mirror of
https://github.com/explosion/spaCy.git
synced 2024-11-14 13:47:13 +03:00
2877 lines
232 KiB
Python
2877 lines
232 KiB
Python
# coding: utf8
|
|
from __future__ import unicode_literals
|
|
|
|
|
|
VERBS = set(
|
|
(
|
|
"-komen -lezen -met -nemen -teken -typen aaien aanaarden aanademen aanbaffen "
|
|
"aanbaggeren aanbakken aanballen aanbanden aanbassen aanbehoren aanbelanden "
|
|
"aanbelangen aanbellen aanbenen aanberen aanbermen aanbersen aanbesteden "
|
|
"aanbesterven aanbetalen aanbeteren aanbetreffen aanbetrouwen aanbeuren "
|
|
"aanbevelen aanbidden aanbieden aanbijten aanbikken aanbinden aanblaffen "
|
|
"aanblazen aanbleken aanblessen aanblijven aanblikken aanbloeden aanboeken "
|
|
"aanboeten aanbollen aanbomen aanbonzen aanboren aanbotsen aanbouwen "
|
|
"aanbraden aanbraken aanbranden aanbrassen aanbreien aanbreken aanbrengen "
|
|
"aanbriesen aanbruinen aanbruisen aanbrullen aanbuigen aanbulderen "
|
|
"aandachtzoeken aandammen aandampen aandaveren aandelenpakket aandienen "
|
|
"aandiepen aandijken aandikken aandoen aandossen aandraaien aandragen "
|
|
"aandraven aandrentelen aandreven aandrijven aandringen aandrinken aandruisen "
|
|
"aandrukken aanduiden aandurven aanduwen aandweilen aaneenbinden aaneenboeien "
|
|
"aaneenbouwen aaneenbreien aaneenbrengen aaneendoen aaneendraaien "
|
|
"aaneendriegen aaneenflansen aaneengrenzen aaneengroeien aaneenhaken "
|
|
"aaneenhangen aaneenhechten aaneenhouden aaneenketenen aaneenkitten "
|
|
"aaneenklampen aaneenkleven aaneenklinken aaneenkluisteren aaneenknopen "
|
|
"aaneenkoeken aaneenkoppelen aaneenkrijgen aaneenlassen aaneenleggen "
|
|
"aaneenliggen aaneenlijmen aaneennaaien aaneennagelen aaneenpassen "
|
|
"aaneenplaatsen aaneenplakken aaneenpraten aaneenrijgen aaneenschakelen "
|
|
"aaneenschieten aaneenschrijven aaneensluiten aaneensmeden aaneensnoeren "
|
|
"aaneensolderen aaneenspijkeren aaneenstoten aaneenstrikken aaneenvlechten "
|
|
"aaneenvoegen aaneenwellen aaneenzetten aaneenzitten aanerven aanetteren "
|
|
"aanfietsen aanflitsen aanfloepen aanfluiten aanfokken aanfronsen aanfruiten "
|
|
"aangaan aangapen aangepassen aangeraken aangespen aangevaren aangeven "
|
|
"aangezuurd aangieren aangieten aangifte aanglijden aanglimmen aangloeien "
|
|
"aangloren aangluipen aangluren aangolven aangooien aangorden aangrauwen "
|
|
"aangraven aangrenzen aangrijnzen aangrijpen aangrimmen aangrinniken "
|
|
"aangroeien aangroenen aangrommen aanhaken aanhalen aanhalingsteken aanhangen "
|
|
"aanharden aanharken aanhebben aanhechten aanheffen aanhelen aanhelpen "
|
|
"aanhikken aanhinken aanhitsen aanhobbelen aanhogen aanhollen aanhopen "
|
|
"aanhoren aanhouden aanhuppelen aanhuwelijken aanhuwen aanijlen aanjagen "
|
|
"aanjakkeren aanjanken aanjoelen aanjuichen aankaarten aankakken aankalken "
|
|
"aankankeren aankanten aankappen aankarren aankauwen aankeffen aankeren "
|
|
"aankermen aankerven aankijken aanklagen aanklampen aanklappen aanklauwen "
|
|
"aankleden aanklemmen aankletsen aankleven aanklikken aanklinken aanklooien "
|
|
"aankloppen aanklossen aankloten aanklotsen aanknagen aanknijpen aanknippen "
|
|
"aanknoeien aanknopen aankoeken aankoersen aankomen aankond aankondigen "
|
|
"aankooien aankopen aankoppelen aankoppen aankorsten aankraaien aankrammen "
|
|
"aankrijgen aankrijten aankrikken aankruien aankruipen aankruisen aankuieren "
|
|
"aankunnen aankwakken aankwatsen aankweken aankwispelen aanlachen aanladen "
|
|
"aanlanden aanlangen aanlappen aanlassen aanlaten aanlaveren aanleggen "
|
|
"aanleiden aanlengen aanleren aanleunen aanleuteren aanleveren aanlichten "
|
|
"aanliggen aanlijken aanlijmen aanlijnen aanloden aanloeien aanloeren "
|
|
"aanloeven aanloggen aanlokken aanlonken aanlopen aanlummelen aanmaken "
|
|
"aanmanen aanmannen aanmarcheren aanmatigen aanmelden aanmengen aanmeren "
|
|
"aanmerken aanmeten aanmetselen aanmodderen aanmoedigen aanmoeren "
|
|
"aanmonsteren aanmunten aannaaien aannaderen aannagelen aannemen aanpakken "
|
|
"aanpalen aanpappen aanpassen aanpennen aanpersen aanpezen aanpiafferen "
|
|
"aanpijpen aanpikken aanpingen aanplakken aanplanten aanpleisteren aanplempen "
|
|
"aanploegen aanploffen aanporren aanpoten aanpraaien aanpraten aanpreken "
|
|
"aanpresenteren aanprijzen aanprikkelen aanprikken aanpunten aanraden "
|
|
"aanraken aanrakken aanranden aanraseren aanrazen aanrazeren aanrechten "
|
|
"aanreed aanreiken aanrekenen aanrennen aanrichten aanrijden aanrijgen "
|
|
"aanrijken aanrijpen aanrijven aanrimpelen aanrissen aanristen aanritsen "
|
|
"aanroeien aanroepen aanroeren aanroesten aanroken aanrollen aanrommelen "
|
|
"aanrotzooien aanrouwen aanruisen aanrukken aanruwen aansarren aanschaffen "
|
|
"aanschakelen aanscharrelen aanschaven aanschellen aanschemeren aanschenden "
|
|
"aanscherpen aanschieten aanschijten aanschikken aanschimmelen aanschitteren "
|
|
"aanschoffelen aanschoppen aanschoten aanschouwen aanschrappen aanschreeuwen "
|
|
"aanschreien aanschrijden aanschrijven aanschroeven aanschudden aanschuieren "
|
|
"aanschuinen aanschuiven aanschurken aansingelen aansissen aansjokken "
|
|
"aansjorren aansjouwen aanslaan aanslagen aanslappen aanslenteren aanslepen "
|
|
"aansleuren aanslibben aanslijken aanslijmen aanslijpen aanslingeren "
|
|
"aansloffen aansluipen aansluiten aansmeden aansmeken aansmelten aansmeren "
|
|
"aansmeulen aansmijten aansmoezen aansnauwen aansnellen aