
|
|
'houtsnijden houtverwerken houtvlotten houwen hoven hovenieren hozen '
|
|
'huichelen huiden huidige huidvetten huilebalken huilen huisartsgeneeskunde '
|
|
'huiscomponist huishouden huisorde huisvesten huisvrouwen huiven huiveren '
|
|
'huizen hukken huldigen hullen hulpmotoren hulpverlenen hulpverlenend '
|
|
'humaniseren humiliëren hummen hunebed hunkeren hunnen huppelen huppen hupsen '
|
|
'huren hurken husselen hutseklutsen hutselen hutsen huwelijken huwen '
|
|
'hybridiseren hydrateren hydreren hydrochloride hydrogeneren hydrolyseren '
|
|
'hydroxide hypen hyperboliseren hyperventileren hypnotiseren hypostaseren '
|
|
"hypothekeren høken høkken iaën icq'en idealiseren identificeren "
|
|
'ideologiseren ignoreren ijken ijlen ijsberen ijsdansen ijskabeljauwen '
|
|
'ijskristallen ijssurfen ijveren ijzelen ijzen ijzerdraadtrekken ijzerhoudend '
|
|
'ijzerhoudende ijzingwekkend illumineren illusioneren illustreren imagineren '
|
|
'imiteren imkeren immanent immatriculeren immigreren immobiliseren '
|
|
'immuniseren impediëren implanteren implementeren impliceren imploderen '
|
|
'imponeren importeren impregneren improviseren imputeren inactief inactiveren '
|
|
'inademen inakkeren inasemen inaugureren inbakenen inbakeren inbakken '
|
|
'inbannen inbedden inbeelden inbegrijpen inbeitelen inbellen inberekenen '
|
|
'inbesteden inbetonneren inbeuken inbeuren inbijten inbikken inbinden '
|
|
'inblazen inblijven inblikken inbliksemen inboeken inboeren inboeten '
|
|
'inboezemen inbomen inbonzen inboren inborstelen inbossen inboteren inbotsen '
|
|
'inbotten inbouwen inbouwmotoren inbraden inbranden inbrassen inbreien '
|
|
'inbreken inbrengen inbrokkelen inbrokken inbuigen inburgeren inbusselen '
|
|
'incalculeren incarneren incasseren inchecken inclineren includeren '
|
|
'incommoderen inconveniëren incorporeren incorrecte incrementeren '
|
|
'incrimineren incrusteren incrypteren inculperen indagen indalen indammen '
|
|
'indampen indansen indekken indelen indelven indemniseren indenken indeuken '
|
|
'indexeren indiceren indienen indiepen indijken indikken individualiseren '
|
|
'indoctrineren indoen indokken indommelen indompelen indonderen '
|
|
'indoorkampioen indoorrecord indoorseizoen indoorskiën indopen indosseren '
|
|
'indouwen indraaien indragen indrammen indraven indreunen indrijven indrillen '
|
|
'indringen indrinken indrogen indroppelen indroppen indruisen indrukken '
|
|
'indruppelen indruppen indubben induceren induffelen induiken indunnen '
|
|
'industrialiseren indutten induwen indweilen ineenbrengen ineenbuigen '
|
|
'ineendraaien ineendrijven ineendringen ineendrukken ineenduiken ineenflansen '
|
|
'ineenflikken ineenfoefelen ineenfrommelen ineengedoken ineengrijpen '
|
|
'ineengroeien ineenklemmen ineenklinken ineenknijpen ineenkoeken ineenkrimpen '
|
|
'ineenkronkelen ineenkruipen ineenlopen ineenpassen ineenpersen ineenrollen '
|
|
'ineenschieten ineenschroeven ineenschrompelen ineenschuiven ineenslaan '
|
|
'ineensluiten ineensmelten ineenstaan ineenstampen ineensteken ineenstorten '
|
|
'ineenstoten ineenstrengelen ineenstuiken ineenvlechten ineenvloeien '
|
|
'ineenvoegen ineenvouwen ineenwassen ineenwerken ineenwikkelen ineenwinden '
|
|
'ineenwrijven ineenwringen ineenzakken ineenzeilen ineenzetten ineenzinken '
|
|
'ineenzitten ineggen inenten ineten inetsen inetteren infaden infante '
|
|
'infanterist infantiliseren infecteren infereren infesteren infiltreren '
|
|
'inflecteren inflikken inflodderen influenceren influisteren infokken '
|
|
'informatieverwerkend informeren infraorde infrotten infrutten ingaan '
|
|
'ingasten ingeven ingieten inglijden inglippen ingluren ingooien ingraven '
|
|
'ingraveren ingriffelen ingriffen ingrijpen ingroeien ingroeven inhagelen '
|
|
'inhaken inhakken inhalen inhaleren inhameren inhangen inhebben inhechten '
|
|
'inheien inhengsten inhiberen inhoeken inhouden inhouwen inhuizen inhuldigen '
|
|
'inhullen inhuppelen inhuren inhuwen inijzen ininkten initialiseren initiëren '
|
|
'injagen injassen injecteren injiciëren inkaderen inkakken inkalenderen '
|
|
'inkalven inkankeren inkanten inkappen inkapselen inkassen inkavelen '
|
|
'inkegelen inkeilen inkelderen inkepen inkeren inkerven inkiezen inkijken '
|
|
'inkisten inklampen inklappen inklaren inklauteren inkleden inklemmen '
|
|
'inkleppen inkleuren inkleven inklimmen inklinken inklokken inkloppen '
|
|
'inkluizen inknabbelen inknagen inknijpen inknikken inknippen inknopen '
|
|
'inkohieren inkoken inkolen inkomen inkopen inkoppen inkorten inkorven '
|
|
'inkosten inkrabben inkrassen inkrijgen inkrimpen inkrozen inkruien inkruipen '
|
|
'inkruisen inkt inkten inkuilen inkuipen inkwakken inkwartieren inladen '
|
|
'inlappen inlassen inlaten inlaveren inlegeren inleggen inleiden inlekken '
|
|
'inlenen inlepelen inleren inleven inleveren inlezen inlichten inliggen '
|
|
'inliggende inlijmen inlijsten inlijven inlikken inline-skaten inloeren '
|
|
'inlogen inloggen inlokken inloodsen inlopen inlossen inloten inluiden '
|
|
'inluien inluisteren inluizen inmaken inmalen inmanen inmasseren inmazen '
|
|
'inmengen inmennen inmeten inmetselen inmetsen inmijnen inmoffelen inmonteren '
|
|
'inmuren innaaien innagelen innemen innen innerveren innestelen innetten '
|
|
'innoveren inoculeren inoefenen inogen inoogsten inpakken inpalmen inpappen '
|
|
'inparkeren inpassen inpekelen inpekken inpennen inpeperen inperken inpersen '
|
|
'inpikken inplakken inplannen inplanten inploegen inploffen inplooien '
|
|
'inpluggen inpoeieren inpolderen inpompen inponsen inpoten inpraten inpreken '
|
|
'inprenten inprikken inprogrammeren inproppen inprutsen inramen inrammeien '
|
|
'inrammen inranselen inregelen inregenen inreizen inrekenen inrennen inreven '
|
|
'inrichten inrijden inrijgen inritsen inroeien inroepen inroeren inroesten '
|
|
'inroken inrollen inroosteren inrotten inruilen inruimen inrukken ins '
|
|
'inscannen inschakelen inschalen inschapen inscharen inscharren inschatten '
|
|
'inschenken inschepen inscheppen inscheren inscherpen inscheuren inschieten '
|
|
'inschiften inschijnen inschikken inschilderen inschoppen inschrapen '
|
|
'inschrijden inschrijven inschroeven inschrokken inschudden inschuiven '
|
|
'inschuren inscriberen insealen inseinen inselberg insemineren insereren '
|
|
'inshoppen insijpelen insinueren insisteren insjouwen inslaan inslachten '
|
|
'inslagbekken inslagen inslapen inslechten inslempen inslenteren insleuren '
|
|
'insleutelen inslibberen inslijpen inslijten inslikken inslingeren inslinken '
|
|
'inslippen inslobberen inslokken inslorpen insluimeren insluipen insluiten '
|
|
'insluizen inslurpen insmakken insmelten insmeren insmijten insmokkelen '
|
|
'insnappen insneeuwen insnijden insnoeien insnoeren insnuiven insoezen '
|
|
'insoppen inspannen inspecteren inspelden inspelen insperren inspeten '
|
|
'inspijkeren inspinnen inspireren inspitten inspoelen insponden inspreken '
|
|
'inspringen inspugen inspuiten inspuwen instaan installen installeren '
|
|
'instampen instantiëren instappen insteken instellen instemmen instempelen '
|
|
'instigeren instijgen instikken instinken instippen institueren '
|
|
'institutionaliseren instomen instommelen instompen instoppen instormen '
|
|
'instorten instoten instouwen instralen instraten instrijken instromen '
|
|
'instrooien instrueren instrumenteren instrumentvliegen instuderen instuiken '
|
|
'instuiven instulpen insturen instuwen insuffen insuikeren insukkelen '
|
|
'insulteren insussen intafelen intanden intapen intappen integelen integreren '
|
|
'intekenen intenderen intensifiëren intensiveren interacteren interageren '
|
|
'intercederen interen interesseren interfereren interlanddebuut '
|
|
'interlandloopbaan interliniëren internaliseren internationale '
|
|
'internationaliseren interneren internet internetachtige internetten '
|
|
'interpeleren interpelleren interpoleren interpreteren interpungeren '
|
|
'interrailen interrogeren interrumperen interveniëren interviewen inteugelen '
|
|
'intikken intillen intimideren intimmeren intippen intituleren intoetsen '
|
|
'intomen intoneren intonnen intoveren intoxiceren intrappen intrechteren '
|
|
'intreden intrekken intrigeren intrillen introduceren introeven introuwen '
|
|
'intuimelen intuinen intunen intypen inunderen invalideren invallen invangen '
|
|
'invaren invariant invatten invechten invegen invemen inventariseren '
|
|
'inverdienen inverteren inverven investeren invetten invijlen invijzen '
|
|
'inviteren invlaggen invlakken invlammen invlechten invlegelen invliegen '
|
|
'invlieten invlijen invloeien invluchten invochten invoegen invoelen invoeren '
|
|
'involgen invollen involveren invorderen invouwen invreten invriezen invullen '
|
|
'inwaaien inwachten inwalsen inwandelen inwassen inwateren inwegen inweiden '
|
|
'inweken inwellen inwenden inwenken inwerken inwerpen inweven inwijden '
|
|
'inwijken inwikkelen inwilligen inwinden inwinnen inwippen inwisselen '
|
|
'inwoekeren inwoelen inwonen inwortelen inwrijven inwringen inwroeten '
|
|
'inwuiven inwurmen inzaaien inzagen inzakken inzamelen inzegenen inzeilen '
|
|
'inzenden inzepen inzetten inzien inzingen inzinken inzitten inzomen inzoomen '
|
|
'inzouten inzuigen inzulten inzwaaien inzwachtelen inzwelgen inzwemmen '
|
|
'inzweren inzwerven inzweven inzwieren inzwijmelen ionen ioniseren ipad '
|
|
'irc-en iriseren ironiseren irrigeren irriteren islamiseren isoleer isoleren '
|
|
'isomeriseren isotopen italianiseren itereren jaargeld jaarlijks jachten jade '
|
|
'jagen jakhalzen jakkeren jaknikken jalonneren jammen jammeren janken '
|
|
'jankeren japen jassen jatten jazzdansen jazzpianist jeinen jengelen jennen '
|
|
'jenzen jeremiëren jeuken jeunen jeuzelen jij jijen jobben jodelen '
|
|
'joechjachen joekeren joelen joepen joggelen joggen jojoën joken jokeren '
|
|
'jokken jolen jollen jonassen jongen jongleren jouen jouwen joyriden '
|
|
'joyrijden jubelen jubileren judassen judiceren judolessen judoën jufferen '
|
|
'juichen juinen jukken jumpen jureren justeren justificeren justifiëren '
|
|
'jutten kaaidraaien kaaien kaalborstelen kaalgevreten kaalhakken kaalknippen '
|
|
'kaalpikken kaalplukken kaalscheren kaalslaan kaarden kaarsjespringen '
|
|
'kaartbeeld kaarten kaartjeblazen kaartleggen kaartlezen kaartlopen '
|
|
'kaartpassen kaartspelen kaatsen kabbelen kabelen kabelinternetten '
|
|
'kabinet-marijnen kabinet-rutte kachelen kadastreren kaden kaderen kadraaien '
|
|
'kadreren kafferen kaften kajakken kakelen kaken kakken kakkestoelemeien '
|
|
'kalanderen kalefaten kalefateren kalen kalenderen kalfaten kalfateren '
|
|
'kalibreren kaliumhydroxide kalkbranden kalken kalkhoudend kalkhoudende '
|
|
'kalkminnende kalkoen kalksteen kallen kalligraferen kalmeren kaltstellen '
|
|
'kalven kalveren kamen kamenieren kamerorkest kammen kampen kamperen '
|
|
'kampioenschapsrecord kanaliseren kandelaberen kandelaren kandideren kanen '
|
|
'kankeren kanonneren kanovaren kanoën kansgenereren kantelen kanten '
|
|
'kanthouwen kantklossen kantonneren kantoorbediende kantrechten kantwerken '
|
|
'kapen kaperen kapitaalparticiperen kapitaliseren kapittelen kapotbijten '
|
|
'kapotbreken kapotdrinken kapotgaan kapotgooien kapotkoken kapotlachen '
|
|
'kapotlopen kapotmaken kapotrijden kapotroken kapotscheuren kapotschieten '
|
|
'kapotschreeuwen kapotslaan kapotsmijten kapotspelen kapottrappen '
|
|
'kapottrekken kapotvallen kapotvriezen kapotwaaien kapotwerken kapotzitten '
|
|
'kappen kapseizen kapselen karakteriseren karakterlezen karameliseren '
|
|
'karikaturiseren karnen karnoffelen karottentrekken karperen karren kartelen '
|
|
'karten karteren kartonneren karweien kasseien kassen kasten kastijden '
|
|
'katalyseren katapulteren kathalzen katheteriseren katholiseren katjejagen '
|
|
'katknuppelen katoen katten kauwen kavelen kaveren kazakdraaien kazen '
|
|
'kazerneren keepen keesten keffen kegelen keggen keilen kelderen kelen kenen '
|
|
'kenmerken kennen kennisfestival kennisgeven kennismaken kennisnemen '
|
|
'kenschetsen kentekenen kenteren kepen keperen keren kerken kerkeren kerkgaan '
|
|
'kermen kermisgaan kermissen kernen kerseneten kerstenen kerven ketelboeten '
|
|
'ketellappen keten ketenen ketsen ketteren kettingroken keuen keuren keutelen '
|
|
'keuteren keuvelen keveren keyboard kezen kibbelen kickboksen kicken kickeren '
|
|
'kidnappen kieken kielen kielhalen kielstaartleguanen kiemen kienen kiepen '
|
|
'kieperen kieren kiesgerechtigd kieskauwen kietelen kiezen kiften kijken '
|
|
'kijven kikhalzen kikken kikkeren killen kimmen kinderen kinderstemmen '
|
|
'kinkelen kinken kippen kirke kirren kiskassen kissebissen kissen kisten '
|
|
'kitsen kittelen kitten klaargeraken klaarkomen klaarkrijgen klaarleggen '
|
|
'klaarliggen klaarmaakten klaarmaken klaarnemen klaarraken klaarspelen '
|
|
'klaarstaan klaarstomen klaarstoven klaarzetten klabetteren kladden kladderen '
|
|
'klade kladogram kladschilderen klagen klakken klakkeren klamaaien klampen '
|
|
'klaplopen klappeien klappen klapperen klappertanden klapwieken klaren '
|
|
'klarinetconcert klasseren klateren klauteren klauwen klaverbladknooppunt '
|
|
'klaverjassen kledderen kleden kleermaken kleffen kleidelven '
|
|
'kleiduivenschieten kleien kleinachten kleineren kleingooien kleinkrijgen '
|
|
'kleinmaken kleinseminarie kleinslaan kleinsnijden kleinzagen kleinzen '
|
|
'kleitreden klemmen klemrijden klemzetten klepelen kleppen klepperen kleren '
|
|
'klessebessen kletsen kletsmeieren kletteren kleumen kleunen kleuren '
|
|
'kleurenbeeld kleurenzien kleuteren kleuterzwemmen kleven kliederen klieken '
|
|
'klieren klieven klikken klikklakken klimaatschieten klimmen klingelen '
|
|
'klinken klinkslaan klissen klisteren klitten klodderen kloenen kloeten '
|
|
'kloken klokgieten klokken klokkengieten klokkijken klonen kloneren klonteren '
|
|
'klooien kloothannesen klootschieten klootviolen kloppen klossen kloten '
|
|
'klotsen kluisteren kluiven kluizen klunen klungelen klunzen kluppelen '
|
|
'klussen klutsen kluwen kluwenen knabbelen knagen knakken knalhard knallen '
|
|
'knappen knapperen knarpen knarsen knarsetanden knauwen knechten kneden '
|
|
'knellen knerpen knersen knetteren kneukelen kneuteren kneuzen knevelen '
|
|
'knibbelen kniebanden knielen kniepoten knietjevrijen kniezen knieën knijpen '
|
|
'knikkebenen knikkebollen knikken knikkeren knipogen knippen knipperen '
|
|
'kniptorren knirpen knisperen knisteren knobbelen knobelen knoeien knokken '
|
|
'knopen knopendraaien knoppen knorren knotszwaaien knotten knuffelen '
|
|
'knuppelen knutselen knutten kobalt koeioneren koekbakken koekeloeren koeken '
|
|
'koekenbakken koekhakken koekhappen koekkappen koekoeken koekplakken koelen '
|
|
'koeren koersballen koersbord koersen koesteren koeteren koeterwalen koetsen '
|
|
'koetsieren kofferen koffiebranden koffiedikkijken koffiedrinken koffielezen '
|
|
'koffiemalen koffiepikken koffietafelen koffiezetten kogelen kogelslingeren '
|
|
'kogelstoten kohieren kokarde koken kokermotten koketteren kokhalzen kokkelen '
|
|
'kokkerellen kokkeren kokketeren kolderen kolen kolken kollen kolonievormen '
|
|
'koloniseren kolonisten kolven komediespelen komen komkommersalade kommen '
|
|
'kompaslezen kond kondigen kondschappen konfijten konkelen konkelfoezen '
|
|
'konterfeiten kontkruipen kontlikken kontneuken konvooieren kooien koolhakken '
|
|
'koolmotten koolstofgehalte koolstofmonoxide koolzuurhoudend koopzondag '
|
|
'koorddansen koordendraaien koordtrekken koorheren koorherenstift kopen '
|
|
'kopene koperdraaien koperen kopieerapparaat kopiëren kopjebuitelen '
|
|
'kopjeduikelen kopklepmotoren kopmaken koppelen koppeltjeduikelen '
|
|
'koppeltjeduiken koppen koppensnellen koprollen kopschild kopschudden '
|
|
'kopstation koraalslangachtigen korenbranden korenmolen korfballen korrelen '
|
|
'korren korsten kortebaan kortebaanrijden kortebaanzwemmen korten '
|
|
'kortgesteeld kortleven kortlopen kortneusdraakvissen kortoren kortsluiten '
|
|
'kortstaarten kortstlevende kortswijlen kortvleugelen kortwieken korven '
|
|
'kosten kostprijsberekenen kostumeren kostuumknippen kostuumnaaien koten '
|
|
'koteren kotsen kotteren koudslachten koudsmeden koudstoken koudtrekken '
|
|
'koudwalsen koudwaterroten koukleumen kouten kouvatten kraaien krabbedieven '
|
|
'krabbelen krabben krabbenetende krachttrainen kragen kraggen krakelen kraken '
|
|
'krakken kralen kramen krammen krampen kransen krantenbericht krassen krauwen '
|
|
'kreeftachtigen kreek krengen krenken krenten kreppen kressen kretsen '
|
|
'kreukelen kreuken kreunen kreupelen krevelen kribbelen kribben kribbenbijten '
|
|
'kriebelen krieken krielen krieuwelen krieuwen krijgen krijsen krijten '
|
|
'krijzelen krijzeltanden krikken krikkrakken krimpen kringelen krinkelen '
|
|
'krioelen kriskrassen krissen kristaliseren kristalliseren kristalzien '
|
|
'kritikeren kritiseren krochen kroeglopen kroelen kroezelen kroezen kroken '
|
|
'krollen krombuigen kromgroeien kromliggen kromlopen krommen krompraten '
|
|
'kromsluiten kromtrekken kronen kronkelen krooien kroppen krozen kruchen '
|
|
'kruiden kruidenierswaren kruidenlezen kruien kruimelen kruimen kruinen '
|
|
'kruipen kruisband kruisdood kruisen kruisigen kruisjassen kruisribgewelven '
|
|
'kruisspreken kruiven kruiwerk krukken krullen kuberen kuchen kuieren '
|
|
'kuifarend kuilen kuipen kuipjesteken kuisen kuitschieten kuiven kukelekuen '
|
|
'kukelen kullen kunne kunnen kunstelen kunstkoken kunstmatige kunstrijden '
|
|
'kunstschaatsen kunstschilderen kunststenen kunststoten kunstvliegen '
|
|
'kunstzwemmen kuren kurken kussen kutlikken kutten kwaadspreken kwabben '
|
|
'kwadrateren kwadreren kwaken kwakkelen kwakken kwakzalven kwalificeren '
|
|
'kwallen kwalmen kwalsteren kwanselen kwantificeren kwantiseren kwartelen '
|
|
'kwartetten kwartieren kwartileren kwast kwasten kwatsen kwebbelen kweken '
|
|
'kwekkebekken kwekken kwelen kwellen kwelmen kwetsen kwetteren kwezelen '
|
|
'kwijlen kwijnen kwijten kwijtgeraken kwijtmaken kwijtraken kwijtschelden '
|
|
'kwijtspelen kwikken kwinkeleren kwispelen kwispelstaarten kwiteren '
|
|
"kyaniseren körút kúnnen l'art l'hermite laadvermogen laagblijven laaghangen "
|
|
'laagliggen laagvliegen laaien laatsten laatstgenoemd labberen labelen '
|
|
'labeuren laboreren lachen ladderen laden laederen lageren laken lakken '
|
|
'lallen lamballen lambriseren lamelleren lamenteren lamineren lamleggen '
|
|
'lammen lammeren lampetten lamslaan lanceren landbewonen landbouwen landcode '
|
|
'landen landgemeente landjeveroveren landlopen landmeetkunde landmeten '
|
|
'landoppervlakte landsadvocaat landschapschilderen landschildpadden '
|
|
'landstellen landtreden landveroveren langduren lange langeafstandslopen '
|
|
'langebaanrijden langebaanschaatsen langen langgesteeld langlaufen '
|
|
'langlevende langpootmuggen langsbrengen langsdrijven langsfietsen langsgaan '
|
|
'langsgeplaatste langsgooien langshouden langshuppelen langskomen langslepen '
|
|
'langsloopt langslopen langsrekken langsrennen langsrijden langsrollen '
|
|
'langsstromen langstdurende langstrekken langsvaren langswandelen lanteren '
|
|
'lanterfanten lanthanide lappen lapperen lapzalven larderen laseren '
|
|
'lasersnijden lassen lasten lasteren lastigvallen laten latiniseren latten '
|
|
'lauweren laveien laven laveren lawaaien laxeren lay-outen lazeren '
|
|
'lazerstralen laïceren laïciseren leasede leasen lebberen ledenbraken ledigen '
|
|
'lediggaan leebraken leeftijdgenoot leegblazen leegbloeden leegbranden '
|
|
'leegdragen leegdrinken leegeten leeggieten leeggooien leeggraaien leeghalen '
|
|
'leegkiepen leegknijpen leegkomen leegkopen leeglebberen leeglikken leeglopen '
|
|
'leegmaken leegmalen leegmelken leegplukken leegplunderen leegpompen '
|
|
'leegrijden leegroken leegroven leegruimen leegschenken leegscheppen '
|
|
'leegschieten leegschudden leegslurpen leegspelen leegspoelen leegsproeien '
|
|
'leegstaan leegstelen leegstorten leegstromen leegvissen leegvloeien '
|
|
'leegvreten leegzitten leegzuigen leegzwemmen leenden leenhulde leeren '
|
|
'leerlooien leertouwen leesten leeuweriken leewieken legaliseren legateren '
|
|
'legen legeren leggen legifereren legitimeren leguanen leiden leidinggeven '
|
|
'lekenabben lekken lekkerbekken lekrijden lellen lemen lemuren lenen lengen '
|
|
'lenigen lenzen lepelen leppen lepperen leraren leren lesgeven lessen letten '
|
|
'letteren lettergieten letterzetten letterziften letzte leuchtet leuken '
|
|
'leukeren leunen leuren leuteren leven levend levendbarend levendbarende '
|
|
'levensredden leveren lezen liasseren liberaliseren licenseren '
|
|
'lichaamsvreemde lichtecht lichten lichtgebouwd lichtgekleurde lichtgevend '
|
|
'lichtmissen lichtrijden lichtzetten lichtzwaard lieb liefhebben liefhebberen '
|
|
'liefkozen liegen lieren lievemoederen lieven liflaffen liften ligand '
|
|
'ligboxen liggen lijden lijken lijmen lijmsnuiven lijndraaien lijnen '
|
|
'lijntekenen lijntrekken lijsten lijven lijzen likkebaarden likken lillen '
|
|
'limiteren lindbergi linguafoon liniëren linken linnennaaien linnenspinnen '
|
|
'liplezen lippen lippenstift liquideren lisdodde lispelen lispen '
|
|
'lithograferen liëren loaden loartet lobben lobberen lobbyen localiseren '
|
|
'lodderen lodderogen loden loeien loeken loensen loeren loerogen loeven '
|
|
'logenstraffen logeren loggen logoën lokaliseren lokken lollen lompen lonen '
|
|
'lonken loochenen loodsen loofharken looien loonsparen lopen lopenden loperen '
|
|
'lorrebossen lorren lorrendraaien losbakeren losbarsten losbeitelen losbetten '
|
|
'losbeuken losbijten losbikken losbinden losbranden losbreken losbulderen '
|
|
'losdekken losdoen losdonderen losdooien losdraaien losdrukken losduwen '
|
|
'losfriemelen losgaan losgespen losgooien losgorden losgraven losgrendelen '
|
|
'loshaken loshakken loshalen loshangen losharken loshoesten loshouwen '
|
|
'loskerven loskloppen losknagen losknippen losknopen loskomen loskopen '
|
|
'loskoppelen loskrijgen loslaten losliggen losliggende loslopen losmaken '
|
|
'losnemen lospeuteren lospikken losploegen losplukken lospraten losraken '
|
|
'losrijden losrijgen losrukken losscheuren losschieten losschokken '
|
|
'losschroeven losschudden lossen losslaan losslingeren lossmijten lossnijden '
|
|
'lossolderen losspelden losspringen losstaan losstormen losstrikken '
|
|
'losstuiven lostornen lostrappen lostrekken losvijzen losvliegen loswaaien '
|
|
'losweken loswerken loswikkelen loswinden loswoelen loswrikken loswringen '
|
|
'loswroeten loszagen loszetten loszingen loszitten loten louteren loven lozen '
|
|
'lubben lubberen luchten luchtgekoeld luchtgekoelde luchtmalen luchtweerstand '
|
|
'luibakken luiden luien luieren luieriken luiken luilakken luimen luisteren '
|
|
'luistervinken luiwammesen luizen lukken lulden lullen lumbecken lummelen '
|
|
'lunchen lunzen lurken lusten lustreren luteïniseren luwen luxen lynchen '
|
|
'lyofiliseren maaibenen maaidorsen maaien maaivoeten maalstenen maandaghouden '
|
|
'maandlenzen maatgevende maathouden maatslaan macadamiseren macereren '
|
|
'machineren machineschrijven machtigen maderiseren maffen magneten '
|
|
'magnetiseren magnitude mailen mainteneren maire maischen majoreren makelen '
|
|
'maken makken malen mallen maltraiteren managen mandateren mandiën manen '
|
|
'manga mangelen manicuren manifesteren manipuleren manken mankeren mankgaan '
|
|
'mannen manoeuvreren maquilleren marathonlopen marathonschaatsen '
|
|
'marathonsteden marbreren marchanderen marcheren marcotteren maren '
|
|
'marginaliseren marineren markeren marketen markten marlen marmelen marmeren '
|
|
'marmersteen maroderen martelen maskeren massacreren massastart masseren '
|
|
'massificeren masten masteren mastergraad mastieken mastikeren mastklimmen '
|
|
'masturberen matbranden matchen matennaaien materiaalkunde materialiseren '
|
|
'mathematiseren matigen matsen matslijpen matten matteren mauwen '
|
|
'maximaliseren maximeren mazelen mazen mazzelen meanderen mechaniseren '
|
|
'mede-produceren medeaanzitten medebeslissen medebrengen mededelen '
|
|
'mededelingenblad mededingen medefinancieren medegaan medeleven medelijden '
|
|
'medenemen medeondertekenen medeplegen medeproduceren mederegeren medeslepen '
|
|
'medestrijden medewerken mediatiseren medicaliseren medicineren mediteren '
|
|
'mediterraan mediëren mee-eten meearbeiden meebabbelen meebeleven '
|
|
'meebeluisteren meebeslissen meebesturen meebetalen meebewegen meebidden '
|
|
'meeblazen meeblowen meebrengen meebrullen meebuigen meechatten '
|
|
'meeconcurreren meedansen meedanst meedeinen meedelen meedenken meedingen '
|
|
'meediscussiëren meedoen meedraaien meedragen meedrijven meedrinken '
|
|
'meefeesten meefietsen meefinancieren meefluiten meegaan meegappen '
|
|
'meegeconcurreerde meegenieten meegeven meegieten meegillen meeglippen '
|
|
'meegluren meegooien meegroeien meehebben meehelpen meeheulen meehobbelen '
|
|
'meehollen meehuilen meehuppelen meejatten meejuichen meekapen meekijken '
|
|
'meeklappen meeklinken meeknikken meeknokken meeknorren meekoersen meekoken '
|
|
'meekomen meekrijgen meekuieren meekunnen meelachen meelappen meeleven '
|
|
'meeleveren meelezen meeliften meelijden meelokken meelopen meeluisteren '
|
|
'meemaken meemarcheren meenemen meeondertekenen meepakken meepikken meepraat '
|
|
'meepraten meeprofiteren meepuzzelen meerbepaald meerderen meeredeneren '
|
|
'meeregeren meereizen meerekenen meerelativeren meerennen meerijden meeritsen '
|
|
'meeroken meerollen meeruiken meervalachtigen meeschilderen meeschreeuwen '
|
|
'meeschrijven meeschuiven meesjouwen meeslaan meeslenteren meeslepen '
|
|
'meesleuren meesmuilen meesmullen meesnaaien meespelen meespreken meesprinten '
|
|
'meespurten meestaken meestappen meestbeloven meestemmen meesteren '
|
|
'meestrijden meesturen meestvoorkomende meesudderen meesupporteren meesurfen '
|
|
'meetekenen meetellen meetillen meetinstrument meetorsen meetrainde '
|
|
'meetrainen meetrekken meetreuren meetrillen meetrommelen meetronen '
|
|
'meetuimelen meevallen meevaren meevechten meeverdedigen meeverdienen '
|
|
'meeveren meeverhuizen meeverven meeverzekerd meeverzekeren meevieren '
|
|
'meevliegen meevluchten meevoelen meevoeren meevoetballen meevolgen meevragen '
|
|
'meewaaien meewandelen meewegen meewerken meewillen meezeggen meezeilen '
|
|
'meezenden meezeulen meezijn meezingen meezitten meezoeken meezoemen '
|
|
'meezuigen meezwemmen meezwepen meeëten meieren mekken mekkeren melas melde '
|
|
'melden melen melken melkzweten membraan memmen memoreren memoriseren '
|
|
'menageren mendelen menen meneren mengelen mengen meniën mennen mensonterend '
|
|
'menstrueren meppen merceriseren meren mergelen merken merkwaardigste '
|
|
'mesalliëren mesten metaalbewerken metaaldraaien metaalspuiten metaboliseren '
|
|
'metalliseren metamorfoseren metastaseren meten methyleren metselen metsen '
|
|
'meubelen meubileren meuken meuren mevrouwen miauwen microfilmen middageten '
|
|
'middagmalen middelen middengewicht middennoorden middenwesten midgetgolfen '
|
|
'midwesten midwinterblazen miepen mieren mierenleeuwen mieteren miezelen '
|
|
'miezeren migreren mijden mijmeren mijnbouwkunde mijnen mijnheren mijten '
|
|
'mijteren mikken milderen militariseren militeren millimeteren mimen mimeren '
|
|
'minachten minderen mindervalide mineermotten mineraliseren mineren '
|
|
'miniaturiseren minimaliseren miniseren minnekozen minnen minoriseren '
|
|
'misachten misbruiken miscalculeren mischelen misdelen misdienen misdoen '
|
|
'misdragen misdrijven misdrukken misduiden misgaan misgelden misgerieven '
|
|
'misgissen misgokken misgooien misgrijpen misgunnen mishagen mishandelen '
|
|
'mishoren miskennen miskijken miskleunen miskomen miskopen miskoppen '
|
|
'miskweken misleiden mislezen misloop mislopen mislukken mismaken '
|
|
'mismeesteren mismikken misnaaien misnoegen misoordelen mispakken mispeuteren '
|
|
'mispikkelen misponsen mispraten misprijzen misraden misramen misrekenen '
|
|
'misrichten misrijden misschatten misschieten misschrijven missen missioneren '
|
|
'missjotten misslaan missnijden misspreken misspringen misstaan misstappen '
|
|
'missteken misstoten mistasten mistekenen mistellen misten mistrappen '
|
|
'mistreden mistrekken mistrouwen misvallen misvaren misvatten misverstaan '
|
|
'misvormen miswerpen miswijzen miszeggen miszeilen miszien miszitten '
|
|
'mitigeren mitrailleren mitsen mixen mobiliseren modderen modderworstelen '
|
|
'modelbouwen modelleren modelstikken modeltekenen modemen moderamen modereren '
|
|
'moderniseren modificeren moduleren moe moede moederen moederszijde moedigen '
|
|
'moeien moerasschildpadden moeren moeten moffelen mogen moireren mokeren '
|
|
'mokkelen mokken molesteren mollen molmen momentgenereren mommelen mommen '
|
|
'mompelen monden monitoren monkelen monken monoftongeren monogrammeren '
|
|
'monoklien monologen monopolieën monopoliseren monopoliën monopolyen '
|
|
'monsteren montaan monte monteren montignaccen mooipraten mooizitten moorden '
|
|
'mopperen moraliseren morrelen morren morsen mortelen mortificeren morzelen '
|
|
'motiveren motorblokken motoren motorfietsen motorfietsmerk motoriseren '
|
|
'motorren motorrijden motorvermogen motregenen motsen motten mouilleren '
|
|
"mouleren mountainbiken mousseren mouten movement moven moveren msn'en muffen "
|
|
'muggenvangen muggenzien muggenziften muiken muilbanden muilkorven muiten '
|
|
'muizen multipliceren multipliëren mummelen mummificeren munten muntteken '
|
|
'muren murmelen murmureren murwen museet musiceren musicologie mutageen '
|
|
'muteren mutileren muurklimmen muurschrijven muurtrekken muziekalbum '
|
|
'muziekcassette muzieken muzieklezen muziekproducent muziekspelen '
|
|
'muziektheorie muzikante myeloïde mystificeren mythiseren mythologiseren '
|
|
'mêleren na-apen na-ebben na-echoen na-echoën na-eggen na-eten na-etsen '
|
|
'naaien naaktdansen naaktlopen naaktzwemmen naaldsteenvliegen naamgeven '
|
|
'naasten naastklauwen naastliggen naastschieten nababbelen nabakken nabauwen '
|
|
'nabeelden nabehandelen nabellen nabenen nabeschouwen nabespreken nabestellen '
|
|
'nabestralen nabetalen nabewerken nabezorgen nabijkomen nablaffen nablijven '
|
|
'nabloeden nabloeien nablussen nabootsen naborduren naborrelen nabouwen '
|
|
'nabraden nabranden nabreien nabrengen nabruisen nabrullen nachecken '
|
|
'nachtbraken nachtpauwogen nachtvliegen nachtzwemmen nacijferen nacontroleren '
|
|
'nacuretteren nadansen nadenken naderen nadichten nadienen nadieselen nadoen '
|
|
'nadonderen nadonkeren nadragen nadraven nadrentelen nadreunen nadribbelen '
|
|
'nadrijven nadrogen nadruipen nadrukken nadruppelen nadruppen nadubben '
|
|
'naduiken nadweilen nafeesten nafietsen nafladderen nafluiten nafoeteren '
|
|
'nagaan nagalmen nagapen nagelbijten nagelen nagellakken nagenieten nageven '
|
|
'nagieren nagieten nagillen nagisten naglijden nagloeien nagluren nagonzen '
|
|
'nagooien nagraveren nahaken nahakkelen nahalen naheffen nahekelen nahijgen '
|
|
'nahinken nahippelen nahollen nahouden nahuppelen naijlen najagen najanken '
|
|
'najoelen najouwen nakaarten nakakelen nakauwen nakeffen naken nakeuvelen '
|
|
'nakijkbladen nakijken nakladden naklappen naklauteren nakletsen naklinken '
|
|
'naklossen nakluiven naknippen nakoeteren nakoken nakomen nakopiëren '
|
|
'nakraaien nakrabbelen nakrassen nakruien nakruipen nakuieren nakuren '
|
|
'nakwelen nalachen nalaten nalekken naleven naleveren nalezen nalichten '
|
|
'nalikken naloeien naloeren nalopen naluiden naluien naluisteren namaaien '
|
|
'namaken namanen namauwen namelken nameten namijmeren naneuriën naneuzen '
|
|
'naogen naoogsten napeinzen napersen napeuren napiepen naplakken napleisteren '
|
|
'napleiten naploegen napluizen naplukken napraten napreken narcotiseren '
|
|
'nareinigen nareizen narekenen narekken narennen narijden narijmen narijpen '
|
|
'naroepen naroeren naroken naromen narommelen narouwen narren nasaleren '
|
|
'naschallen naschaven naschelden nascheppen naschetsen naschieten '
|
|
'naschilderen nascholen naschouwen naschreeuwen naschrijven naschrobben '
|
|
'naschuiven naseinen naslaan naslenteren naslepen nasleuren naslieren '
|
|
'naslijpen nasluipen nasmijten nasnellen nasnijden nasnikken nasnoeien '
|
|
'nasnorren nasnuffelen nasoezen nasonoriseren naspartelen naspatten naspelen '
|
|
'naspellen naspeuren naspoeden naspoelen nasponsen nasponzen nasporen '
|
|
'naspringen nasprokkelen nasputteren nastamelen nastappen nastaren nasteken '
|
|
'nastevenen nastijgen nastomen nastormen nastorten nastreven nastromen '
|
|
'nastrompelen nastuiven nasturen nasukkelen nasynchroniseren natafelen '
|
|
'natanden natekenen natelen natellen natemen natgooien natikken natimmeren '
|
|
'nationale nationaliseren natmaken natmalen natpersen natrachten natrappen '
|
|
'natreden natregenen natrekken natrillen natrippelen natriumchloride '
|
|
'natriumhydroxide natscheren natslijpen natspinnen natspuiten natstralen '
|
|
'natten naturaliseren naturen natuurlijke natuurrecht nauwsluitende navaren '
|
|
'navegen navelen navelstaren naveren navertellen navertonen naverven navieren '
|
|
'navigeren navijlen navlammen navliegen navloeien navloeken navlooien '
|
|
'navluchten navoederen navoelen navolgen navorderen navormen navorsen '
|
|
'navouwen navragen navullen nawaggelen nawandelen nawaren nawarmen nawassen '
|
|
'nawegen nawerken nawerpen nawijzen nawitten nawroeten nawuiven nazaaien '
|
|
'nazakken nazamelen nazeggen nazeilen nazemen nazenden nazetten nazien '
|
|
'nazificeren nazinderen nazingen nazitten nazoeken nazoemen nazwaaien '
|
|
'nazwemmen nazweren nazweven nazwieren ne nederdalen nedervallen nederzetten '
|
|
'neerbiggelen neerblikken neerbliksemen neerbonzen neerbrengen neerbuigen '
|
|
'neerbuitelen neerbukken neerdalen neerdoen neerdompelen neerdonderen '
|
|
'neerdraaien neerdrijven neerdruipen neerdrukken neerduiken neerduwen '
|
|
'neerdwarrelen neerfladderen neerflappen neergaan neergehangen neergieten '
|
|
'neerglijden neergolven neergooien neergooit neergutsen neerhagelen '
|
|
'neerhakken neerhalen neerhangen neerhoeken neerhouden neerhouwen neerhurken '
|
|
'neerjagen neerkappen neerkegelen neerkijken neerkladden neerkletsen '
|
|
'neerkletteren neerklimmen neerklinken neerknallen neerknielen neerknuppelen '
|
|
'neerkogelen neerkomen neerkrabbelen neerkruipen neerkwakken neerlaten '
|
|
'neerleggen neerliggen neerlopen neermaaien neerpennen neerpersen '
|
|
'neerplaatsen neerplakken neerplanten neerplassen neerplenzen neerpletsen '
|
|
'neerploffen neerplompen neerplonzen neerpoten neerregenen neerrijzen '
|
|
'neerrollen neerrukken neersabelen neerschieten neerschijnen neerschrijven '
|
|
'neerschroeven neerschudden neerschuiven neersijpelen neerslaan neersmakken '
|
|
'neersmijten neerspatten neerspreiden neerspringen neerstampen neerstaren '
|
|
'neersteken neerstijgen neerstormen neerstorten neerstoten neerstrekken '
|
|
'neerstrijken neerstromen neerstrooien neerstuiken neerstuiven neertellen '
|
|
'neertikken neertransformeren neertrappen neertrekken neertuimelen neertypen '
|
|
'neervallen neervellen neervlagen neervliegen neervlieten neervlijen '
|
|
'neervloeien neerwaaien neerwarrelen neerwentelen neerwerpen neerzakken '
|
|
'neerzeilen neerzetten neerzien neerzijgen neerzinken neerzitten neerzweven '
|
|
'negende negeren negligeren negociëren negotiëren negroïde neigen nekken '
|
|
'nekschild nemen neppen nestelen netelen netoverschrijden netten '
|
|
'netvleugeligen netwerken neuken neuriën neurotiseren neusbeen neuspeuteren '
|
|
'neutelen neuten neutraliseren neutronen neuzelen neuzen nevelen neven '
|
|
'nierbekken nierstenen niesen niet-baskischspreken niet-begrijpen '
|
|
'niet-coderen niet-dringen niet-elektrificeren niet-erken niet-georiënteerde '
|
|
'niet-krijgen niet-leven niet-lijden niet-nulzijn niet-overlappen '
|
|
'niet-resupineren niet-roken niet-scheiden niet-speelgerechtigde niet-vliegen '
|
|
'niet-weten niet-winterharde nieten nietsdoen nietsnutten nietsvermoedend '
|
|
'nieuwgebouwde nieuwgevormde nieuwjaarwensen nieuwjaren nieuwslezen niezen '
|
|
'nijdassen nijgen nijlpaard nijpen nikken niksen nim nimfen nintendoën nippen '
|
|
'nissen nitreren niveaulezen nivelleren niëlleren noden nodigen noemen nokken '
|
|
'nomen nominaliseren nomineren noodzaken noordelijken noordnoordoosten '
|
|
'noordnoordwesten noordoosteren noordwesteren nopen noppen normaliseren '
|
|
'normeren noteren notificeren notifiëren notte notuleren novellen noveren '
|
|
'noyauteren nuanceren nucleotide nuclide nulde numereren numeroteren nummeren '
|
|
'nutten nuttigen object-georiënteerde objectgeoriënteerd objectgeoriënteerde '
|
|
'objectiveren obligeren oblonga obsederen observeren obstrueren occuperen '
|
|
'octrooieren oculeren odoriseren oefenen offeren officialiseren officiëren '
|
|
'offreren ogen ohaën okroeg oliepeilen olievegen oliën omakkeren omarmen '
|
|
'omassen ombabbelen ombaksen ombazuinen ombeelden ombellen ombenen omberen '
|
|
'ombeuken ombinden ombladeren omblazen omblikken ombliksemen omboeken '
|
|
'omboenen omboeren omboorden ombouwen ombrassen ombreien ombrengen ombuigen '
|
|
'ombuiten omcirkelen omdansen omdelen omdelven omdenken omdichten omdijken '
|
|
'omdobberen omdoen omdolen omdonderen omdopen omdraaien omdragen omdraven '
|
|
'omdrentelen omdriegen omdrijven omdringen omdrinken omdrukken omduikelen '
|
|
'omduwen omdwalen omeggen omenten omfietsen omfladderen omflikkeren '
|
|
'omfloersen omgaan omgenoemd omgeschreven omgespen omgeuren omgeven '
|
|
'omgevingsrecht omgieten omglijden omgluren omgoochelen omgooien omgorden '
|
|
'omgracht omgraengen omgraven omgrenzen omgrijpen omgroeien omhaken omhakken '
|
|
'omhalen omhalzen omhangen omhebben omheen omheinen omhelzen omhinken '
|
|
'omhokken omhoogbeuren omhoogblazen omhoogdragen omhoogdrijven omhoogduwen '
|
|
'omhoogfeesten omhooggaan omhooggooien omhooghalen omhooghangen omhoogheffen '
|
|
'omhooghouden omhoogjagen omhoogkijken omhoogklauteren omhoogkomen '
|
|
'omhoogkruipen omhooglopen omhoogrichten omhoogrijden omhoogrijzen '
|
|
'omhoogschieten omhoogschuiven omhoogslaan omhoogsteken omhoogstijgen '
|
|
'omhoogstuiteren omhoogtillen omhoogtrekken omhoogturen omhoogvallen '
|
|
'omhoogvaren omhoogvliegen omhoogvoeren omhoogwerken omhoogwerpen '
|
|
'omhoogwroeten omhoogzien omhoogzitten omhoren omhouden omhouwen omhuiven '
|
|
'omhullen omitteren omjagen omjanken omkaden omkaderen omkantelen omkanten '
|
|
'omkappen omkapselen omkatten omkegelen omkeilen omkenteren omkeren omkiepen '
|
|
'omkieperen omkijken omkippen omklappen omkleden omklemmen omkleren omkletsen '
|
|
'omkletteren omklinken omkloppen omklungelen omklutsen omkneden omknellen '
|
|
'omknikkeren omknopen omkomen omkopen omkoppen omkrabben omkralen omkransen '
|
|
'omkreukelen omkreuken omkristalliseren omkroezelen omkroezen omkrommen '
|
|
'omkronkelen omkruien omkruipen omkruisen omkrullen omkuieren omkukelen '
|
|
'omkwakken omkwanselen omkwispelen omlaagdrukken omlaagduiken omlaaggaan '
|
|
'omlaagglijden omlaaghalen omlaaghellen omlaaghouden omlaagslaan omladen '
|
|
'omlapperen omlaveren omleggen omleiden omleven omliggen omlijnen omlijsten '
|
|
'omloeren omlopen omluiden omluieren omluisteren omlullen omlummelen ommaken '
|
|
'ommalen ommarcheren ommeten ommetselden ommuren omnaaien omnevelen '
|
|
'omnummeren ompakken ompalen ompantseren ompassen ompissen omplaatsen '
|
|
'omplaggen omplakken omplanten omploegen omploeteren omploffen omplooien '
|
|
'ompolen ompoten omprakkiseren omprangen ompraten omprikken omprogrammeren '
|
|
'omrammeien omranden omranken omrasteren omratelen omreiken omreizen '
|
|
'omrekenen omrennen omrijden omringen omroepen omroeren omrollen omruilen '
|
|
'omrukken omsabelen omschaatsen omschakelen omschansen omscharrelen '
|
|
'omschenken omscheppen omscheren omschieten omschikken omschoffelen omscholen '
|
|
'omschommelen omschoppen omschrijven omschudden omschuiven omschulpen '
|
|
'omschuren omsingelen omsjouwen omslaan omslepen omslingeren omsloffen '
|
|
'omsluieren omsluit omsluiten omsmakken omsmeden omsmelten omsmijten '
|
|
'omsnellen omsnijden omsnoeren omsnuffelen omsollen omspannen omspelden '
|
|
'omspelen omspellen omspinnen omspitten omspoelen omspoken omsporen '
|
|
'omspringen omstaan omstapelen omstappen omstaren omsteken omstellen '
|
|
'omstempelen omstevenen omstikken omstoeien omstomen omstommelen omstormen '
|
|
'omstorten omstoten omstralen omstrengelen omstrijken omstrikken omstromen '
|
|
'omstrooien omstropen omstuiken omstuiven omstulpen omsturen omstuwen '
|
|
'omsuizen omsukkelen omswitchen omtasten omtellen omtijgen omtoeteren '
|
|
'omtollen omtorsen omtoveren omtrappen omtreden omtrekken omtrommelen '
|
|
'omtuimelen omtuinen omturen omturnen omvademen omvallen omvamen omvangen '
|
|
'omvaren omvatten omventen omverblazen omverduwen omvergelopen omvergooien '
|
|
'omverhalen omverkantelen omverkegelen omverliggen omverlopen omverlullen '
|
|
'omverpraten omverrennen omverrijden omverrukken omverschieten omverslaan '
|
|
'omversmakken omverspringen omverstoten omvertrekken omvertuimelen '
|
|
'omvervallen omvervaren omverwaaien omverwerpen omverzeilen omvlagen '
|
|
'omvlaggen omvlechten omvlieden omvliegen omvloeien omvormen omvouwen '
|
|
'omvragen omwaaien omwallen omwalmen omwandelen omwaren omwassen omweiden '
|
|
'omwemelen omwenden omwentelen omwerken omwerpen omwiebelen omwikkelen '
|
|
'omwinden omwippen omwisselen omwoelen omwolken omwrikken omwringen omwroeten '
|
|
'omwurmen omzadelen omzagen omzakken omzeggen omzeilen omzenden omzetten '
|
|
'omzien omzitten omzoeken omzomen omzwaaien omzwachtelen omzwalken omzwalpen '
|
|
'omzwemmen omzwenken omzwermen omzwerven omzweven omzwiepen omzwieren '
|
|
'omzwikken omzwoegen onafgewerkt onafhankelijkheidsbewegingen onafmaken '
|
|
'onaneren onbebouwd onbehaard onbeklemtoonde onbelast onbenoemd onbenoemde '
|
|
'onbeschermde onbeslist onbestraftfen onbetwist onbevestigd onbevredigende '
|
|
'onbevreesd onbewapende onbewerkt onbewezen onbewoond onbezet oncensureren '
|
|
'oncontroleren ondefiniëren onderbaggeren onderbelichten onderbetalen '
|
|
'onderbevrachten onderbieden onderbijten onderbinden onderblijven onderboord '
|
|
'onderbouwen onderbreken onderbrengen onderdeed onderdekken onderdijken '
|
|
'onderdoen onderdoffelen onderdompelen onderdoorspelen onderdrukken '
|
|
'onderduiken onderduwen ondereendoen ondereengooien ondereenklutsen '
|
|
'ondereenroeren ondereensmelten ondereensmijten ondereenwerken ondereenzaaien '
|
|
'ondereggen onderfinancieren ondergaan ondergebruiken ondergieten ondergisten '
|
|
'ondergooien ondergraven onderhagelen onderhakken onderhalen onderhandelen '
|
|
'onderhanden onderheien onderhouden onderhuren onderkelderden onderkennen '
|
|
'onderkliederen onderkoelen onderkomen onderkopen onderkotsen onderkruipen '
|
|
'onderleggen onderlekken onderliggen onderlijnen onderlopen onderluitenant '
|
|
'onderlullen ondermaken ondermengen ondermijnen ondernemen onderontwikkelde '
|
|
'onderplanten onderploegen onderplompen onderpoepen onderpompen '
|
|
'onderpresteren onderregenen onderrekenen onderrichten onderrijden '
|
|
'onderroesten onderroken ondersabelen onderschatten onderscheiden '
|
|
'onderscheppen onderschieten onderschijten onderschikken onderschoffelen '
|
|
'onderschoren onderschragen onderschrijden onderschrijven onderschuiven '
|
|
'ondersneeuwen onderspannen onderspecifiëren onderspitten onderspoelen '
|
|
'onderspuiten onderstaan ondersteken onderstellen ondersteunen onderstoffen '
|
|
'onderstoppen onderstoten onderstrepen onderstromen onderstuiven ondersturen '
|
|
'onderstutten ondertekenen ondertitelen ondertrekken ondertroeven '
|
|
'ondertrouwen ondertunneldlen ondertunnelen onderuitgaan onderuitglijden '
|
|
'onderuithalen onderuithangen onderuitzakken ondervangen onderverdelen '
|
|
'onderverhuren ondervertegenwoordigen ondervinden ondervloeien ondervragen '
|
|
'onderwaarderen onderwerken onderwerpen onderwijzen onderwinden onderwoelen '
|
|
'onderzaaien onderzetten onderzinken onderzoeken ondiepte ondoorlatende '
|
|
'onduleren onechte onfilteren ongeautoriseerd ongebluste ongebroken '
|
|
'ongecensureerd ongecompliceerde ongedateerd ongedeelde ongedifferentieerde '
|
|
'ongedisciplineerd ongedisciplineerde ongefundeerd ongegronde ongehinderde '
|
|
'ongekleurd ongekroonde ongeliefd ongelimiteerde ongelobd ongemengd ongemoeid '
|
|
'ongenegen ongenummerd ongenummerde ongeopende ongeordend ongepaarde '
|
|
'ongeraffineerd ongerelateerde ongeronde ongeslagen ongesteeld ongesteld '
|
|
'ongetrainde ongevlekt ongevleugeld ongewervelden ongezegd onidentificeren '
|
|
'onontdekken onontwikkeld onontwikkelde onopgehelderd onoplettende '
|
|
'onoverdekte onpigmenteren onplaatsen onpubliceren onrelateren onrustbarend '
|
|
'ontaarden ontadelen ontberen ontbieden ontbijten ontbinden ontbladeren '
|
|
'ontbloten ontboeken ontboezemen ontbolsteren ontbossen ontbranden ontbreken '
|
|
'ontcijferen ontdekken ontdoen ontdooien ontduiken onteigenen onterecht '
|
|
'onteren onterven ontfermen ontfronsen ontfutselen ontgaan ontgassen '
|
|
'ontgelden ontgeven ontginnen ontglazen ontglijden ontglippen ontgloeien '
|
|
'ontgoochelen ontgraven ontgrendelen ontgroeien ontgroenen ontgronden '
|
|
'onthaasten onthalen onthalzen ontharden ontharen ontharsen onthechten '
|
|
'ontheffen ontheiligen onthoofden onthullen onthutsen ontinkten ontitelen '
|
|
'ontkalken ontkapen ontkennen ontkerstenen ontketenen ontkiemen ontkleden '
|
|
'ontkleuren ontknopen ontkolen ontkomen ontkoppelen ontkrachten ontkrampen '
|
|
'ontkurken ontladen ontlasten ontlaten ontleden ontlenen ontleren ontlokken '
|
|
'ontlopen ontluchten ontluiken ontluisteren ontluizen ontmaagden '
|
|
'ontmagnetiseren ontmannen ontmantelen ontmaskeren ontmasten ontmengen '
|
|
'ontmenselijken ontmijnen ontmoedigen ontmoeien ontmoeten ontmuggen ontmunten '
|
|
'ontmythologiseren ontnemen ontnuchteren ontpachten ontpakken ontpersen '
|
|
'ontpitten ontploffen ontplooien ontpolderen ontpoppen ontraadselen ontraden '
|
|
'ontrafelen ontratten ontregelen ontrieven ontroeren ontroesten ontrollen '
|
|
'ontromen ontronden ontroven ontruimen ontrukken ontrusten ontschepen '
|
|
'ontschieten ontschoeien ontschorsen ontsieren ontslaan ontslagnemend '
|
|
'ontslagnemende ontslaken ontslapen ontslippen ontsluieren ontsluimeren '
|
|
'ontsluipen ontsluiten ontsmetten ontsnappen ontsnappingssnelheid ontsnavelen '
|
|
'ontspannen ontsparen ontspiegelen ontspinnen ontsporen ontspringen '
|
|
'ontspruiten ontsteken ontstekingsremmen ontstelen ontstellen ontstemmen '
|
|
'ontstichten ontstijgen ontstoppen ontstoren ontstrijden ontstrikken '
|
|
'onttakelen ontteken onttoveren onttrekken onttronen onttuigen ontvallen '
|
|
'ontvaren ontveinzen ontvellen ontvetten ontvlammen ontvlechten ontvlekken '
|
|
'ontvlezen ontvlieden ontvliegen ontvlocht ontvloeien ontvlokken ontvluchten '
|
|
'ontvoeren ontvolken ontvonken ontvoogden ontvouwen ontvreemden ontvriezen '
|
|
'ontwaarden ontwaken ontwapenen ontwaren ontwarren ontwassen ontwateren '
|
|
'ontweien ontweldigen ontwellen ontwennen ontwerpen ontwijden ontwijken '
|
|
'ontwikkelen ontwinden ontwoekeren ontwormen ontworstelen ontwortelen '
|
|
'ontwrichten ontwringen ontzadelen ontzanden ontzegelen ontzeggen ontzeilen '
|
|
'ontzekeren ontzenuwen ontzetten ontzielen ontzien ontzilten ontzinken '
|
|
'ontzinnen ontzouten ontzuilen ontzuren ontzwachtelen ontzwellen onuitgevoerd '
|
|
'onveranderde onverbindend onverdedigd onverdedigde onverklaard '
|
|
'onverschrokken onversierd onvertaald onvertakt onvertakte onverveerd '
|
|
'onverzadigd onverzadigde onverzoend onvolgroeid onvolgroeide onwelkom '
|
|
'onweren onzichtbaarheid oogdruppelen oogklepmotten ooglapmotten oogluikend '
|
|
'oogsten oogverblindend oordelen oorkonden oorlogen oorlogsheld '
|
|
'oorlogsmonumenten oorlogsschade oorlogvoerende oorloven oormerken oorsuizen '
|
|
'oosteren oosterlengte oostnoordoosten opaarden opademen opaderen opakkeren '
|
|
'opbaggeren opbakken opbaliën opbalken opbanken opbaren opbarsten opbedelen '
|
|
'opbellen opbergen opbeuren opbiechten opbieden opbijten opbikken opbillen '
|
|
'opbinden opbitten opblauwen opblazen opbleken opblijven opblikken '
|
|
'opbliksemen opblinken opbloeien opboedelen opboeien opboenen opboeren '
|
|
'opboeten opbokken opboksen opbollen opbomen opbonjouren opboosten opborden '
|
|
'opboren opborrelen opborstelen opbossen opbotsen opbouwen opbrabbelen '
|
|
'opbraden opbranden opbrassen opbreeuwen opbreien opbreken opbrengen '
|
|
'opbriesen opbronzen opbrouwen opbruinen opbruisen opbuigen opbulderen '
|
|
'opbulten opbundelen opcommanderen opdagen opdammen opdampen opdansen '
|
|
'opdeinen opdekken opdelen opdelven opdeppen opdeunen opdichten opdienen '
|
|
'opdiepen opdiggelen opdikken opdingesen opdirken opdissen opdobberen '
|
|
'opdoeken opdoemen opdoen opdoffelen opdoffen opdokken opdomen opdonderen '
|
|
'opdonkeren opdooien opdoppen opdorsen opdouwen opdraaien opdrachtgevende '
|
|
'opdragen opdraven opdreggen opdreunen opdrijven opdrillen opdringen '
|
|
'opdrinken opdrogen opdrommen opdrossen opdrukken opduikelen opduiken '
|
|
'opdunnen opduvelen opduwen opdwarrelen opdweilen opdwingen opeenbotsen '
|
|
'opeenbouten opeendoen opeendrijven opeendringen opeendrukken opeenduwen '
|
|
'opeengooien opeenhokken opeenhopen opeenjagen opeenklappen opeenklemmen '
|
|
'opeenklinken opeenklitten opeenkruien opeenladen opeenlassen opeenleggen '
|
|
'opeenliggen opeennaaien opeenpakken opeenpersen opeenplaatsen opeenplakken '
|
|
'opeenrijden opeenschroeven opeenschuiven opeensluiten opeensmijten '
|
|
'opeenstaan opeenstapelen opeenstoten opeentassen opeenvallen opeenvliegen '
|
|
'opeenvolgen opeenvolgend opeenwaaien opeenwerpen opeenzetten opeenzitten '
|
|
'opeggen opeisen open- openbaren openbarst openbarsten openbersten openbijten '
|
|
'openblazen openblijven openbloeien openbloemen openbreken openbuigen '
|
|
'openbulken opendoen opendraaien opendringen openduwen openen opengaan '
|
|
'opengooien openhakken openhalen openhangen openhouden openingsdoelpunt '
|
|
'openklappen openknagen openknijpen openknikken openknippen openkoken '
|
|
'openkrabben openkraken openlaten openleggen openliggen openlopen openmaken '
|
|
'openpersen openpeuteren openpikken openplooien openprikken openrijten '
|
|
'openritsen openrollen openrukken openschaven openscheuren openschieten '
|
|
'openschoppen openschroeven openschuiven openslaan openslingeren opensluiten '
|
|
'opensmijten opensnijden openspalken openspannen openspatten opensperren '
|
|
'opensplijten opensplitsen openspreiden openspringen openstaan opensteken '
|
|
'openstellen openstomen openstrooien opentarnen openten openteren opentornen '
|
|
'opentrappen opentrekken openvallen openverklaren openvijzen openvliegen '
|
|
'openvouwen openwaaien openwaterzwemmen openwerken openwerpen openwoelen '
|
|
'openwrijven openwringen openzagen openzetten openzwaaien operationaliseren '
|
|
'opereren opeten opfietsen opfladderen opflakkeren opfleren opfleuren '
|
|
'opflikken opflikkeren opflitsen opfokken opfretten opfrissen opfruiten '
|
|
'opgaan opgalmen opgaren opgebruiken opgeien opgeilen opgeraken opgespen '
|
|
'opgeven opgieren opgieten opgijnen opgisten opglanzen opglimmen opgloeien '
|
|
'opgooien opgrabbelen opgraven opgreppen opgriffelen opgrijpen opgroeien '
|
|
'opgroenen ophaasten ophad ophagen ophaken ophakken ophalen ophangen ophappen '
|
|
'opharden opharken ophaspelen ophebben opheffen ophekken ophelderen ophelpen '
|
|
'ophemelen ophengsten opheuen ophielen ophieuwen ophijsen ophikken ophitsen '
|
|
'ophoepelen ophoesten ophogen ophokken ophopen ophoren ophouden ophuiden '
|
|
'ophuppelen ophutselen opiniëren opjagen opjuinen opjutten opkaarden '
|
|
'opkalanderen opkalefateren opkalfateren opkalken opkammen opkanten opkappen '
|
|
'opkarren opkatten opkauwen opkeggen opkeren opkielen opkiemen opkiepen '
|
|
'opkietelen opkijken opkikkeren opkimmen opkippen opkisten opkladden '
|
|
'opklampen opklappen opklaren opklauteren opkleden opkleppen opkleuren '
|
|
'opkleven opklimmen opklinken opklooien opkloppen opklossen opkloven '
|
|
'opkluiven opkluwen opkluwenen opknabbelen opknallen opknappen opknetteren '
|
|
'opknijpen opknippen opknopen opknutselen opkoelen opkoken opkomen opkooien '
|
|
'opkopen opkorten opkoteren opkrabbelen opkrabben opkramen opkrassen '
|
|
'opkrauwen opkrijgen opkrikken opkrimpen opkringelen opkroezen opkrommen '
|
|
'opkronen opkronkelen opkroppen opkruien opkruinen opkruipen opkruisen '
|
|
'opkrullen opkuieren opkuipen opkuisen opkuiven opkweken opkwelmen opkwikken '
|
|
'oplaaien opladen oplakken oplangen oplappen oplassen oplaten oplatten '
|
|
'oplaveren oplazeren oplebberen opleggen opleiden oplengen oplepelen opleppen '
|
|
'oplepperen opleren opletten opleuken opleukeren opleven opleveren oplezen '
|
|
'oplichten oplieren opliggen oplijsten oplikken oploden oploeven oplopen '
|
|
'oplossen opluchten opluien opluiken opluisteren opluxen opmaken opmalen '
|
|
'opmarcheren opmerken opmeten opmetselen opmieteren opmijten opmonteren '
|
|
'opnaaien opnemen opneuken opnoemen opofferen opontbieden oppakken oppakten '
|
|
'oppalmen oppassen oppennen oppeppen opperarmbeen opperen oppersen oppeuzelen '
|
|
'oppiepen oppijpen oppikken oppinnen opplakken opplanten opplassen oppleuren '
|
|
'opploegen opplooien opplussen oppoetsen oppoffen oppoken oppolitoeren '
|
|
'oppompadoeren oppompen opponeren oppoppen opporren oppoten oppotten '
|
|
'opprikken oppronken opproppen oppruimen oppuilen oppuntstellen opputten '
|
|
'oprakelen opraken opramen oprammeien oprammelen opranken oprapen opratelen '
|
|
'opredderen opreiken oprekenen oprekken oprennen oprichte oprichten oprijden '
|
|
'oprijen oprijgen oprijten oprijzen oprispen opritsen oprochelen oproden '
|
|
'oproeien oproepen oproeren oproken oprokken oprokkenen oprollen opromen '
|
|
'oprommelen opronden oproosteren oprotstralen oprotten opruien opruiken '
|
|
'opruimen oprukken opruwen opsalamanderen opschaffen opschaften opschakelen '
|
|
'opschalen opscharrelen opscharren opschaven opschellen opschenken opschepen '
|
|
'opscheppen opscheren opscherpen opscherren opscheuren opschieten opschijnen '
|
|
'opschikken opschilderen opschminken opschoeien opschoffelen opschokken '
|
|
'opschommelen opschonen opschooien opschoppen opschorsen opschort opschorten '
|
|
'opschrabben opschransen opschranzen opschrapen opschreeuwen opschrijven '
|
|
'opschrikken opschrobben opschroeven opschrokken opschudden opschuieren '
|
|
'opschuilen opschuimen opschuiven opschuren opschutten opseizen opsieren '
|
|
'opsjezen opsjorren opsjouwen opslaan opslabberen opslagen opslaggeheugen '
|
|
'opslatten opslechten opslepen opsleuren opslibben opslijken opslijpen '
|
|
'opslijten opslikken opslingeren opslobberen opsloffen opslokken opslorpen '
|
|
'opsloven opsluipen opsluiten opslurpen opsmeden opsmelten opsmeren '
|
|
'opsmergelen opsmijten opsmikkelen opsmoezen opsmukken opsmullen opsnappen '
|
|
'opsnellen opsnijden opsnoeien opsnoepen opsnorren opsnuffelen opsnuiven '
|
|
'opsodemieteren opsoevereinen opsolferen opsommen opsoppen opsouperen '
|
|
'opspalken opspannen opsparen opspatten opspelden opspelen opsperren '
|
|
'opspeuren opspieën opspijkeren opspinnen opspitsen opspitten opsplijten '
|
|
'opsplitsen opsplitten opspoelen opsporen opspreiden opspreken opspringen '
|
|
'opspruiten opspugen opspuiten opspuwen opstaan opstallen opstampen opstangen '
|
|
'opstapelen opstappen opstaren opstarten opsteigeren opsteken opstellen '
|
|
'opstemmen opstijgen opstijven opstikken opstoepen opstoffen opstoken '
|
|
'opstomen opstommelen opstook opstoppen opstormen opstoten opstouwen opstoven '
|
|
'opstrekken opstreven opstrijden opstrijken opstrikken opstromen opstrompelen '
|
|
'opstropen opstroppen opstuiken opstuiten opstuiven opsturen opstutten '
|
|
'opstuwen opsukkelen optafelen optakelen optanden optassen optateren '
|
|
'optekenen optellen opteren optillen optimaliseren optimmeren optippen '
|
|
'optobben optoddiken optoetsen optomen optonen optonnen optooien optoppen '
|
|
'optorenen optornen optransformeren optrappen optreden optrekken optrippelen '
|
|
'optroeven optrommelen optuieren optuigen optulken optutten optyfen optypen '
|
|
'opvallen opvangen opvaren opvat opvatten opvegen opveilen opveren opverven '
|
|
'opvieren opvijlen opvijzelen opvijzen opvissen opvlammen opvlassen '
|
|
'opvlechten opvliegen opvlijen opvlijmen opvloeien opvloeken opvoeden '
|
|
'opvoederen opvoegen opvoeren opvolgen opvorderen opvouwen opvragen opvreten '
|
|
'opvretten opvriezen opvrijen opvrolijken opvullen opwaaien opwaarderen '
|
|
'opwachten opwaken opwakkeren opwandelen opwarmen opwarmronde opwassen '
|
|
'opwegen opwekken opwellen opwelven opwentelen opwerken opwerpen opwervelen '
|
|
'opwiegen opwieken opwiggen opwikkelen opwinden opwippen opwisselen opwissen '
|
|
'opwitten opwoelen opwrijven opwroeten opzadelen opzakken opzamelen opzanden '
|
|
'opzaniken opzeggen opzeilen opzenden opzetten opzichzelfstaande opzieden '
|
|
'opzien opzijgaan opzijleggen opzijschuiven opzijzetten opzingen opzinken '
|
|
'opzit opzitten opzoden opzoeken opzoeten opzolderen opzomeren opzooien '
|
|
'opzouten opzuigen opzuipen opzuiveren opzwaaien opzwabberen opzwalpen '
|
|
'opzwelgen opzwellen opzwemmen opzwengelen opzwepen opzweren opzweven '
|
|
'opzwoegen orakelen oranjegezinde orbitalen ordenen ordeteken ordineren '
|
|
'ordonneren oreren organiseren organiste orgelen oriëntatielopen oriënteren '
|
|
'orkestdirectie orkestreren ornamenteren ornementeren orogenese oscilleren '
|
|
'osteodermen otteren outilleren ouwebetten ouwehoeren ouwetakkenbossen '
|
|
'ouwetutten overacten overbabbelen overbakken overbedelen overbeladen '
|
|
'overbelasten overbelichten overbeschermen overbetalen overbevragen '
|
|
'overbieden overbijten overbikken overbillen overbinden overblazen overbleken '
|
|
'overblijven overbloezen overblowen overbluffen overboeken overboenen '
|
|
'overboeren overborstelen overbossen overbotsen overbottelen overbouwen '
|
|
'overbraden overbranden overbreeuwen overbreien overbrengen overbrieven '
|
|
'overbroeden overbrouwen overbruggen overbruisen overbuigen overbuizen '
|
|
'overbukken overbusselen overcalqueren overcijferen overcompenseren overdagen '
|
|
'overdekken overdelen overdemocratiseren overdenken overdienen overdijken '
|
|
'overdisponeren overdistilleren overdoen overdonderen overdopen overdorsen '
|
|
'overdraaien overdragen overdraven overdrentelen overdribbelen overdrijven '
|
|
'overdrogen overdrukken overdubben overduvelen overduwen overdwalen '
|
|
'overdweilen overeenbrengen overeenkomen overeenstemmen overeesten overeggen '
|
|
'overenten overerven overeten overetsen overfaxen overfietsen overfilteren '
|
|
'overfiltreren overfluisteren overfluiten overfoliën overgaan overgaren '
|
|
'overgeven overgezalfde overgezochte overgieren overgieten overglanzen '
|
|
'overglijden overgloeien overgommen overgooien overgraveren overgrijpen '
|
|
'overgroeien overgronden overgutsen overhaasten overhalen overhandigen '
|
|
'overhangen overhaspelen overhebben overhechten overheersen overhellen '
|
|
'overhevelen overhoopgooien overhoophalen overhoopliggen overhooplopen '
|
|
'overhoopraken overhoopschieten overhoopsmijten overhoopsteken overhoopwerpen '
|
|
'overhoopzetten overhoren overhouden overhouwen overhuiven overhuizen '
|
|
'overijken overijlen overjagen overkaarden overkaatsen overkakelen overkalken '
|
|
'overkalkeren overkammen overkantelen overkappen overkarnen overkauwen '
|
|
'overkegelen overkeuren overkijken overkisten overkladden overklappen '
|
|
'overklassen overklauteren overkleden overkleuren overklikken overklimmen '
|
|
'overklinken overkluizen overknabbelen overknagen overknikken overknippen '
|
|
'overknopen overkoepelen overkoken overkomen overkopen overkoppen '
|
|
'overkrabbelen overkragen overkrijgen overkroppen overkruien overkruipen '
|
|
'overkruisen overkuieren overkuipen overkwalificeren overkweken overladen '
|
|
'overlakken overlangen overlappen overlasten overlaten overledene overleggen '
|
|
'overleiden overleren overleunen overleven overleverden overleveren overlezen '
|
|
'overlichten overliggen overlijden overlijmen overlippen overloden overlokken '
|
|
'overlommeren overlopen overluiden overluien overmaken overmalen overmangelen '
|
|
'overmannen overmarcheren overmatten overmazen overmeesteren overmelken '
|
|
'overmeniën overmerken overmeten overmetselen overmijten overmogen overmollen '
|
|
'overmonsteren overmorgen overmunten overnaaien overnachten overneigen '
|
|
'overnemen overneuriën overnieuw overnummeren overoliën overpakken overpassen '
|
|
'overpeinzen overpekken overpennen overpielen overpikken overplaatsen '
|
|
'overplakken overplamuren overplanten overpleisteren overpletten overploegen '
|
|
'overplooien overpoederen overpoeieren overpoetsen overpolijsten overpompen '
|
|
'overpoten overpotten overpraten overprijzen overprikkelen overranken '
|
|
'overreageren overredderen overreden overreiken overreizen overrekenen '
|
|
'overrekken overrennen overrijden overroeien overroepen overroeren overrollen '
|
|
'overrompelen overroten overrulen oversauzen overschaduwen overschakelen '
|
|
'overschaken overschatten overschaven overschenken overschepen overscheppen '
|
|
'overscheren overschetsen overscheuren overschieten overschilderen '
|
|
'overschitteren overschoffelen overschoppen overschouwen overschreeuwen '
|
|
'overschrijden overschrijven overschrikkelen overschrobben overschudden '
|
|
'overschuieren overschuimen overschuiven overschuren overseinen oversjouwen '
|
|
'overslaan overslapen overslenteren overslepen oversleuren overslijpen '
|
|
'overslingeren oversluiken oversluipen oversluiten oversmeden oversmelten '
|
|
'oversmeren oversmijten oversmokkelen oversnappen oversnellen oversnijden '
|
|
'oversnoeien oversolderen oversorteren overspalken overspannen oversparen '
|
|
'overspatten overspelen overspellen overspijkeren overspinnen overspitten '
|
|
'overspoeden overspoelen oversporen overspreken overspringen overspruiten '
|
|
'overspuiten overstaan overstaken overstallen overstampen overstapelen '
|
|
'overstappen oversteken overstelpen overstemmen overstempelen overstijgen '
|
|
'overstijven overstimuleren overstomen overstoppen overstorten overstoten '
|
|
'overstralen overstressen overstrijken overstromen overstrompelen overstuiven '
|
|
'oversturen oversukkelen overswitchen overtappen overtekenen overtelefoneren '
|
|
'overtelegraferen overtellen overteren overteuten overtijden overtijgen '
|
|
'overtikken overtillen overtimmeren overtonnen overtoveren overtrainen '
|
|
'overtrappen overtreden overtreffen overtrekken overtrippelen overtroeven '
|
|
'overtrouwen overtuigen overtypen overvaren overvegen overveilen '
|
|
'oververhitten oververmoeid oververnissen oververtellen oververven '
|
|
'oververzadigde overvijlen overvlechten overvleugelen overvlieden overvliegen '
|
|
'overvlieten overvloeien overvlogen overvluchten overvoeden overvoegen '
|
|
'overvoeren overvormen overvouwen overvragen overvreten overwaaien '
|
|
'overwaarderen overwaggelen overwalken overwalsen overwandelen overwannen '
|
|
'overwarmen overwasemen overwassen overwegen overweldigen overwellen '
|
|
'overwelven overwenden overwerken overwerpen overwieden overwijzen overwinden '
|
|
'overwinnen overwinteren overwippen overwitten overwoekeren overwrijven '
|
|
'overwringen overzaaien overzakken overzalven overzeggen overzeilen '
|
|
'overzenden overzetten overzieden overzien overziften overzingen overzitten '
|
|
'overzoeken overzolderen overzomen overzouten overzwemmen overzweven '
|
|
'overzwikken ovuleren oxide oxiden oxideren ozoniseren paaien paalzitten '
|
|
'paardjerijden paardrijden paardspringen paardvoltigeren paarrijden '
|
|
'pachtbreken pachten pacificeren pacifiëren paddelen paffen pagaaien '
|
|
'pagineren pakken palataliseren palaveren palen paleren paletten palettiseren '
|
|
'palingen palingsteken palingtrekken palingzeilen palissaderen pallepoten '
|
|
'palmen palmsteken palmwijden palperen palpiteren panacheren panchayat panden '
|
|
'pandoeren pandverbeuren panellid paneren panikeren panlikken pannenlap '
|
|
'pannenlikken pantserdoorboren pantseren pantserzakspinnen papegaaien '
|
|
'papegaaischieten papeten papieren pappen parachuteren parachutespringen '
|
|
'parachutevouwen paraderen paraferen paraffineren parafraseren paragraferen '
|
|
'paraisseren paralyseren paranoïde parapenten parasailen parasiteren '
|
|
'paraspringen pardonneren parelduiken parelen parelmotten parelvissen paren '
|
|
'pareren parfumeren parkeergelegenheid parkeren parket parketteren parkmoord '
|
|
'parlementen parlementeren parlesanten parlevinken parodiëren parte parten '
|
|
'participeren partijkiezen partijtrekken partituurlezen partneren pasporteren '
|
|
'passagieren passanten passen passeren passioneren passlijpen '
|
|
'pastelschilderen pasteuriseren patelen patenteren paternosteren patiencen '
|
|
'patineren patriot patroneren patroniseren patrouilleren patsen pauken '
|
|
'pauzeren pavoiseren pedaalmotten pedaleren peddelen pedicuren peezen pegelen '
|
|
'peigeren peilen peinzen peizen pekelen pekken pelen pelgrimeren pellen '
|
|
'pelletiseren penaliseren pendelen penetreren pennen penselen pensioensparen '
|
|
'pensioneren penteren penzen peperen peppen peptide percipiëren percoleren '
|
|
'percuteren peren perfectioneren perforeren performen periodiseren '
|
|
'perkamenteren perken permanenten permitteren peroreren perpendiculariseren '
|
|
'perpetueren persecuteren persen persevereren persifleren persisteren '
|
|
'perslucht personaliseren personifiëren perspectieftekenen perspireren '
|
|
'persuaderen persvergulden perudoén perverteren pesten petilleren '
|
|
'petitioneren petrificeren petrifiëren petsen peulen peuren peuteren peuzelen '
|
|
'pezen pezeweven pf photoshoppen pianiste pianospelen pianostemmen picknicken '
|
|
'piefpaffen pieken piekeren pielen piemelen piepen piercen piereken pieren '
|
|
'pierewaaien piesen pieteren pifpaffen pigmenten pigmenteren pijlstaarten '
|
|
'pijnen pijnigen pijpen pijpendraaien pijproken pikdorsen pikeren piketten '
|
|
'piketteren pikkelen pikken pileren pillen pillendraaien pimpelen pinceren '
|
|
'pingelen pingen pingpongen pinkelen pinken pinkeren pinkogen pinnen '
|
|
'pionieren pipetteren pirouetteren pissen pistonneren pistoolschieten pitsen '
|
|
'pitten pivoteren plaasteren plaatsen plaatsgrijpen plaatshebben plaatsmaken '
|
|
'plaatsnaambord plaatsnemen plaatsnijden plaatsvervangen plaatsvinden '
|
|
'plaatsvormen placeren plafonneren plagen plaggen plagiëren plakken plamen '
|
|
'plamuren planen planeren planetoïde planimetreren plankschaatsen plankzeilen '
|
|
'plannen plannenmaken planten plantendelen plantenetend plantenetende '
|
|
'planteren plasmasnijden plasregenen plassen plastieken plastificeren '
|
|
'platbellen platbombarderen platbranden platdrukken platduwen plate '
|
|
'plateeldraaien plateren platgaan platgooien platineren platkloppen '
|
|
'platleggen platliggen platlopen platmaken platpersen platscheren '
|
|
'platschieten platslaan platspuiten platstoten platstrijken platten platteren '
|
|
'plattrappen plattreden platvallen platvoeten platwalsen plaveien playbacken '
|
|
'playstationen plebisciteren plegen pleisteren pleiten plekken plempen '
|
|
'plengen plensregenen plenteren plenzen pletsen pletten pletteren pleuren '
|
|
'pleurocoelen plezieren plisseren ploegen ploegtrekken ploeteren ploffen '
|
|
'plomberen plompen plonzen plooien ploppen ploten plotten pluggen pluimen '
|
|
'pluimstrijken pluizen plukharen plukken plunderen plundertochten plussen '
|
|
'pochen pocheren pocketboeken poedelen poederen poeieren poekelen poelen poen '
|
|
'poepen poeren poesten poetsen poffen pogen pogoën pointeren pointilleren '
|
|
'poken pokeren pokertoernooien pokken polariseren polderen polemiseren polen '
|
|
'poleren polieren polijsten politiseren politoeren pollueren poloën polsen '
|
|
'polsstokhoogspringen polsstokspringen polsstokverspringen polsvoelen '
|
|
'polychromeren polymeriseren pommaderen pompen ponden poneren ponsen '
|
|
'pontificeren ponyrijden pooien pooieren poolen poolstokhoogspringen '
|
|
'poortsluiten pootjebaden popcornen popelen poppen populariseren porren '
|
|
'porseleinrijden portelen porten porteren portretteren poseren positioneren '
|
|
'postcodeoriënteren postdateren posten posteren postgraven postuleren '
|
|
'postvatten postzegelverzamelen potelen poten potenrammen potloden potten '
|
|
'pottenbakken potverteren pousseren powiat pozen poëtiseren praaien prachen '
|
|
'prachtlievende prachtmotten prachtvinken prakken prakkiseren praktiseren '
|
|
'pralen pramen prangen praten pratikeren pratten preadviseren precederen '
|
|
'precipiteren preciseren preconiseren prederen predestineren prediceren '
|
|
'prediken predisponeren predomineren preeklezen prefabriceren prefereren '
|
|
'prefigeren prefigureren prejudiciëren preken preluderen premediceren '
|
|
'premediteren prenten prenumereren preoccuperen prepareren prescriberen '
|
|
'presenteren preseren preserveren presideren pressen presseren presteren '
|
|
'presumeren pretendent pretenderen pretexteren preutelen prevaleren prevelen '
|
|
'preveniëren priegelen priemen prijken prijsbevorderen prijsgeven prijsrijden '
|
|
'prijsschieten prijzen prikkelen prikken primeren principaat prinsgezinde '
|
|
'printen privaatdocent privatiseren privilegiëren privégesprekken privélessen '
|
|
'proberen problematiseren procederen proclameren procreëren procureren '
|
|
'producen produceren proefboren proefbranden proefdraaien proefheien '
|
|
'proeflezen proefpreken proefrijden proefschieten proefschriftlayouten '
|
|
'proefstomen proeftrekken proefvaren proefzwemmen proest proesten proeven '
|
|
'profaan profaneren professen professionaliseren profeteren profielslijpen '
|
|
'profileren profiteren profloopbaan programmeertalen programmeren projecteren '
|
|
'projectietekenen proletariseren prolongeren promoten promoveren pronken '
|
|
'pronostikeren pronunziare proost proosten propaganderen propageren '
|
|
'proponeren proportioneren proppen proselietenmaken prospecteren prospekken '
|
|
'prospereren prossen prosterneren prostitueren protegeren protesteren '
|
|
'protocolleren protonen protoneren protsen protten prouveren proveniëren '
|
|
'provianderen provisioneren provoceren pruikslaan pruilen pruimen prullen '
|
|
'prutsen pruttelen prutten psalmen psalmeren psalmodiëren psalmzingen '
|
|
'pseudo-lezen psychologiseren pterygoïde puberen publiceren publiciste '
|
|
'publiciteitzoeken puddelen puffen puilen puimen puinruimen pulken pulsen '
|
|
'pulseren pulveren pulveriseren puncteren punniken punten puntenakkoord '
|
|
'puntendiëten puntengerechtigd punteren puntlassen puren pureren purgeren '
|
|
'purificeren purifiëren purperen pushen pussen putsen putt putten puzzelen '
|
|
'pyromaan quadrilleren quadrupleren quarken queruleren quizzen quoten '
|
|
'quoteren quotiseren raadgeven raadplegen raaien raaklopen raakslaan '
|
|
'raaskallen rabatten rabatteren rabbelen raccorderen racefietsen racemotoren '
|
|
'racen raceronde raceweekend rachelen racletten radbraken raden raderen '
|
|
'radicaliseren radio-dj radiograferen radiomaken rafelen raffelen raffineren '
|
|
'raften ragen raggen railleren raisonneren rakelen raken raketten rakken '
|
|
'rakkeren ramen rammeien rammelen rammen rampdenken rampetampen rampokken '
|
|
'ramsjen randen randomiseren rangeren rangschikken ranken ranselen ransen '
|
|
'rantsoeneren rapen rappelleren rappen rapporteren raseren raspen rasteren '
|
|
'ratelbanden ratelen rateren ratificeren ratineren rationaliseren ratsen '
|
|
'ratten rauzen ravenbeksbeen ravitailleren ravotten razen razeren reactiveren '
|
|
'reaffecteren reageren realiseren reanimeren reassureren rebbelen rebelleren '
|
|
'rebooten rebounden recapituleren reccen recenseren recepteren rechercheren '
|
|
'rechtbouwen rechtbreien rechtbuigen rechtdoorgaan rechtduwen rechten '
|
|
'rechteren rechterschouderblad rechthouden rechtigen rechtkloppen rechtkomen '
|
|
'rechtmaken rechtopgaan rechtopstaand rechtopstaande rechtsdraaiende '
|
|
'rechtsgeleerdheid rechtslaan rechtspreken rechtspringen rechtstaan '
|
|
'rechtstrekken rechtswetenschappen rechttrekken rechtuitgaan rechtuitkijken '
|
|
'rechtuitlopen rechtuitrijden rechtvaardigen rechtzetten rechtzitten '
|
|
'recidiveren recipiëren reciproceren recirculeren reciteren reclameren '
|
|
'reclasseren recombineren recommanderen reconciliëren reconstrueren '
|
|
'recordkampioen recreëren recruteren rectificeren recupereren recuseren '
|
|
'recyclen recycleren redden redderen reddingszwemmen reddingzwemmen '
|
|
'redekavelen redeneren redetwisten redevoeren redigeren redoubleren '
|
|
'redresseren reduceren redundant redupliceren reeuwen refereren reflecteren '
|
|
'reformen reformeren refuseren refuteren regaleren regard regarderen regelen '
|
|
'regenen regenereren regenwulpen regeren regering- regeringsgezind '
|
|
'regeringsgezinde reggen regionaliseren regisseren registeren registermaken '
|
|
'registreren reglementeren regroeperen regulariseren reguleren rehabiliteren '
|
|
'reidansen reien reiken reikhalzen reilen reinigen reizen rekenen '
|
|
'rekeningrijden rekestreren rekken rekristalliseren rekruteren rekwestreren '
|
|
'rekwireren relanceren relateren relativeren relaxen relaxeren relaxt '
|
|
'relayeren releasen relegeren releveren rellen relschoppen remarqueren '
|
|
'remasteren rembourseren remediëren remigreren remilitariseren remitteren '
|
|
'remixen remixte remmen remodelleren remonstreren remonteren removeren '
|
|
'remplaceren remunereren renderen rendierjagen renen reneweren renforceren '
|
|
'rennen renonceren renoveren rentabiliseren renten rentenieren renumereren '
|
|
'renunciëren renvooieren reorganiseren reoriënteren repareren repasseren '
|
|
'repatriëren repelen repen repertoriëren repeteren repliceren repousseren '
|
|
'reppen represaille representeren reprimeren reproberen reproduceren '
|
|
'reprograferen repudiëren rescontreren rescriberen researchen reseceren '
|
|
'reserveren resetten resident resideren resigneren resineren resisteren '
|
|
'resocialiseren resolveren resoneren resorberen resorteerde respecteren '
|
|
'respectievelijk respireren responderen responsabiliseren ressorteren '
|
|
'restaureren resten resteren restitueren restorneren restringeren restylen '
|
|
'resulteren resumeren resupineren retarderen retireren retoucheren '
|
|
'retourneren retracteren retribueren retrograderen reutelen reuzelen '
|
|
'reuzenslangen revaccineren revalideren revaloriseren revalueren revancheren '
|
|
'revelen reveleren reven revideren revieren reviewen revindiceren reviseren '
|
|
'revitaliseren revoceren revolteren revolutioneren reëngageren reïncarneren '
|
|
'reïntegreren reïnterpreteren reünieconcert reüsseren ribbelen ribben richten '
|
|
'ricocheren ridderen ridderorden ridiculiseren riedelen rieken riemen '
|
|
'rietdekken riffelen rigide rijcomfort rijden rijen rijgen rijken '
|
|
'rijksbeschermd rijksmonument rijksmonumenten rijkversierde rijmelen rijmen '
|
|
'rijpaard rijpen rijsttafelen rijten rijven rijwielen rijzelen rijzen '
|
|
'rikkekikken rikken rikketikken rikkikken riksmuseet rillen rimmen rimpelen '
|
|
'ringelen ringeloren ringen ringrijden ringsteken ringvangen rinkelen '
|
|
'rinkelrooien rinkinken rioleren riposteren rippen risaleren risken riskeren '
|
|
'rispen rissen risten ristorneren rite ritmeren ritselen ritsen ritten '
|
|
'ritualiseren rivaliseren riviergeleiden road robbedoezen robberen robineren '
|
|
'robotiseren rochelen rocken roddelen rodelen roden rodeorijden roderen '
|
|
'rodineren roedelopen roeien roeiepoetsen roekoeken roekoeën roemen roepen '
|
|
'roerbakken roeren roesten roestvast roeten roethanen roetsjen roezemoezen '
|
|
'roezen roffelen rojemen rokeren rokken rokkenen rollebollen rollen rolleren '
|
|
'rolrijden rolschaatsen rolstoelracen roman romaniseren romantiseren romen '
|
|
'rommelen rondbabbelen rondbanjeren rondbazuinen rondbellen rondbenen '
|
|
'rondbezorgen rondbieden rondblikken rondbreien rondbrengen rondbrieven '
|
|
'rondcirculeren rondcirkelen rondcolporteren rondcrossen ronddaggeren '
|
|
'ronddalven ronddansen ronddarren ronddartelen ronddelen ronddienen '
|
|
'ronddobberen ronddolen ronddollen ronddraaien ronddragen ronddraven '
|
|
'ronddrentelen ronddrijven ronddwalen ronddwarrelen ronddweilen ronden '
|
|
'ronderecord rondexerceren rondfeesten rondfietsen rondfladderen rondfleren '
|
|
'rondgaan rondgapen rondgepompt rondgeven rondgluren rondgonzen rondgooien '
|
|
'rondgraaien rondgrabbelen rondgrijpen rondgroeien rondgroeten rondhakken '
|
|
'rondhalen rondhangen rondhollen rondhoppen rondhoren rondhossen rondhotsen '
|
|
'rondhuppelen rondhupsen rondjagen rondjoelen rondkijken rondkletsen '
|
|
'rondkloppen rondkoersen rondkomen rondkraaien rondkrielen rondkrioelen '
|
|
'rondkruien rondkruipen rondkruisen rondkuieren rondleggen rondleiden '
|
|
'rondleuren rondleuteren rondloeren rondlopen rondluieren rondluisteren '
|
|
'rondlummelen rondmailen rondmaken rondmarcheren rondneuken rondneuzen '
|
|
'rondpassen rondplassen rondploeteren rondplonsen rondpompen rondpraten '
|
|
'rondpresenteren rondprutsen rondrazen rondreiken rondreizen rondrennen '
|
|
'rondrijden rondroeien rondroepen rondrommelen rondschallen rondscharrelen '
|
|
'rondschenken rondscheppen rondschermen rondscheuren rondschieten '
|
|
'rondschommelen rondschouwen rondschreeuwen rondschrijven rondseinen '
|
|
'rondsjouwen rondslaan rondslenteren rondslepen rondsletten rondsleuren '
|
|
'rondslieren rondslijpen rondslingeren rondsloffen rondsluipen rondsmijten '
|
|
'rondsnellen rondsnijden rondsnorren rondsnuffelen rondspartelen rondspatten '
|
|
'rondspelen rondspeuren rondspieden rondspoken rondspringen rondspuiten '
|
|
'rondstaan rondstappen rondstaren rondsteppen rondstralen rondstrijken '
|
|
'rondstrompelen rondstrooien rondstruinen rondstuiven rondsturen rondsuizen '
|
|
'rondsukkelen rondsurfen rondtasten rondtekenen rondtellen rondteuten '
|
|
'rondtjollen rondtoeren rondtollen rondtrekken rondtrippelen rondtrippen '
|
|
'rondtrompetten rondtsjollen rondtuinen rondturen rondvaren rondventen '
|
|
'rondvertellen rondvliegen rondvragen rondwaden rondwalsen rondwandelen '
|
|
'rondwaren rondwarrelen rondweiden rondwemelen rondwentelen rondwervelen '
|
|
'rondwoelen rondwurmen rondzaaien rondzeggen rondzeilen rondzenden rondzetten '
|
|
'rondzeulen rondzien rondzingen rondzoeken rondzwaaien rondzwalken '
|
|
'rondzwemmen rondzwermen rondzwerven rondzwiepen rondzwieren ronken ronselen '
|
|
'roodgekleurde roofdieren rooien roosjessnijden roosten roosteren roppen '
|
|
'roskammen rossen rotantrekken roten roteren rotseiland rotsen rotsklimmen '
|
|
'rotsteen rotten rotuleren rotverwen rotzooien rouleren routeren rouwdouwen '
|
|
'rouwen rouwklagen roven roveren royale royeren rozen rubriceren ruften '
|
|
'rugbyen ruggensteunen rugschild rugsteunen rugvliegen rugwind rugzakken '
|
|
'rugzwemmen ruien ruiken ruilebuiten ruilen ruimen ruimtevullen ruimtezien '
|
|
'ruisen ruiten ruitentikken ruiven ruizelen rukken rumineren rummikuppen '
|
|
'rumoeren runnen russificeren rusten rustgeven rustgevende ruttelen ruwaard '
|
|
'ruwen ruwslijpen ruwstoken ruziemaken ruziën ruïneren röntgenen '
|
|
's-gravenzande s-gravesande s-gravesluiten sabbelen sabberen sabeldansen '
|
|
'sabelen sabelsprinkhanen saboteren sacreren sacrificeren sacrifiëren '
|
|
'sagokloppen sagowassen sakkeren salamanderen salariëren salderen salsadansen '
|
|
'salueren samenballen samenbinden samenblazen samenblijven samenbouwen '
|
|
'samenbrengen samenbuigen samenbundelen samendoen samendraaien samendragen '
|
|
'samendrijven samendringen samendrommen samendrukken samenduwen samenflansen '
|
|
'samengaan samengieten samengroeien samenhalen samenhangen samenhechten '
|
|
'samenhokken samenhopen samenhoren samenhouden samenhuizen samenketenen '
|
|
'samenkitten samenklappen samenklemmen samenkleven samenklieken samenklinken '
|
|
'samenklitten samenklonteren samenknijpen samenknopen samenkoeken samenkomen '
|
|
'samenkooien samenkoppelen samenkrimpen samenkruipen samenlappen samenleggen '
|
|
'samenleven samenlezen samenlijmen samenlopen samenmengen samennaaien '
|
|
'samenpakken samenpersen samenplakken samenproppen samenrapen samenroepen '
|
|
'samenroeren samenrollen samenrotten samenrukken samenscharrelen '
|
|
'samenschikken samenscholen samenschrapen samenschroeven samenslaan '
|
|
'samensmeden samensmelten samensnoeren samenspannen samenspelden samenspelen '
|
|
'samenspreken samenstelen samenstellen samenstemmen samenstromen samentellen '
|
|
'samentreffen samentrekken samentroepen samenvallen samenvatten samenvlechten '
|
|
'samenvlieten samenvloeien samenvoegen samenvouwen samenwerken samenweven '
|
|
'samenwinden samenwonen samenwringen samenzetten samenzijn samenzitten '
|
|
'samenzoeken samenzweren sammelen samplede samplen samtgemeinde sanctificeren '
|
|
'sanctifiëren sanctioneren saneren sanforiseren saoediseren sappelen sapperen '
|
|
'sarren sassen satineren satureren sauropode sauropoden sausen sauteren '
|
|
'sauveren sauzen saven savoureren scalperen scanderen scannen scenarissen '
|
|
'schaakkampioen schaakspelen schaarden schaatsen schaatsenlopen '
|
|
'schaatsenrijden schachtdelven schadeloosstellen schaden schadeveroorzaken '
|
|
'schaduwboksen schaduwen schaffen schaften schakelen schaken schakeren '
|
|
'schalen schallen schalmen schamen schampen schamperen schandaliseren '
|
|
'schandmerken schandvlekken schansen schansspringen schapenteelt scharen '
|
|
'scharnieren scharrelbenen scharrelen scharren schateren schaterlachen '
|
|
'schatgraven schatten schavelen schaven schaverdijnen schavielen '
|
|
'schedellichten schedulen scheefbuigen scheefdrukken scheefduwen '
|
|
'scheefgroeien scheefhouden scheeflopen scheefslaan scheefstaan scheeftrekken '
|
|
'scheefzakken scheelkijken scheelogen scheelzien scheenplaatschildpadden '
|
|
'scheepgaan scheepsgeschut scheepsruimte scheiden scheidsrechteren schelden '
|
|
'schelen schellen schematiseren schemeren schenden schenken schennen schepen '
|
|
'scheppen scheren schermen schermutselen scherpen scherpstellen scherren '
|
|
'schertsen scherven schetsen schetteren scheuken scheuren scheuvellopen '
|
|
'schiemannen schieten schiften schijfschieten schijnboktorren schijnen '
|
|
'schijten schijven schikken schilderen schilferen schillen schimmelen '
|
|
'schimpen schipperen schitteren schmieren schminken schnabbelen schobben '
|
|
'schoeien schoenlappen schoenmaken schoenpoetsen schoepen schoffelen '
|
|
'schofferen schoften schokken schokschouderen scholingsgraad scholpen '
|
|
'schommelen schonen schooien schooieren schoolblijven schoolgaan schoolhouden '
|
|
'schoolliggen schoollopen schoolmeesteren schoolrijden schoolsparen '
|
|
'schoolverlaten schoolzwemmen schoonbijten schoonblazen schoonboenen '
|
|
'schoonborstelen schoonbranden schoonhakken schoonhouden schoonkrabben '
|
|
'schoonlikken schoonmaken schoonpoetsen schoonpraten schoonrijden '
|
|
'schoonschaven schoonschrijven schoonsnijden schoonspoelen schoonspringen '
|
|
'schoonspuiten schoonstralen schoonvegen schoonwaaien schoonwassen '
|
|
'schoonwrijven schoonzwemmen schoorsteenvegen schootgaan schoppen schoren '
|
|
'schorpioenvisachtigen schorren schorsen schorten schotelen schotelwassen '
|
|
'schouderblad schouderen schouderophalend schout-bij-nacht schouwen schrabben '
|
|
'schrafelen schrafferen schragen schralen schrammen schrankelen schranken '
|
|
'schransen schranzen schrapen schrappen schreeuwen schreien schrijbenen '
|
|
'schrijden schrijnen schrijven schrikkelen schrikken schrobben schroden '
|
|
'schroefveren schroeien schroeven schromen schrompelen schrooien schroten '
|
|
'schubben schuddebollen schuddebuiken schuddekoppen schudden schuieren '
|
|
'schuifelen schuilen schuilgaan schuilhouden schuimbekken schuimcicaden '
|
|
'schuimen schuinaflopen schuindrukken schuinen schuinogen schuinoplopen '
|
|
'schuitjevaren schuiven schulpen schulte schuren schurken schutbladen '
|
|
'schutjassen schutten schutteren schuwen scontreren scoren scout scouten '
|
|
'scrabbelen scratchen screenen scrollen scrubben scubaduiken sealen '
|
|
'seconderen secreteren sectiehoofd seculariseren sederen sedimenteren '
|
|
'segmenteren segregeren seinen seizen seizoenseinde seksen seksualiseren '
|
|
'sekwestreren selecteren semi-verontschuldigen sennenhond sensibiliseren '
|
|
'separeren seponeren seppuku sept septiemakkoord serreren serven serveren '
|
|
'set-uppen settelen sextant sferoïde shaken shamponeren shampooën sharen '
|
|
'sheten shield shieten shimmiën shirt shit shocken shockeren shoppen shotten '
|
|
'showen shunten sidderen siepelen siepen sieperen sieren sightseeën '
|
|
'signaleren signeren sijfelen sijpelen sijt sikkelmotten sikkeneuren sikkeren '
|
|
'silen silhouetteren siliciumdioxide simmen simpen simplificeren simuleren '
|
|
'singelen sinteren sissen situeren sjabloneren sjachelen sjacheren sjansen '
|
|
'sjappen sjezen sjieken sjilpen sjirpen sjoelbakken sjoelen sjoemelen sjokken '
|
|
'sjorren sjotten sjouwen sjouwenan skateboarden skaten skeeleren '
|
|
'skeetschieten skeleton skeletteren skelteren skiffen skilopen skinken '
|
|
'skioord skippen skischansspringen skispringen skivliegen skiën skûtsjesilen '
|
|
'slaan slaapwandelen slaapzakken slabakken slabben slabberen slachten '
|
|
'slachtofferen slagen slagersknecht slaggemiddelde slagregenen slaken slakken '
|
|
'slalommen slampampen slangenhalsschildpadden slangetjesrijden slanken slapen '
|
|
'slappen slatten slaven slechten slechthorend slechtpraten sleden '
|
|
'sleepvliegen sleepvoeten sleeën slempen slenteren sletten sleuren sleutelen '
|
|
'slibben slibberen slichten slidderen slieren slierten slijken slijmen '
|
|
'slijpen slijten slikken slimmerd slingeren slinken slippen slissen slobberen '
|
|
'slodderen sloffen slokken slonzen slooien slootjespringen slorpen slott '
|
|
'slotvoogd sloven slowen sluieren sluiken sluikstorten sluimeren sluipen '
|
|
'sluiten sluizen slungelen slurpen smachten smaden smaken smakken smalen '
|
|
'smallen smalvleugelmotten smarten smashen smeden smeken smelt smelten smeren '
|
|
'smergelen smetten smeulen smiespelen smijdigen smijten smikkelen smilen '
|
|
'smodderen smoelentrekken smoezelen smoezen smoken smokkelen smokken smoren '
|
|
"smossen smotsen smousen smousjassen smouten smouzen sms'en smukken smullen "
|
|
'smulpapen smurfen snaaien snacken snakken snappen snateren snauwen '
|
|
'snavelbranden sneaken snebbelen snebberen sneeuwbaldenken sneeuwballen '
|
|
'sneeuwen sneeuwmotten sneeuwruimen sneeuwsurfen sneeuwwitte sneevergulden '
|
|
'sneldrogen snelfietsen snelgroeien snelheidsbepalende snelheidsrecord '
|
|
'snelkoken snelkookrijst snellen snellezen snelroeien snelschaatsen '
|
|
'snelschaken snelschrijven snelstgroeien snelstromen sneltekenen sneltreinen '
|
|
'snelwandelen snelzwemmen snepen sneren snerken snerpen sneukelen sneuvelen '
|
|
'sneven snezen snibben sniffen snijbranden snijden snikken snipperen snoeien '
|
|
'snoeken snoepen snoeren snoeven snokken snollen snookeren snorkelen snorken '
|
|
'snorren snotteren snowboarden snowscooteren snuffelen snuffen snuisteren '
|
|
'snuit snuiten snuiven snurken socialiseren socialiste socializen '
|
|
'sodemieteren soebatten soevereinen soezen sofisticeren softballen soigneren '
|
|
'sok solderen solemniseren soleren solfegiëren solferen solidariseren '
|
|
'solideren sollen solliciteren solmiseren solmiëren solokoppen solorijden '
|
|
'solutiesnuiven solvateren solveren sommen sommeren sonderen sonoriseren '
|
|
'soppen sort sorteren soude souffleren souperen sourcyzen soutacheren '
|
|
'souteneren sovjettiseren sp-hybridiseren spaaien spaakbeen spaanvlechten '
|
|
'spaden spaken spalken spanen spankeren spannen spanseren sparen sparkelen '
|
|
'sparren spartelbenen spartelen spasten spatiëren spatten spatteren '
|
|
'specialiseren specificeren specifiëren specimen speculeren speechen speelen '
|
|
'speelgerechtigd speelgerechtigde speelrecht speelweide speerwerpen speken '
|
|
'spekglad spekken speksnijden spelden speldenwerken spelemeien spelen '
|
|
'spelerijden spelerskaart spelersloopbaan spelevaren spellen spenderen spenen '
|
|
'speren sperren speten spetsen spetten spetteren speuren spieden spiegelen '
|
|
'spiegelrijden spieken spieren spierverslappen spietsen spiezen spieën '
|
|
'spijbelen spijen spijkeren spijlen spijten spijzen spijzigen spikkelen '
|
|
'spillen spinnen spinneruilen spinzen spioneren spiralen spirantiseren '
|
|
'spitsen spitten splijten splinteren splitsen splitten spodderen spoedeisende '
|
|
'spoeden spoeien spoejen spoelen spoken spoliëren sponden sponsen sponsoren '
|
|
'sponsvliegen sponzen sponzenvissen spookrijden spoorbreedte spoorwijdte '
|
|
'spoorzoeken sporen sporofyt sporrelen sporten sportloopbaan sportschieten '
|
|
'sportvissen spotlachen spotten spouwen spraakafzien sprankelen sprayen '
|
|
'spreeuwenjagen spreiden spreken sprekenden sprengen sprenkelen sprieten '
|
|
'sprietlopen sprietogen sprietsen springen springspinnen sprinten spritsen '
|
|
'sproeien sproken sprokkelen sprongbeen spruiten spugen spuien spuiten '
|
|
'spuitvliegen spurten sputteren spuwen squashen squeezen staan staarsteken '
|
|
'staartbijten staarten staartschudden staartuiteinde staathuishoudkunde '
|
|
'staatsgezinde staatskampioen stabiliseren stacken stadsarchitect '
|
|
'stadsgezichten stadsorganist stadsrecht stadswapen stadt staen staffelen '
|
|
'stag stagelopen stagen stageren stagneren stakelen stalenslaan stalken '
|
|
'stallen stamelen stammen stampen stampvoeten standaardiseren standaardwapen '
|
|
'standhouden standweiden stangen stansen stanzen stapelen stapelverliefd '
|
|
'stappen staren starogen starten startgerechtigd startgewicht stationeren '
|
|
'statten statussen staven stayeren stechelen steekhouden steenbakken '
|
|
'steendrukken steenhouwen steensnijden steenwerpen steggelen steigeren '
|
|
'stekelen stekelroggen steken stekken stelen stellen stellingmolen stelpen '
|
|
'steltlopen steltmuggen stemgerechtigd stemmen stempelen stencilen stenen '
|
|
'stengelomvattend stengelomvattende stenigen stenograferen stenotypen steppen '
|
|
'stereotyperen sterfte steriliseren sterken sterrenkijken sterrenschieten '
|
|
'sterrenzingen sterven steunen steunrijden steuren stevenen stichten '
|
|
'stickeren stiefelen stiekemerd stieren stierenrennen stierenvechten stiften '
|
|
'stigmatiseren stijfkloppen stijfselen stijfslaan stijfvloeken stijgen '
|
|
'stijldansen stijlen stijven stikken stikstofdioxide stikstofhoudende '
|
|
'stikstofmonoxide stikstofoxiden stileren stilgezeten stilhouden stilleggen '
|
|
'stillen stillezen stilliggen stilstaan stilvallen stilzetten stilzitten '
|
|
'stilzwijgen stimuleren stinken stipendiëren stippelen stippelmotten stippen '
|
|
'stipuleren stockeren stoefen stoeien stoelen stoelenmatten stoepen '
|
|
'stoepparkeren stoepranden stoffen stofferen stofhagelen stofregenen '
|
|
'stofzuigen stofzuigeren stokebranden stoken stokken stoklopen stokschermen '
|
|
'stollen stollingsgesteente stolpen stomen stommelen stompen stoomhouden '
|
|
'stoomkraken stoomstrijken stootduiken stopleggen stoppelen stoppen stoptonen '
|
|
'stopzetten storen stormen stormloopt stormlopen storneren storten '
|
|
'stortregenen storyboard stoten stotteren stouwen straatjekeren straatkoersen '
|
|
'straatreinigen straatrodelen straatroven straatschenden straatslijpen '
|
|
'straatvegen strafexerceren straffen strafverzwaren strakzitten stralen '
|
|
'stranden strandjutten strandschelp stranguleren straten stratificeren '
|
|
'streaken streamen streammen streepsteken strekken strelen stremmen '
|
|
'strengelen strengen strepen stressen stresseren stresskippen stretchen '
|
|
'streuvelen streven stribbelen striemen strijden strijken strikken strippen '
|
|
'strodekken stroken stromen strompelen strooien stroombekken stroomdrijven '
|
|
'stroomlijnen stroomvoeren stroophappen strooplikken stroopsmeren stropen '
|
|
'stroppen stropzitten strossen strotzingen strovlechten strubbelen '
|
|
'structureren struikelen struikroven struikzakspinnen struinen struiven '
|
|
'studeren studietaak stuffen stuifzand stuiken stuiptrekken stuiten stuiteren '
|
|
'stuiven stuivertje-wisselen stukadoren stukbijten stukbreken stukdraaien '
|
|
'stuken stukeren stukgaan stukgooien stukhakken stukken stukknijpen stukkoken '
|
|
'stuklezen stuklopen stukmaken stukpraten stukrijten stukscheuren '
|
|
'stukschieten stukschoppen stukslaan stuksmijten stuksnijden stukspringen '
|
|
'stukstoten stuktrappen stuktrekken stukvallen stukvriezen stukwaaien '
|
|
'stukwoelen stukwrijven stukzeilen stulpen stumperen stunt stuntelen stunten '
|
|
'stuntvliegen sturen stutten stuwen stylen subduceren sublimeren submitteren '
|
|
'suborde subordineren subrogeren subsidiëren substantiveren substantiëren '
|
|
'substitueren sudderen suen sueren sueën suffen suffragaan suggereren '
|
|
'suikeren suikergehalte suikerhoudende suilen suizebollen suizelen suizen '
|
|
'sukkelen sullen summeren superaanvullen supergeleiden supergezellig '
|
|
'superheld superhelden superorde superponeren superstunten superviseren '
|
|
'superzorgen supineren suppleren suppliëren supponeren supporteren '
|
|
'supprimeren surfen surinamiseren surplacen surveilleren suspenderen sussen '
|
|
'sussende suïcideren swietslaan swingen switchen symbioot symboliseren '
|
|
'sympathiseren synchroniseren synchroonspringen synchroonzwemmen syncoperen '
|
|
'syncretiseren syndiceren syndikeren synthetiseren syntypen systeemdenken '
|
|
"systematiseren t'kinen taaien tabakken tabellariseren tabelleren "
|
|
'tabernakelen tabuleren tackelen tae-boën tafeldekken tafeldienen tafelen '
|
|
'tafelkloppen tafelschuimen tafelspringen tafeltennissen tafelvoetballen '
|
|
'taggen taiboksen tailleren taimen takelen taken takken talen taliën talloren '
|
|
'talmen tamboeren tamboereren tampen tamponneren tanddragen tanden '
|
|
'tandenknarsen tandenkrijgen tandenpoetsen tandenvijlen tandknarsen tanen '
|
|
'tanken tankette tankmelken tantaliseren tapdansen tapen tapijtbanen '
|
|
'tapijtknopen tapiseren tappelen tappen tariferen tarnen tarren tarreren '
|
|
'tarten tassen tasten tastermotten tateren tatoeëren taxeren taxiën taxon '
|
|
'teammen teamsprint teaën tectyleren teemsen teerlingen tegelbakken tegelen '
|
|
'tegelzetten tegemoetkomen tegemoetzien tegenademen tegenblaffen tegenblazen '
|
|
'tegenblikken tegenblinken tegenboren tegenbotsen tegenbrassen tegendraven '
|
|
'tegendringen tegendrukken tegenduwen tegeneten tegengaan tegengalmen '
|
|
'tegengapen tegengestelde tegengeuren tegenglimmen tegenglinsteren '
|
|
'tegengloeien tegengolven tegenhebben tegenhield tegenhouden tegenjuichen '
|
|
'tegenkakelen tegenkammen tegenkampen tegenkanten tegenkijven tegenklinken '
|
|
'tegenknikken tegenkomen tegenlachen tegenliggen tegenlopen tegenmaken '
|
|
'tegenmarcheren tegenmompelen tegenmorren tegennaaien tegenoverstaand '
|
|
'tegenoverstaande tegenoverstellen tegenpraten tegenpruttelen tegenrennen '
|
|
'tegenrijden tegenroepen tegenrollen tegenrukken tegenschitteren '
|
|
'tegenschoppen tegenschreeuwen tegenscoren tegenslaan tegenslagen '
|
|
'tegensnellen tegenspannen tegenspartelen tegenspelen tegensporrelen '
|
|
'tegenspreken tegenspruttelen tegensputteren tegenstaan tegensteken '
|
|
'tegenstellen tegenstemmen tegenstoten tegenstralen tegenstreven '
|
|
'tegenstribbelen tegenstrijden tegenstromen tegensturen tegentekenen '
|
|
'tegentrekken tegenvallen tegenvliegen tegenwaaien tegenwerken tegenwerpen '
|
|
'tegenworstelen tegenwringen tegenzeggen tegenzetten tegenzit tegenzitten '
|
|
'tegenzomen teilen teisteren tekeergaan tekend tekenen tekortdoen tekortkomen '
|
|
'tekortschieten tekstbewerken tekstschrijven tekstverwerken telebankieren '
|
|
'telefaxen telefoneren telefoondraden telegraferen telegrafist telen '
|
|
'teleporteren telescoperen teleurstellen televisiebeeld televisiedebuut '
|
|
'televisiekijken televisieproducent televoten telewerken telewinkelen telexen '
|
|
'teljoorlikken tellen teloorgaan temen temmen tempeesten tempelen tempen '
|
|
'temperaturen temperen temporiseren tempteren tenderen teneerdrukken '
|
|
'tenen-bij-elkaar-knijpen tenenkrommen tengelen tenietdoen tenietgaan '
|
|
'tenietlopen tennishallen tennissen tentamineren tenteren tentoonspreiden '
|
|
'tentoonstellen terechtbrengen terechthelpen terechtkomen terechtkunnen '
|
|
'terechtleggen terechtstaan terechtstellen terechtvallen terechtwijzen '
|
|
'terechtzetten teren tergen termineren ternederdrukken ternederliggen '
|
|
'ternederslaan ternedervallen ternederzitten terneerbliksemen terneerbukken '
|
|
'terneerdrukken terneerklateren terneerliggen terneerschrijven terneerslaan '
|
|
'terneersmakken terneerstorten terneervallen terneervellen terneervlijen '
|
|
'terneerwerpen terneerzitten terrassen terrasseren terreinbeheren '
|
|
"terreinrijden terroriseren terug-sms'en terugbekken terugbekomen terugbellen "
|
|
'terugbetalen terugbevragen terugbezorgen terugbiggen terugbijten '
|
|
'terugbladeren terugblikken terugboeken terugbouwen terugbracht terugbrengen '
|
|
'terugchagrijnen terugclaimen terugcrossen terugdacht terugdeinzen '
|
|
'terugdenken terugdoen terugdraaien terugdrijven terugdringen terugduiken '
|
|
'terugduwen terugeisen terugfaxen terugfietsen terugflitsen terugfluiten '
|
|
'terugfokken teruggaan teruggeleiden teruggepakt teruggerekend teruggeven '
|
|
'terugglijden teruggooien teruggrijpen teruggroeten terughaken terughalen '
|
|
'terughangen terughebben terughollen terughoren terughouden terugijlen '
|
|
'terugjagen terugkaatsen terugkappen terugkeren terugkijken terugkomen '
|
|
'terugkopen terugkoppelen terugkoppen terugkrabbelen terugkrabben '
|
|
'terugkrijgen terugkruisen teruglachen terugleggen terugleiden terugleveren '
|
|
'teruglezen terugliften teruglopen terugluisteren terugmailen terugmarcheren '
|
|
'terugnemen terugontvangen terugpakken terugpekelen terugpikken terugplaatsen '
|
|
'terugplagen terugploegen terugplooien terugpraten terugredeneren terugreizen '
|
|
'terugrekenen terugrennen terugrijden terugroeien terugroepen terugrollen '
|
|
'terugschaatsen terugschakelen terugschelden terugschenken terugschieten '
|
|
'terugschoppen terugschreeuwen terugschrijven terugschrikken terugschroeven '
|
|
'terugschuiven terugseinen terugskiën terugslaan terugsleeën terugslepen '
|
|
"terugsluizen terugsms'en terugsneaken terugsnijden terugsnoeien terugspelen "
|
|
'terugsplitsen terugspoeden terugspoelen terugspreken terugspringen '
|
|
'terugsteken terugstellen terugstorten terugstoten terugstromen terugstuiten '
|
|
'terugsturen terugtellen terugtitreren terugtoveren terugtrappen terugtreden '
|
|
'terugtrekken terugvallen terugvaren terugvechten terugveranderd '
|
|
'terugverdienen terugveren terugvergroten terugverhuizen terugverlangen '
|
|
'terugveroveren terugverplaatsen terugvertalen terugvertellen terugverwachten '
|
|
'terugverwijzen terugvinden terugvlaggen terugvliegen terugvloeien '
|
|
'terugvoeren terugvorderen terugvouwen terugvragen terugvuren terugwandelen '
|
|
'terugwensen terugwerken terugwerpen terugwijken terugwijzen terugwinden '
|
|
'terugwinnen terugzakken terugzeggen terugzeilen terugzenden terugzetten '
|
|
'terugzien terugzoeken terugzwaaien terugzwemmen testen testeren testpiloot '
|
|
'testrijden testrunnen tetraploïde tetrissen tetteren teugelen teuten '
|
|
'teuteren tevredenstellen teweegbrengen teweerstellen tewerkstellen tezen '
|
|
'thaiboksen theaterschool theatraliseren theedrinken theeplukken theeslaan '
|
|
'theezetten theeën thematiseren theologiseren theoretiseren theropode '
|
|
'theropoden thesissen thuisbankieren thuisbehoren thuisbezorgen thuisbleven '
|
|
'thuisblijven thuisbrengen thuishalen thuishoren thuishouden thuiskomen '
|
|
'thuiskrijgen thuislaten thuisliggen thuislopen thuisnemen thuisspelen '
|
|
'thuissturen thuisvaren thuiswachten thuiswereld thuiswerken thuiswijzen '
|
|
'thuiswinden thuiswinkelen thuiswonen thuiszitten thuiszoeken tibetoloog '
|
|
'tichelen tichten tiefen tierelieren tieren tijdreizen tijdrekken tijdrijden '
|
|
'tijdscharen tijgen tijgeren tijpen tikkelen tikken tiktakken tillen timen '
|
|
'timmeren tingelen tinkelen tinken tintelen tintelogen tinten tippelen tippen '
|
|
'tirailleren tiranniseren tirasseren titelen titreren tituleren tiërceren '
|
|
'tjangelen tjilpen tjingelen tjirpen tjoempen tjoepen tjokken tjolen tjollen '
|
|
'toasten tobben tochten todderen toddiken toe-eigenen toeademen toebakken '
|
|
'toebedelen toebedenken toebedingen toebehoren toebeloven toebereiden '
|
|
'toebeschikken toebetalen toebetrouwen toebidden toebijten toebinden '
|
|
'toeblaffen toeblazen toeblinken toebonzen toebouwen toebracht toebranden '
|
|
'toebreien toebrengen toebrommen toebrullen toebuigen toebulderen toedammen '
|
|
'toedekken toedelen toedenken toedichten toedienen toedijken toedoen '
|
|
'toedonderen toedouwen toedraaien toedragen toedrijven toedrinken toedrukken '
|
|
'toeduwen toefelen toeflappen toefluisteren toefluiten toegaan toegeuren '
|
|
'toegeven toegieten toegillen toeglimmen toegooien toegrauwen toegrendelen '
|
|
'toegrijnzen toegrijpen toegroeien toegrommen toehakken toehalen toehappen '
|
|
'toeheiligen toehoren toehouden toehouwen toejubelen toejuichen toek '
|
|
'toekaatsen toekalken toeken toekennen toekeren toekijken toeklampen '
|
|
'toeklappen toeklemmen toekletsen toekleven toeklinken toeknellen toeknijpen '
|
|
'toeknikken toeknippen toeknopen toekomen toekrijgen toekrijsen toekuipen '
|
|
'toekunnen toekurken toekussen toelachen toelakken toelangen toelappen '
|
|
'toelaten toeleggen toeleven toeleveren toelichten toeliggen toelijken '
|
|
'toelispelen toelonken toelopen toeluiken toeluisteren toemaken toemalen '
|
|
'toemazen toemeten toemetselen toemetsen toemoffelen toemompelen toemuren '
|
|
'toenaaien toenaderen toenagelen toenemen toenijpen toepakken toepassen '
|
|
'toepekken toepen toepennen toepersen toepitsen toeplakken toepleisteren '
|
|
'toeploffen toeplooien toepraaien toeprangen toeprevelen toeproppen toereden '
|
|
'toeregenen toereiken toerekenen toeren toerennen toerfietsen toeriemen '
|
|
'toerijden toeristenoord toernooien toeroepen toerollen toerroeien toerskiën '
|
|
'toerusten toervaren toerzeilen toeschaken toeschatten toescheiden '
|
|
'toeschieten toeschijnen toeschikken toeschitteren toeschoppen toeschopt '
|
|
'toeschouwen toeschreeuwen toeschrijven toeschroeien toeschroeven toeschuiven '
|
|
'toeseinen toesissen toesjorren toeskaten toeslaan toeslempen toeslepen '
|
|
'toeslibben toeslijken toeslikken toeslingeren toesluipen toesluiten '
|
|
'toesluizen toesmakken toesmeden toesmelten toesmeren toesmijten toesnauwen '
|
|
'toesneeuwen toesnellen toesnepen toesnijden toesnoeren toesnokken '
|
|
'toesolderen toespelden toespelen toespeten toespiegelen toespijkeren '
|
|
'toespitsen toespoelen toesponnen toespreken toespringen toestaan toestappen '
|
|
'toesteken toestellen toestelturnen toestemmen toestikken toestoppen '
|
|
'toestormen toestorten toestoten toestralen toestrekken toestrijken '
|
|
'toestrikken toestromen toestroppen toestuiven toesturen toetakelen toetasten '
|
|
'toetellen toeten toeteren toetimmeren toetrappen toetreden toetrekken '
|
|
'toetsen toetuigen toevallen toeven toevertrouwen toevijzen toevliegen '
|
|
'toevloeien toevloeken toevoegen toevoeren toevouwen toevriezen toewaaien '
|
|
'toewalsen toewandelen toewassen toewegen toewelven toewenden toewenken '
|
|
'toewensen toewerken toewerpen toewijden toewijzen toewringen toewuiven '
|
|
'toezakken toezegelen toezeggen toezenden toezetten toezichthouden '
|
|
'toezichthoudend toezien toezingen toezuigen toezwaaien toezwellen toezweren '
|
|
'toffelen togen toiletmaken toiletteren tokkelen tokken tolereren tolgeld '
|
|
'tolken tollen tomen toneellessen toneelspelen tonen tongen tongklakken '
|
|
'tongklakkeren tongworstelen tongzoenen tonifiëren tonkruipen tonlopen tonnen '
|
|
'tonsureren tooien toonzetten toornen toosten top topdrukte toppen torderen '
|
|
'torenen torenspringen tormenteren tornen tornooien torpederen torsen '
|
|
'tortelen tossen totaal totaliseren tote totentrekken totstandbrengen '
|
|
'totstandkomen totteren toucheren touchscreen touperen touren tourt '
|
|
'touwdraaien touwen touwklimmen touwpluizen touwslaan touwtjespringen '
|
|
'touwtrekken toveren traanbeen traanogen trabakken traceren trachten tracken '
|
|
'tractorracen trafikeren trainen traineren trainersloopbaan trakteren traliën '
|
|
'trammen trampolinespringen trancheren tranen transcenderen transcriberen '
|
|
'transept transfereren transfigureren transfixeren transformeren transigeren '
|
|
'translateren translitereren transmitteren transmuteren transpireren '
|
|
'transplanteren transponeren transporteren transsubstantiëren trappelen '
|
|
'trappen trappenlopen traptoren trassen trasseren traumatiseren traven '
|
|
'traverseren travesteren trawlen trechteren treden treffen treilen '
|
|
'treinconcept treinen treiterden treiteren trekkebekken trekkebenen trekken '
|
|
'treksterkte trembleren tremmen tremuleren trenzen trepaneren tressen treuren '
|
|
'treuzelen trianguleren triatleet triatlete tribuut triggeren trijsen '
|
|
'trijzelen triklien triktrakken trillen trilspinnen trimmen triomferen '
|
|
'tripleren tripliceren trippelen trippen triptrappen trishen trissen tritsen '
|
|
'trivianten triëren troebleren troefelen troepen troepialen troetelen troeven '
|
|
'troffelen troggelen trolleybussen trombonist trommelen trommelremmen '
|
|
'trommelslaan trommen trompen trompetten trompetteren tronen troosten '
|
|
'tropische trossen trotseren trotten trouwen trufferen truggelen trukeren '
|
|
'truten trấn tsjilpen tsjirpen tsjoelen tuchtigen tuffen tufsteen tuien '
|
|
'tuieren tuigen tuilen tuimelen tuinen tuinieren tuisen tuitelen tuiten '
|
|
'tukken tulken tulku tunen turen turfspitten turfsteken turftonnen '
|
|
'turftrekken turken turnen turven tusschen tussendraaien tussenhangen '
|
|
'tussenkomen tussenlassen tussenplaatsen tussenschuiven tussenstoppen '
|
|
'tussenvoegen tussenzetten tussenzitten tuten tuteren tutoyeren tutten '
|
|
'tuutten tv-kijken twee-met-stuurman tweedekansronde tweederde tweernen '
|
|
'tweetakt tweetakten tweetaktmotoren tweevleugeligen tweten twijfelen twijnen '
|
|
'twinkelen twisten twitteren tyfen tyfoonseizoen typen typeren typesoort '
|
|
'typespecimen uit-steken uitademen uitbaarden uitbabbelen uitbaggeren '
|
|
'uitbakenen uitbakken uitbalanceren uitbaliën uitbalken uitbanen uitbannen '
|
|
'uitbarsten uitbarstten uitbaten uitbazuinen uitbeelden uitbehandelen '
|
|
'uitbeitelen uitbellen uitbenen uitbesteden uitbetalen uitbetten uitbezemen '
|
|
'uitbidden uitbiechten uitbijten uitbikken uitbillen uitbinden uitblaken '
|
|
'uitblakeren uitblazen uitbleken uitblijven uitblinken uitbloeden uitbloeien '
|
|
'uitbloemen uitblussen uitblutsen uitbobbelen uitboedelen uitboegseren '
|
|
'uitboeken uitboenen uitboeren uitboeten uitboetseren uitboezemen uitbollen '
|
|
'uitbomen uitbonjouren uitboren uitborgen uitborrelen uitborstelen uitbotten '
|
|
'uitbouwen uitbowlen uitbrabbelen uitbraden uitbraken uitbranden uitbreiden '
|
|
'uitbreien uitbreken uitbrengen uitbrieven uitbroeden uitbroeien uitbrokkelen '
|
|
'uitbrommen uitbrullen uitbuffelen uitbuien uitbuigen uitbuiken uitbuilen '
|
|
'uitbuiten uitbulderen uitbulken uitbulten uitcasten uitchecken uitcijferen '
|
|
'uitdagen uitdampen uitdansen uitdeinen uitdelen uitdelgen uitdelven '
|
|
'uitdenken uitdeuken uitdienen uitdiepen uitdiept uitdieven uitdijen '
|
|
'uitdineren uitdiscussiëren uitdoelpunten uitdoen uitdoezelen uitdokken '
|
|
'uitdokteren uitdonderen uitdoppen uitdorren uitdorsen uitdossen uitdoven '
|
|
'uitdraaien uitdragen uitdraven uitdrijven uitdringen uitdrinken uitdrogen '
|
|
'uitdromen uitdroppelen uitdroppen uitdruipen uitdrukken uitdruppelen '
|
|
'uitdruppen uitduiden uitdunnen uitduvelen uitduwen uitdweilen uiteenbarsten '
|
|
'uiteenbuigen uiteendoen uiteendraaien uiteendrijven uiteengaan uiteengroeien '
|
|
'uiteenhouden uiteenjagen uiteenkrijgen uiteenleggen uiteenlopen uiteennemen '
|
|
'uiteenplaatsen uiteenrafelen uiteenranselen uiteenrijten uiteenrollen '
|
|
'uiteenrukken uiteenschrijven uiteenschuiven uiteenslaan uiteensmijten '
|
|
'uiteenspatten uiteensplijten uiteenspringen uiteenstaande uiteenstrijken '
|
|
'uiteenstuiven uiteentrappen uiteenvallen uiteenvliegen uiteenvloeien '
|
|
'uiteenvouwen uiteenwerpen uiteenwijken uiteenzetten uiteggen uiten uitenten '
|
|
'uitenteren uiterwaarden uiteten uitetsen uitetteren uitfaden uitfaseren '
|
|
'uitfilteren uitfladderen uitflappen uitfloepen uitfluiten uitfoeteren '
|
|
'uitfreaken uitfrezen uitfuiven uitgaan uitgalmen uitgassen uitgasten '
|
|
'uitgehard uitgeklopt uitgemikt uitgepeild uitgeraken uitgeven uitgezongen '
|
|
'uitgieren uitgieten uitgillen uitgipsen uitgisten uitglibberen uitglijden '
|
|
'uitglippen uitgloeien uitgolven uitgommen uitgooien uitgraven uitgroeien '
|
|
'uitgummen uithagelen uithaken uithakken uithalen uithallen uithalzen '
|
|
'uithameren uithangen uitharden uitharen uitharken uitharpen uithebben '
|
|
'uitheffen uithekelen uithelpen uithevelen uithielen uithijgen uithijsen '
|
|
'uithikken uithoeken uithoesten uithollen uithongeren uithooien uithoren '
|
|
'uithorsten uithouden uithouwen uithozen uithuilen uithuizen uithuwelijken '
|
|
'uithuwen uitijzen uitjagen uitjammeren uitjanken uitjassen uitjoelen '
|
|
'uitjouwen uitjubelen uitjuichen uitkaaien uitkaarden uitkaderen uitkafferen '
|
|
'uitkakelen uitkakken uitkalven uitkammen uitkankeren uitkanten uitkappen '
|
|
'uitkarnen uitkartelen uitkasten uitkauwen uitkavelen uitkeilen uitkepen '
|
|
'uitkeren uitkermen uitkernen uitkerven uitketteren uitkiemen uitkienen '
|
|
'uitkiepen uitkieperen uitkiezen uitkijken uitkijktoren uitkippen uitkitsen '
|
|
'uitklagen uitklappen uitklaren uitklauteren uitkleden uitkleien uitkleppen '
|
|
'uitkletsen uitklimmen uitklinken uitkloken uitklokken uitkloppen uitklussen '
|
|
'uitknabbelen uitknagen uitknappen uitkneden uitknijpen uitknikkeren '
|
|
'uitknippen uitknipt uitknobbelen uitknobelen uitknokken uitknopen uitkoken '
|
|
'uitkomen uitkopen uitkoppelen uitkoteren uitkotsen uitkotteren uitkraaien '
|
|
'uitkrabbelen uitkrabben uitkragen uitkramen uitkrassen uitkrauwen uitkrijgen '
|
|
'uitkrijsen uitkrijten uitkristalliseren uitkroppen uitkruien uitkruipen '
|
|
'uitkruisen uitkuieren uitkuilen uitkuisen uitkunnen uitkuren uitkweken '
|
|
'uitkwelen uitlachen uitladen uitlangen uitlappen uitlaten uitlebberen '
|
|
'uitleenbeurt uitleesten uitleggen uitleiden uitlekken uitlenen uitlengen '
|
|
'uitlepelen uitlepperen uitlessen uitleuren uitleven uitleveren uitlezen '
|
|
'uitlichten uitliggen uitlijnen uitlikken uitloden uitloeien uitlogen '
|
|
'uitloggen uitlokken uitloodsen uitlopen uitloten uitloven uitlozen '
|
|
'uitluchten uitluiden uitluien uitluisteren uitlullen uitmaken uitmalen '
|
|
'uitmasseren uitmelken uitmendelen uitmergelen uitmesten uitmeten uitmetselen '
|
|
'uitmijnen uitmikken uitmixen uitmoeren uitmonden uitmonsteren uitmoorden '
|
|
'uitmunten uitnemen uitniezen uitnijpen uitnoden uitnodigen uitoefenen '
|
|
'uitonderhandelden uitonderhandelen uitontwikkeld uitpakken uitpalmen '
|
|
'uitpeinzen uitpellen uitpennen uitpenselen uitpersen uitpeuteren uitpeuzelen '
|
|
'uitpezen uitpiekeren uitpieren uitpieteren uitpijnen uitpikken uitpissen '
|
|
'uitpitten uitplaatsen uitplanten uitploegen uitplooien uitpluizen uitplukken '
|
|
'uitplunderen uitplussen uitpoepen uitpoesten uitpoetsen uitpoffen uitpoken '
|
|
'uitpompen uitponden uitponsen uitpooien uitporren uitpoten uitpraten '
|
|
'uitpreken uitprepareren uitprijzen uitprinten uitproberen uitprocederen '
|
|
'uitproesten uitpuffen uitpuilen uitpunten uitpuren uitputten uitpuzzelen '
|
|
'uitraderen uitrafelen uitragen uitrammelen uitrangeren uitrapen uitrazen '
|
|
'uitredden uitreden uitredeneren uitregenen uitreiken uitrekenen uitrekken '
|
|
'uitremmen uitrennen uitreven uitrichten uitrijden uitrijpen uitrijzen '
|
|
'uitrissen uitrochelen uitroeien uitroepen uitroken uitrollen uitromen '
|
|
'uitronden uitronken uitroosteren uitrotten uitrouwen uitrozen uitruien '
|
|
'uitruilen uitruimen uitrukken uitrusten uitschakelen uitschallen uitschampen '
|
|
'uitscharen uitschateren uitschaven uitscheiden uitschelden uitschemeren '
|
|
'uitschenken uitscheppen uitscheren uitschetsen uitscheuren uitschieten '
|
|
'uitschiften uitschijnen uitschijten uitschilderen uitschilferen '
|
|
'uitschitteren uitschoffelen uitschoppen uitschrabben uitschrapen '
|
|
'uitschrappen uitschreeuwen uitschreien uitschrijven uitschrobben '
|
|
'uitschroeven uitschudden uitschuieren uitschuiven uitschulpen uitschuren '
|
|
'uitschutten uitseinen uitselecteren uitserveren uitsijpelen uitsjezen '
|
|
'uitslaan uitslachten uitslapen uitslepen uitsleuren uitslibben uitslibberen '
|
|
'uitsliepen uitslijpen uitslijten uitslingeren uitslobberen uitslorpen '
|
|
'uitsloven uitsluipen uitsluiten uitslurpen uitsmeden uitsmelten uitsmeren '
|
|
'uitsmijten uitsmokkelen uitsneeuwen uitsnellen uitsnijden uitsnoeien '
|
|
'uitsnorren uitsnuiten uitsnuiven uitsoevereinen uitsoppen uitsorteren '
|
|
'uitspaken uitspanen uitspannen uitsparen uitspatten uitspelen uitspellen '
|
|
'uitspieën uitspinnen uitspitten uitsplijten uitsplitsen uitspoelen uitspoken '
|
|
'uitspreiden uitspreken uitspringen uitspruiten uitspugen uitspuien '
|
|
'uitspuiten uitspuwen uitstaan uitstallen uitstamelen uitstampen uitstansen '
|
|
'uitstappen uitstaren uitsteken uitstekken uitstellen uitsterven uitstevenen '
|
|
'uitstijgen uitstippelen uitstoelen uitstoffen uitstomen uitstormen '
|
|
'uitstorten uitstoten uitstotteren uitstralen uitstrekken uitstrepen '
|
|
'uitstrijden uitstrijken uitstromen uitstrooien uitstropen uitstuffen '
|
|
'uitstuiven uitstukken uitstulpen uitsturen uitswingen uittakelen uittanden '
|
|
'uittappen uittarnen uittarten uittekenen uittellen uitteren uittesten '
|
|
'uittetteren uittieren uittijgen uittijpen uittikken uittillen uittobben '
|
|
'uittoeteren uittollen uittorenen uittornen uittrainen uittrappen uittreden '
|
|
'uittrekken uittreuren uittrommelen uittrompetten uittrouwen uittuilen '
|
|
'uittuimelen uitturen uittypen uitvaardigen uitvagen uitvallen uitvangen '
|
|
'uitvaren uitvechten uitvegen uitvenen uitventen uitverbreden uitverdedigen '
|
|
'uitverdienen uitvergaderen uitvergroten uitverkiezen uitverkopen '
|
|
'uitversterken uitvertellen uitverzoeken uitveteren uitvezelen uitvieren '
|
|
'uitvigileren uitvijlen uitvinden uitvissen uitvlaggen uitvlakken uitvliegen '
|
|
'uitvlieten uitvloeien uitvloeken uitvlokken uitvlooien uitvoegen uitvoeren '
|
|
'uitvoerenden uitvogelen uitvorderen uitvorsen uitvouwen uitvragen uitvreten '
|
|
'uitvriezen uitvullen uitwaaien uitwaaieren uitwaken uitwalsen uitwandelen '
|
|
'uitwannen uitwasemen uitwassen uitwateren uitwegen uitweiden uitweken '
|
|
'uitwellen uitwenen uitwennen uitwerken uitwerpen uitweven uitwieden '
|
|
'uitwiggen uitwijden uitwijken uitwijzen uitwinden uitwinnen uitwinteren '
|
|
'uitwippen uitwisselen uitwissen uitwoeden uitwoekeren uitwoelen uitwonen '
|
|
'uitwortelen uitwrijven uitwringen uitwroeten uitwuiven uitzaaien uitzagen '
|
|
'uitzakken uitzavelen uitzeggen uitzeilen uitzemen uitzenden uitzepen '
|
|
'uitzetten uitzeven uitzeveren uitzieden uitzieken uitzien uitziften '
|
|
'uitzijgen uitzingen uitzitten uitzoedelen uitzoeken uitzonden uitzonderen '
|
|
'uitzoomen uitzouten uitzuchten uitzuigen uitzuinigen uitzuipen uitzuiveren '
|
|
'uitzwaaien uitzwabberen uitzwavelen uitzwellen uitzwemmen uitzwenken '
|
|
'uitzweren uitzwermen uitzwerven uitzweten uitzwieren ul-mulk ultralopen '
|
|
'unduleren unificeren uniformeren uniformiseren universeren uniëren updaten '
|
|
'upgraden uploaden urbaniseren urineren urmen usurperen utiliseren utms-en '
|
|
'vaakste vaandelzwaaien vaardigen vaarwelzeggen vaatjesteken vaatplanten '
|
|
'vaccineren vaceren vacuümsmelten vacuümtrekken vacuümzuigen vademen vaderen '
|
|
'vaderlandslievende vaderszijde vagebonderen vagen vakbondsafgevaardigde '
|
|
'vakgenoot vakkenvullen vaktekenen valen valideren vallen valoriseren '
|
|
"valschermspringen valuteren valzweven vamen vampieren van't vandaliseren "
|
|
'vanden vaneenkloven vaneenrijten vaneenrukken vaneenscheiden vaneenscheuren '
|
|
'vaneensplijten vaneenspringen vaneentrekken vaneenvallen vangen vaporiseren '
|
|
'varaan varanen varen variabiliseren variëren vastankeren vastbakken '
|
|
'vastberaden vastbijten vastbinden vastblazen vastboeien vastbouten '
|
|
'vastbouwen vastdoen vastdraaien vastdrijven vastdrukken vastduwen vasten '
|
|
'vastgespen vastgevroren vastgieten vastgrabbelen vastgrijpen vastgroeien '
|
|
'vasthaken vasthangen vasthebben vasthechten vasthouden vastkeggen '
|
|
'vastketenen vastkitten vastklampen vastklemmen vastkleven vastklikken '
|
|
'vastklinken vastklitten vastkloppen vastkluisteren vastknellen vastknijpen '
|
|
'vastknopen vastkoeken vastkoppelen vastkrammen vastkrijgen vastlakken '
|
|
'vastlassen vastleggen vastliggen vastlijmen vastlopen vastmaken vastmarlen '
|
|
'vastmeren vastmetselen vastnaaien vastnagelen vastnemen vastnestelen '
|
|
'vastnieten vastomlijnde vastomlijnen vastpakken vastpinnen vastplakken '
|
|
'vastpluggen vastpraten vastprikken vastredeneren vastregenen vastrijden '
|
|
'vastrijgen vastroeien vastroesten vastschieten vastschroeven vastschuiven '
|
|
'vastsjorren vastslaan vastsmeden vastsnoeren vastsolderen vastspelden '
|
|
'vastspieën vastspijkeren vaststaan vaststampen vaststeken vaststellen '
|
|
'vaststikken vaststrikken vaststuwen vasttimmeren vasttrappen vasttreden '
|
|
'vasttrekken vastvaren vastvijzen vastvliegen vastvragen vastvriezen '
|
|
'vastwerken vastwiggen vastwoelen vastwortelen vastzeilen vastzetten '
|
|
'vastzitten vastzuigen vaten vatenwassen vatten vazallen vechten vectorruimte '
|
|
'vectorveld vedelen vedergewicht vedermotten veefokken veelgebruikt '
|
|
'veelgevraagd veelscoren veelvoorkomende veenbranden veengraven veenmollen '
|
|
'veenspitten veentrekken veesten veeweiden vegen vegeteren veilen '
|
|
'veiligstellen veinzen veldlopen veldrijden veldsprinkhanen velen vellen '
|
|
'vellenploten velouteren vemen ven vendelen vendelzwaaien venen venereren '
|
|
'venten ventileren ventjagen veraangenamen veraanschouwelijken verabsoluteren '
|
|
'veraccijnzen verachtelozen verachten verachteren verademen verafgoden '
|
|
'verafschuwen verakmenderen veralgemenen veralgemeniseren veramerikaansen '
|
|
'veramerikaniseren veranderen verankeren verantwoorden verarmen verassen '
|
|
'verbabbelen verbakken verbaliseren verbannen verbasteren verbazen verbedden '
|
|
'verbeelden verbeestelijken verbeesten verbeiden verbelgischen verbellen '
|
|
'verbenen verbergen verbeteren verbeulemansen verbeurdverklaren verbeuren '
|
|
'verbeuzelen verbidden verbieden verbijsteren verbijten verbijzonderen '
|
|
'verbinden verbitteren verbleken verblijden verblijven verblikken verblinde '
|
|
'verblinden verbloeden verbloemen verblozen verbluffen verbodemen verboemelen '
|
|
'verboeren verboersen verboeten verbouwen verbranden verbrassen verbreden '
|
|
'verbreiden verbreken verbrijzelen verbroddelen verbrodden verbroederen '
|
|
'verbroeien verbrokkelen verbruien verbruiken verbuigen verburgerlijken '
|
|
'verchristelijken verchromen vercijferen vercommercialiseren verdagen '
|
|
'verdampen verdapperen verdedigen verdeemoedigen verdekken verdelen verdelgen '
|
|
'verdenken verderdoen verdergaan verderlopen verderspoelen verderven '
|
|
'verderzetten verderzweven verdichten verdienen verdiepen verdierlijken '
|
|
'verdietsen verdijen verdikken verdisconteren verdobbelen verdoeken verdoemen '
|
|
'verdoen verdoezelen verdoffen verdokteren verdolen verdommen verdonkeremanen '
|
|
'verdonkeren verdopen verdorren verdoven verdraaien verdragen verdrevene '
|
|
'verdriedubbelen verdrieten verdrievoudigen verdrijven verdringen verdrinken '
|
|
'verdrogen verdromen verdrukken verdubbelen verduffen verduidelijken '
|
|
'verduiken verduisteren verduitsen verduizendvoudigen verdunnen verduren '
|
|
'verdutten verduurzamen verduwen verdwalen verdwazen verdwijnen veredelen '
|
|
'vereelten vereenvoudigen vereenzamen vereenzelvigen vereeuwigen vereffenen '
|
|
'vereisen veren verenen verengelsen verengen verenigen verenkelen verenpikken '
|
|
'vereren verergeren vererven veresteren veretteren vereuropesen verevenen '
|
|
'verfijnen verfilmen verflauwen verflensen verfoeien verfoeliën verfomfaaien '
|
|
'verfommelen verfraaien verfransen verfrissen verfrommelen verfronselen '
|
|
'verfuiven vergaan vergaderen vergallen vergalopperen vergapen vergaren '
|
|
'vergarsten vergassen vergasten vergeestelijken vergelden vergelen '
|
|
'vergelijken vergemakkelijken vergen vergenoegen vergeven vergevorderde '
|
|
'vergewissen vergezellen vergezelschappen vergezochte vergieten vergiftigen '
|
|
'vergissen vergisten verglazen vergletsjerd vergletsjerde verglijden '
|
|
'verglimmen vergoddelijken vergoden vergoeden vergoeilijken vergoelijken '
|
|
'vergokken vergooien vergrammen vergrauwen vergraven vergrendelen vergrijpen '
|
|
'vergrijzen vergroeien vergroenen vergroten vergroven vergruizelen vergruizen '
|
|
'verguizen vergulden vergunnen verhaasten verhabbezakken verhagelen '
|
|
'verhakkelen verhakken verhakselen verhakstukken verhalen verhalvezolen '
|
|
'verhandelen verhangen verhanselen verhapstukken verharden verharen '
|
|
'verhaspelen verheerlijken verheffen verheien verheimelijken verhelderen '
|
|
'verhelen verhelpen verhemeltebeen verheugen verhevigen verhinderen verhippen '
|
|
'verhitten verhoeden verhoefslagen verhoeren verhogen verhollandsen '
|
|
'verhonderdvoudigen verhongeren verhoornen verhopen verhoren verhouden '
|
|
'verhout verhovaardigen verhuizen verhullen verhuren verhypothekeren '
|
|
'verifiëren verijdelen verijdeltuiten verijzen verindischen verinlandsen '
|
|
'verinnerlijken verinnigen verinteresten verintresten verjaag verjagen '
|
|
'verjaren verjeugdigen verjongen verkalken verkalmen verkankelemienen '
|
|
'verkankeren verkappen verkassen verkavelen verkazen verkennen verkeren '
|
|
'verkerven verketteren verkeuren verkielen verkiezen verkijken verkillen '
|
|
'verkindsen verkladden verklanken verklappen verklaren verkleden verkleinen '
|
|
'verkleinwoord verkletsen verkleumen verkleuren verklikken verkloeken '
|
|
'verklooien verkloten verklungelen verknallen verknechten verkneukelen '
|
|
'verkneuteren verkniezen verknijpen verknippen verknoeien verknollen '
|
|
'verknopen verknutselen verkoelen verkoken verkokeren verkolen verkommeren '
|
|
'verkonden verkondigen verkondschappen verkonkelen verkopen verkoperen '
|
|
'verkorrelen verkorsten verkorten verkozene verkrachten verkrampen '
|
|
'verkreukelen verkreuken verkreupelen verkrijgen verkrimpen verkrommen '
|
|
'verkroppen verkrotten verkruien verkruimelen verkuilen verkwanselen '
|
|
'verkwijnen verkwikken verkwisten verladen verlagen verlakken verlammen '
|
|
'verland verlande verlanden verlangden verlangen verlangzamen verlanterfanten '
|
|
'verlappen verledigen verleen verleggen verleiden verleien verlekkeren '
|
|
'verlelijken verlenen verlengen verleppen verleren verletten verleuteren '
|
|
'verlevendigen verlezen verlichten verliederlijken verlieren verlieslatende '
|
|
'verlieven verliezen verliggen verlijden verlijmen verlinken verlinksen '
|
|
'verlittekenen verloden verloederen verlofsparen verlokken verlonen '
|
|
'verloochenen verlopen verlossen verloten verloven verluchten verluchtigen '
|
|
'verluiden verluieren verlullen verlummelen verlustigen vermaagschappen '
|
|
'vermaatschappelijken vermageren vermaken vermaledijden vermaledijen vermalen '
|
|
'vermanen vermangelen vermannelijken vermannen vermarkt vermarkten '
|
|
'vermeerderen vermeesteren vermeien vermelden vermemelen vermenen vermengen '
|
|
'vermenigvuldigen vermenselijken vermeten vermijden vermiljoenen verminderen '
|
|
'verminken vermissen vermixen vermoeden vermoeien vermoeilijken vermoeren '
|
|
'vermoffelen vermoffen vermogen vermolmen vermommen vermooien vermoorden '
|
|
'vermorsen vermorzelen vermuffen vermunten vermurwen vernaaien vernachelen '
|
|
'vernachten vernagelen vernauwen vernederen vernederlandsen vernemen '
|
|
'vernestelen verneuken verneuriën vernevelen vernichelen vernielen '
|
|
'vernietigen vernieuwen vernieuwerwetsen vernikkelen vernissen vernoemen '
|
|
'vernummeren veronaangenamen veronachtzamen veronderstellen verongelijken '
|
|
'verongelukken verontachtzamen verontheiligen verontreinigen verontrusten '
|
|
'verontschuldigen verontwaardigen veroordelen veroorloven veroorzaken '
|
|
'verootmoedigen veropenbaren verorberen verordenen verordineren verordonneren '
|
|
'verouderen verouwelijken veroveren verpachten verpakken verpanden verpassen '
|
|
'verpatsen verpauperen verpekelen verpersoonlijken verpesten verpieteren '
|
|
'verplaatsen verplanten verpleeghuizen verplegen verpletten verpletteren '
|
|
'verplichten verplooien verpoesterd verpolitieken verpompen verpompt '
|
|
'verpoppen verpoten verpotten verpozen verpraten verproperen verprotestantsen '
|
|
'verprutsen verpulveren verrafelen verraggen verramsjen verrassen verrechtsen '
|
|
'verrechtvaardigen verregenen verreiken verreizen verrekenen verrekken '
|
|
'verremmen verrichten verrijden verrijken verrijzen verrimpelen verroeien '
|
|
'verroeren verroesten verroken verrollen verronselen verroomsen verrotten '
|
|
'verruilen verruimen verrukken verruwen verruïneren versagen versassen '
|
|
'verschaffen verschalen verschalken verschansen verscharen verscheiden '
|
|
'verschelen verschenken verschepen verscheren verscherpen verscherven '
|
|
'verscheuren verscheven verschieten verschijnen verschikken verschilferen '
|
|
'verschillen verschillenden verschimmelen verschoeperen verschonen '
|
|
'verschoppen verschralen verschranken verschrijven verschrikken verschroeien '
|
|
'verschrompelen verschroten verschudden verschuilen verschuiven verschuldigen '
|
|
'verschutten versieren versificeren versifiëren versimpelen versjachelen '
|
|
'versjacheren versjouwen versjteren verslaan verslaggeven verslampampen '
|
|
'verslapen verslappen verslaven verslechten verslechteren verslensen '
|
|
'verslepen versleuren versleutelde versleutelen verslibben verslijken '
|
|
'verslijmen verslijten verslikken verslinden verslingeren verslodderen '
|
|
'versloffen verslonzen versluieren versluiten versluizen versmachten '
|
|
'versmaden versmallen versmeden versmelten versmijten versmoren versmullen '
|
|
'versnellen versnijden versnipperen versnoepen versoberen versoepelen '
|
|
'versoften versomberen verspaansen verspanen verspannen verspelden verspelen '
|
|
'verspenen versperren verspieden verspijkeren verspillen verspinnen verspit '
|
|
'versplinteren verspoelen verspreiden verspreidingsgebied verspreken '
|
|
'verspringen verstadsen verstalen verstallen verstappen verstarren '
|
|
'verstatelijken verstedelijken versteedsen versteken verstellen verstempelen '
|
|
'verstenen versterken versterven verstevigen verstieren verstijven verstikken '
|
|
'verstillen verstoelen verstoffelijken verstoken verstokken verstommen '
|
|
'verstompen verstoppen verstoren verstoten verstouten verstouwen verstraffen '
|
|
'verstrakken verstrammen verstrekken verstrengelen verstrengen verstrijken '
|
|
'verstrikken verstrooien verstroppen verstuiken verstuiven versturen '
|
|
'verstuwen versuffen versuikeren versukkelen vertakelen vertakken vertalen '
|
|
'vertappen vertassen vertasten vertechniseren vertederen vertegenwoordigen '
|
|
'vertekenen vertellen verteren verteuten verticuteren vertienden '
|
|
'vertiendubbelen vertienvoudigen vertikken vertillen vertimmeren vertinnen '
|
|
'vertoeven vertolken vertonen vertonnen vertoornen vertragen vertrappelen '
|
|
'vertrappen vertreden vertrekken vertreuzelen vertroebelen vertroetelen '
|
|
'vertroosten vertrouwen vertrutten vertuien vertuisen vertwijfelen '
|
|
'veruiterlijken veruitwendigen vervaardigen vervagen vervalen vervallen '
|
|
'vervalsen vervaren vervatten verveelvoudigen vervelen vervellen verven '
|
|
'vervenen verversen vervetten verviervoudigen vervijfvoudigen vervilten '
|
|
'vervlaamsen vervlakken vervlechten vervlieden vervliegen vervlieten '
|
|
'vervloeien vervloeken vervluchtigen vervoederen vervoegen vervoeren '
|
|
'vervolgen vervolledigen vervolmaken vervoogden vervorderen vervormen '
|
|
'vervrachten vervreemden vervriezen vervroegen vervrolijken vervrouwelijken '
|
|
'vervuilen vervullen vervuren verwaaien verwaardigen verwaarlozen verwachten '
|
|
'verwarmen verwarren verwasemen verwassen verwateren verwedden verwegen '
|
|
'verweiden verwekelijken verweken verwekken verweldigen verwelken verwelkomen '
|
|
'verwelven verwennen verwensen verwereldlijken verweren verwerkelijken '
|
|
'verwerken verwerpen verwerven verwesteren verwestersen verweven verwezen '
|
|
'verwezenlijken verwijden verwijderen verwijlen verwijten verwijven verwijzen '
|
|
'verwikkelen verwikken verwilderen verwinden verwinnen verwinteren '
|
|
'verwisselen verwittigen verwoesten verwonden verwonderen verwonen verwoorden '
|
|
'verwoordigen verworden verworgen verwortelen verwrikken verwringen verwurgen '
|
|
'verzachten verzaden verzadigen verzagen verzakelijken verzaken verzakken '
|
|
'verzamelen verzamen verzanden verzegelen verzeggen verzeilen verzekeren '
|
|
'verzelfstandigen verzellen verzenden verzengen verzepen verzesvoudigen '
|
|
'verzetsheld verzetten verzieden verzieken verzien verzilten verzilveren '
|
|
'verzinken verzinnebeelden verzinnelijken verzinnen verzitten verzoeken '
|
|
'verzoenen verzoeten verzolen verzorgen verzotten verzouten verzuchten '
|
|
'verzuilen verzuimen verzuipen verzuren verzusteren verzwageren verzwakken '
|
|
'verzwaren verzwelgen verzwendelen verzweren verzwieren verzwijgen verzwijnen '
|
|
'verzwikken verzwinden vesten vestigen vestingwerken veteren vetkruid '
|
|
'vetmesten vetten vetweiden veugelen veulenen vexeren vezelen vibreren '
|
|
'vice-kampioen vice-wereldkampioen vicekampioen vicewereldkampioen vicomte '
|
|
'videobellen videospellen videotheken vieren vierendelen vierkanten '
|
|
'vierspanrijden viertakt viertaktmotoren viet vietnamiseren vigeren vigileren '
|
|
'vijf- vijfde vijgenwespen vijlen vijzelen vijzen villen vilten vimmen vinden '
|
|
'vindiceren vingeren vingerknippen vingerlezen vingerverven vinken vinvissen '
|
|
'violeren violiste vioolspelen viride viriliteit visbakken viseren visetende '
|
|
'visgraatparkeren visioneren visiteren viskaken visman vismarkt vissen '
|
|
'vissoort visualiseren visverwerkende vitamineren vitaminiseren vitten '
|
|
'vlagbreken vlagen vlaggen vlakbreien vlakdraaien vlakhameren vlakken '
|
|
'vlakmaken vlakmalen vlakopgaan vlakschuren vlakslijpen vlakstrijken '
|
|
'vlamboogsnijden vlammen vlamvatten vlassen vlastrekken vlechtbenen vlechten '
|
|
'vleesetend vleeshouwen vleesverwerkende vlegelen vleien vlekken '
|
|
'vlekkenpatroon vlekmineermotten vletten vlezen vlieden vliegen vliegeren '
|
|
'vlieggewicht vliegreizen vliegtuigspotten vliegvermogen vliegvissen vlieten '
|
|
'vliezen vlijen vlijmen vlinderen vlinderhaffen vlindervangen vloeien '
|
|
'vloeistofkoelen vloeken vloeren vlokken vlooien vlootvoogd vloten vlotten '
|
|
'vluchten vluggeren vlugschriften vmbo-t vocaliseren vochtafdrijven '
|
|
'vochtgehalte vochthoudende voeden voederen voedselexporteren voedsteren '
|
|
'voegen voelen voetballen voetballoopbaan voetbalzaken voeteren voetjevrijen '
|
|
'voetlikken voetspringen voetstampen vogelen vogelschieten vogelspinnen '
|
|
'voicemail volbabbelen volboeken volbouwen volbrassen volbrengen voldingen '
|
|
'voldoen volduwen voleinden voleindigen voleten volgemaakt volgen volgieten '
|
|
'volgooien volgroeien volhangen volharden volhouden volkiepen volkletsen '
|
|
'volkrabbelen volkrassen volksdansen volkwebbelen volladen vollen volleren '
|
|
'volleyballen volleyen vollopen vollullen volmachtigen volmaken volpakken '
|
|
'volpennen volplakken volplannen volplempen volpoepen volpompen volpraten '
|
|
'volprijzen volproppen volsabelen volschenken volscheppen volschieten '
|
|
'volschrijven volsmijten volspatten volspelen volstaan volstapelen volstoppen '
|
|
'volstorten volstouwen volstromen voltigeren voltikken voltooien voltrekken '
|
|
'voluit volvoeren volwerpen volzuigen vomeren vonkelen vonken vonkenzien '
|
|
'vonnissen voor-installeren voorafgaan voorbakken voorbedingen voorbehandelen '
|
|
'voorbehouden voorbeitsen voorbereiden voorbeschikken voorbeschouwen '
|
|
'voorbestemmen voorbewerken voorbidden voorbij-ijlen voorbijbrengen '
|
|
'voorbijdommelen voorbijdragen voorbijdraven voorbijdrijven voorbijdringen '
|
|
'voorbijfietsen voorbijfladderen voorbijflitsen voorbijgaan voorbijglijden '
|
|
'voorbijjagen voorbijkomen voorbijkruipen voorbijleiden voorbijlopen '
|
|
'voorbijmarcheren voorbijpraten voorbijrennen voorbijrijden voorbijschieten '
|
|
'voorbijschuiven voorbijsluipen voorbijsnellen voorbijspurten voorbijstappen '
|
|
'voorbijsteken voorbijstevenen voorbijstreven voorbijstromen voorbijtrekken '
|
|
'voorbijvaren voorbijvliegen voorbijwaggelen voorbijwandelen voorbijzeilen '
|
|
'voorbijzien voorbijzwemmen voorbijzweven voorbinden voorblazen voorblijven '
|
|
'voorboren voorbraden voorbrengen voorcijferen voordansen voorde voordienen '
|
|
'voordoen voordragen voordringen voordrogen voordrukken vooretten '
|
|
'voorfinancieren voorgaan voorgaren voorgedefinieerde voorgeleiden '
|
|
'voorgelogen voorgenoemde voorgeven voorgloeien voorgoochelen voorgooien '
|
|
'voorhaken voorhalen voorhangen voorhebben voorhoofdsbeen voorhouden '
|
|
'voorhuichelen voorhuwelijkssparen voorinnemen voorjokken voorkaaien '
|
|
'voorkauwen voorkiemen voorkoken voorkomen voorkopen voorkrijgen voorkruipen '
|
|
'voorkómen voorlaatste voorlakken voorlaten voorleggen voorleiden voorleven '
|
|
'voorlezen voorlicht voorlichten voorliegen voorliggen voorlooien voorlopen '
|
|
'voormaken voormelken voormeten voornemen vooronderstellen voorontvangen '
|
|
'vooropfietsen vooropgaan vooroplopen vooropplaatsen vooroprennen '
|
|
'vooroprijden vooroproeien vooropstellen vooropsurfen vooropzetten '
|
|
'vooropzwemmen vooroverbuigen vooroverbukken voorovergaan vooroverhangen '
|
|
'vooroverhellen vooroverhouden vooroverleggen vooroverleunen vooroverliggen '
|
|
'vooroverlijden vooroverlopen vooroverstaan voorovervallen vooroverzakken '
|
|
'vooroverzitten voorpiepen voorponsen voorpraten voorpreken voorprevelen '
|
|
'voorprijzen voorprinten voorproeven voorprogrammeren voorpubliceren '
|
|
'voorreinigen voorrekenen voorrekken voorrijden voorrollen voorschakelen '
|
|
'voorschieten voorschotelen voorschrijven voorschuiven voorselecteren '
|
|
'voorsinteren voorslaan voorslapen voorslijpen voorsmijten voorsnijden '
|
|
'voorsorteren voorspannen voorspatbord voorspelden voorspelen voorspellen '
|
|
'voorspiegelen voorspinnen voorspoelen voorspreken voorsprong voorstaan '
|
|
'voorsteken voorstellen voorstemmen voorstoten voortademen voortarbeiden '
|
|
'voortbabbelen voortbestaan voortbewegen voortblazen voortbliksemen '
|
|
'voortbloeden voortboeren voortbomen voortborduren voortbouwen voortbranden '
|
|
'voortbrengen voortdobbelen voortdoen voortdolen voortdonderen voortdraaien '
|
|
'voortdragen voortdraven voortdrentelen voortdribbelen voortdrijven '
|
|
'voortdringen voortdromen voortdrummen voortduren voortduwen voortdwalen '
|
|
'voortekenen voortellen voorteten voortgaan voortgalopperen voortgeven '
|
|
'voortglijden voortgroeien voorthaasten voorthelpen voorthinken voorthollen '
|
|
'voorthotsen voorthuppelen voorthuppen voortijlen voortjagen voortkabbelen '
|
|
'voortkankeren voortkomen voortkruien voortkruipen voortkuieren '
|
|
'voortkwakkelen voortkweken voortleren voortleven voortlezen voortlokken '
|
|
'voortlopen voortmaken voortmarcheren voortmijmeren voortnummeren voortoveren '
|
|
'voortpeinzen voortplanten voortploegen voortploeteren voortranselen '
|
|
'voortrazen voortreden voortredeneren voortregenen voortregeren voortreizen '
|
|
'voortrekenen voortrekken voortrennen voortrijden voortroeien voortroken '
|
|
'voortrollen voortrukken voortscharrelen voortschieten voortschoppen '
|
|
'voortschreeuwen voortschreien voortschrijden voortschrijven voortschuiven '
|
|
'voortsjokken voortsjouwen voortslaan voortslapen voortslepen voortsleuren '
|
|
'voortslingeren voortsluipen voortsneeuwen voortsnellen voortspelen '
|
|
'voortspinnen voortspoeden voortspreken voortspringen voortspruit '
|
|
'voortspruiten voortstappen voortstaren voortstevenen voortstomen '
|
|
'voortstormen voortstrijden voortstromen voortstrompelen voortstrooien '
|
|
'voortstuderen voortstuiven voortstuwen voortsudderen voortsuffen '
|
|
'voortsukkelen voorttelefoneren voorttelen voorttellen voorttieren '
|
|
'voorttobben voorttorsen voorttrappen voorttreden voorttrekken voorttuimelen '
|
|
'voortturnen voorttwisten voorturnen voortvaren voortverkopen voortvertellen '
|
|
'voortvliegen voortvloeien voortvluchten voortwaaien voortwaggelen '
|
|
'voortwandelen voortwerken voortwiegelen voortwiegen voortwoekeren '
|
|
'voortworstelen voortwroeten voortwurmen voortzeggen voortzeilen voortzenden '
|
|
'voortzetten voortzeuren voortzeveren voortzwemmen voortzwepen voortzweren '
|
|
'voortzwieren voortzwoegen vooruitbestellen vooruitbetalen vooruitblikken '
|
|
'vooruitboeren vooruitbranden vooruitbrengen vooruitdenken vooruitdraven '
|
|
'vooruitdrijven vooruitdringen vooruitduwen vooruitdwingen vooruitgaan '
|
|
'vooruithelpen vooruitijlen vooruitjagen vooruitkijken vooruitkomen '
|
|
'vooruitlopen vooruitmaken vooruitnemen vooruitpraten vooruitreizen '
|
|
'vooruitrennen vooruitrijden vooruitschieten vooruitschoppen vooruitschrijden '
|
|
'vooruitschuiven vooruitsnellen vooruitspoelen vooruitspringen vooruitsteken '
|
|
'vooruitstreven vooruitstuiven vooruitvliegen vooruitwandelen vooruitwerken '
|
|
'vooruitwerpen vooruitzeilen vooruitzenden vooruitzetten vooruitzien '
|
|
'voorvallen voorverbeelden voorverhitten voorverkopen voorverpakken '
|
|
'voorverpakt voorvertalen voorverwarmen voorvliegen voorvoegen voorvoelen '
|
|
'voorvormen voorvriezen voorwarmen voorwegen voorweiden voorwenden voorwerken '
|
|
'voorwerpen voorzeggen voorzetten voorzien voorzingen voorzitten voorzweven '
|
|
'vorderen vorkbeen vormen vormgeven vorsen vorstenlanden vossen voteren '
|
|
'vouwen vozen vrachtvaren vragen vredelievende vreemdgaan vreten vrezen '
|
|
'vriesdrogen vriezen vrijbuiten vrijbuiteren vrijbuten vrijdenken vrijdingen '
|
|
'vrijdobbelen vrijen vrijgeven vrijhouden vrijkennen vrijkomen vrijkopen '
|
|
'vrijlaten vrijleggen vrijleven vrijliggen vrijloopt vrijlopen vrijloten '
|
|
'vrijmaken vrijpakken vrijpleiten vrijscheppen vrijspelen vrijspreken '
|
|
'vrijstaan vrijstellen vrijvaren vrijvechten vrijverklaren vrijwaren '
|
|
'vrijwielen vrijzetten vrijzwemmen vrolijken vuilbekken vuilmaken '
|
|
'vulgariseren vulkaniseren vullen vuren vutten vuurhouden vuurkracht '
|
|
'vuurlassen vuurspugen vuurspuwen vóórkomen waaien waaieren waaierrijden waar '
|
|
'waarborgen waarderen waarheidsdenken waarmaken waarmerken waarnemen '
|
|
'waarschuwen waarzeggen wachten wachthouden wachtlopen waden wadlopen '
|
|
'waffelen wagen waggelbenen waggelen waken wakkeren walen walgen walken '
|
|
'wallebakken wallen walmen walsen wamen wammen wanboffen wandbeen wandelen '
|
|
'wandelgidsen wandelrijden wanen wanhopen wankelen wannen wanten wantenweven '
|
|
'wantrouwen wapenen wappen wapperen warmdraaien warmen warmlopen warmspuiten '
|
|
'warmteminnen warmwaterroten warrelen warren wasemen wassen wateraantrekkend '
|
|
'waterafstotend waterafstotende waterbewonen waterbouwkunde waterdiepte '
|
|
'waterdoorlatend waterdoorlatende waterdragegen wateren waterfietsen '
|
|
'watergaasvliegen watergekoeld watergekoelde watergolven waterhouden '
|
|
'waterkerende waterminnende waternemen wateroppervlakte waterpassen '
|
|
'waterskiën waterslangen waterspitten watersport watersporten '
|
|
'waterstofbromide waterstofchloride waterstofcyanide waterstoffluoride '
|
|
'waterstofsulfide watertanden watertrappen watertreden watervallen waterveld '
|
|
'watervoeren watteren wauwelen wazen wecken wedden wederantwoorden wedereisen '
|
|
'wedergeboren wedergeven wederhoren wederhouden wederinvoeren wederkeren '
|
|
'wederkomen wederkrijgen wederopbloeien wederopbouwen wederopleven '
|
|
'wederopstaan wedervaren wedervergelden wedervinden wederzien wedijveren '
|
|
'wedlopen wedstrijddansen wedstrijdfit wedstrijdrijden wedstrijdroeien '
|
|
'wedstrijdzeilen weekeinden weekenden weeklagen weekschildpadden weerbellen '
|
|
'weergalmen weergeven weerhebben weerhouden weerkaatsen weerkeren weerklinken '
|
|
'weerkomen weerkrijgen weerleggen weerleveren weerlichten weeromkomen '
|
|
'weerschallen weerschijnen weerspiegelen weerspreken weerstaan weerstreven '
|
|
'weersturen weervaren weervinden weerzien weeskind weesten weetwoord '
|
|
'wegademen wegbabbelen wegbaggeren wegbannen wegbeitelen wegbenen wegbergen '
|
|
'wegbezemen wegbezuinigen wegbijten wegbikken wegblazen wegblijven '
|
|
'wegbliksemen wegblubberen wegboenen wegboksen wegbombarderen wegbonjouren '
|
|
'wegbranden wegbreken wegbrengen wegbrokkelen wegbuigen wegcijferen '
|
|
'wegconcurreren wegdeemsteren wegdenken wegdieven wegdoen wegdoezelen '
|
|
'wegdommelen wegdonderen wegdooien wegdraaien wegdragen wegdraven '
|
|
'wegdribbelen wegdrijven wegdringen wegdromen wegdruipen wegdrukken '
|
|
'wegdrummen wegduiken wegduwen wegdwalen wegdwarrelen wegdweilen wegebben '
|
|
'wegen wegenbeheer wegeren wegeroderen wegeten wegfantaseren wegfietsen '
|
|
'wegfilteren wegfladderen wegflikkeren wegflitsen wegfrezen wegfrommelen '
|
|
'weggaan weggalopperen weggappen weggegraven weggeven weggieten wegglijden '
|
|
'wegglippen weggommen weggooien weggraaien weggraven weggrijpen weggrissen '
|
|
'weggummen weghaasten weghakken weghalen weghangen wegharken weghebben '
|
|
'weghelpen weghollen weghonen weghouden weghuppelen wegijlen wegjagen '
|
|
'wegkammen wegkankeren wegkapen wegkappen wegkegelen wegkeilen wegketsen '
|
|
'wegkiepen wegkieperen wegkijken wegklappen wegkletsen wegklikken wegkloppen '
|
|
'wegknagen wegknikken wegknippen wegkomen wegkopen wegkoppen wegkrabbelen '
|
|
'wegkrabben wegkrimpen wegkruien wegkruipen wegkuieren wegkussen wegkwijnen '
|
|
'weglachen weglaten weglaveren wegleggen wegleiden weglekken weglezen '
|
|
'weglikken weglokken wegloodsen weglopen weglullen wegmaaien wegmaken '
|
|
'wegmalen wegmarcheren wegmasseren wegminderen wegmixen wegmoffelen wegmolmen '
|
|
'wegnemen wegorganiseren wegpakken wegpesten wegpiepen wegpikken wegpingelen '
|
|
'wegpinken wegplukken wegpoetsen wegpompen wegpraten wegpromoveren '
|
|
'wegrace-seizoen wegraderen wegraken wegredeneren wegregenen wegreizen '
|
|
'wegrennen wegretoucheren wegrijden wegrit wegritsen wegroepen wegroesten '
|
|
'wegrollen wegrossen wegrotten wegroven wegruimen wegrukken wegsaneren '
|
|
'wegschaven wegschenken wegscheppen wegscheren wegscheuren wegschieten '
|
|
'wegschimmelen wegschoppen wegschrappen wegschrijven wegschrobben wegschuilen '
|
|
'wegschuiven wegschuren wegsiepelen wegsijpelen wegsjokken wegsjouwen '
|
|
'wegslaan wegslenteren wegslepen wegslijpen wegslijten wegslikken '
|
|
'wegslingeren wegslinken wegslippen wegsluipen wegsluiten wegsluizen '
|
|
'wegslurpen wegsmelten wegsmijten wegsnappen wegsnellen wegsnijden wegsnoeien '
|
|
'wegsnoepen wegsnuiten wegsoezen wegspelen wegspoeden wegspoelen wegspringen '
|
|
'wegsprinten wegspuiten wegspurten wegspuwen wegstaan wegstappen wegstarten '
|
|
'wegsteken wegstelen wegstemmen wegsterven wegstevenen wegstomen wegstoppen '
|
|
'wegstormen wegstoten wegstouwen wegstrepen wegstrijken wegstromen wegstuffen '
|
|
'wegstuiteren wegstuiven wegsturen wegsuffen wegtakelen wegteren wegtikken '
|
|
'wegtillen wegtochten wegtorsen wegtoveren wegtrappen wegtreiteren wegtrekken '
|
|
'wegtreuren wegtrippelen wegtroggelen wegtronen wegtrouwen wegvagen wegvallen '
|
|
'wegvangen wegvaren wegvegen wegvissen wegvlieden wegvliegen wegvlieten '
|
|
'wegvloeien wegvloeken wegvluchten wegvoeren wegvreten wegwaaien wegwandelen '
|
|
'wegwapperen wegwassen wegwensen wegwentelen wegwerken wegwerpen wegwezen '
|
|
'wegwielrennen wegwijken wegwippen wegwissen wegwrijven wegwuiven wegzagen '
|
|
'wegzakken wegzeilen wegzenden wegzetten wegzingen wegzinken wegzuigen '
|
|
'wegzuipen wegzuiveren wegzwaaien wegzwemmen wegzweven weiden weifelen '
|
|
'weigeren wekken weldoen welgaan welgeordende welgevallen welgevormd welken '
|
|
'wellen welslagen welsprekend welvaren welven wemelen wenden wenen wenken '
|
|
'wennen wensdenken wensen wentelen wereldbekende wereldbekerdebuut '
|
|
'wereldbekerpunten wereldgeest weren werken werkenden werkstukken '
|
|
'werktuigbouwkunde werkzoekenden werpen wert wervelen werven west-noordwesten '
|
|
'westelijken westerlengte westnoordwesten westzuidwesten weten wetenschapsman '
|
|
'weteren wetgevende wetten wettigen weven whisten wichelen wichelroedelopen '
|
|
'wiebelen wieden wiegelen wiegen wieken wielen wielerloopbaan wielrennen '
|
|
'wielrijden wielwebspinnen wiemelen wieroken wieuwen wiewauwen wiezen '
|
|
'wiggelen wiggen wijden wijdte wijdverspreid wijeren wijken wijlen wijnpersen '
|
|
'wijnproduceren wijnroeien wijnverlaten wijsmaken wijt wijten wijzen wijzigen '
|
|
'wikkelen wikken wilayat wildkamperen wildplakken wildplassen wildstropen '
|
|
'wildwaterkanoën wilgenroosjesmotten willen willigen wimpelen windelen winden '
|
|
'windsurfen winkelen winkelruimte winkelskijken winnen winstgeven winteren '
|
|
'winterkoningen winterlinde winterschaatsen wintersporten wippen wispelen '
|
|
'wispelstaarten wisselen wissen witgekalkt witgepleisterd witkoken '
|
|
'witloftrekken witlooien witrijzen witschilderen witte wittebroodsweken '
|
|
'witten witwassen woeden woekeren woelen woerd woerden wohltemperierte '
|
|
'woiwode wokken wold wolfspinnen wolkaarden wolken wolmaniseren wolplukken '
|
|
'wolscheiden wolven wolwassen wonderen wonen woonoord woonsparen '
|
|
'woordenziften worden worgen wormslangen worstelaars worstelen '
|
|
'worstelevenementen wortelen wortelschieten wortelschrapen worteltrekken '
|
|
'wouwen wraken wreken wren wrensen wriemelen wriggelen wrijven wrikkelen '
|
|
'wrikken wringen wrochten wroegen wroet wroeten wrokken wrongelen wuiven '
|
|
'wurgen wurmen wurtelen xeroxen yahtzeeën yard yosemite yuccamotten '
|
|
'zaaddorsen zaagden zaaien zaalkerk zabbelen zabberen zachtbehaard zadelen '
|
|
'zakendoen zakgeld zakken zakkenrollen zaklopen zaksikkelmotten zakspringen '
|
|
'zakstoten zaligen zaligverklaren zalven zamelen zanden zandingestrooide '
|
|
'zandschilderen zandslaan zandsnijden zandstralen zanen zaniken zanten '
|
|
'zapovednik zappen zaterdagavondgevoel zavelen zeegaande zeeheld zeeldraaien '
|
|
'zeelt zeeschildpadden zeeschuimen zeeslangen zeevarend zeevarende zeeweren '
|
|
'zeezeilen zegelen zegelplakken zegenen zegepralen zegevieren zeggen zeiken '
|
|
'zeilen zeilvliegen zeilwedstrijden zekeren zekerstellen zelfbesturen '
|
|
'zelfcorrigeren zelfgebouwde zelfgemaakt zelfgenezen zelfmoorden zelfregeren '
|
|
'zelfreguleren zelfvoorzienende zemelen zemelknopen zemen zen zenden '
|
|
'zendvermogen zengen zenuwen zepen zesde zetelen zetten zeulen zeuren zeven '
|
|
'zeveren zichten zieden ziegezagen zieken ziekmakend ziekmakende '
|
|
'ziekte-aftreden ziekzijn zieltogen zien ziften zigzaggen zijdereden zijgen '
|
|
'zijklepmotoren zijlvest zijn zijpelen zilverdraadtrekken zilvertrekken '
|
|
'zimmen zin zinderen zingen zinken zinnen zinspelen zippen zitbeen zitten '
|
|
'zittenblijven zoden zodevormen zoedelen zoekbrengen zoeken zoekmaken '
|
|
'zoekraken zoekspelen zoemen zoenen zoetbrengen zoeten zoetgeuren zoetschaven '
|
|
'zoetvijlen zoeven zolderen zolen zomen zomeren zonderen zondigen zonen '
|
|
'zonnebaden zonschijnen zooien zoomen zorgdragen zorgen zottebollen zouk '
|
|
'zouten zoutminnende zoutzieden zouwen zoöloog zuchten zuid-noord zuidelijken '
|
|
'zuidzuidwesten zuigen zuimen zuinigen zuipen zuiveren zullen zulten zuren '
|
|
'zuurstofduiken zuurverdiende zwaaien zwaarbeschadigd zwaarden zwaardvechten '
|
|
'zwaargebouwd zwaargewond zwabberen zwachtelen zwakken zwalken zwalpen '
|
|
'zwaluwstaarten zwammen zwanzen zwart-witdenken zwartblakeren zwarten '
|
|
'zwartepieten zwartgeblakerde zwartkijken zwartlijven zwartmaken zwartrijden '
|
|
'zwartselen zwartvissen zwartwerken zwatelen zwavelen zwavelgehalte '
|
|
'zwavelhoudende zweden zweefvliegen zweepslagen zweetvoeten zweien zwelen '
|
|
'zwelgen zwellen zwemen zwemkleren zwemmen zwemsporten zwendelen zwengelen '
|
|
'zwenken zwepen zweren zwermen zwerven zweten zwetsen zweven zwichten '
|
|
'zwieberen zwiepen zwierbollen zwieren zwiertslaan zwijgen zwijggeld '
|
|
'zwijmelen zwijmen zwijnen zwikken zwindelen zwingelen zwirrelen zwoegen zèlf '
|
|
'ëmuleren ëxtruderen ïnterviewen ïntroniseren üploaden ʿabdben β-onverzadigde '
|
|
'δ-kaart \u200b\u200bbekend').split())
|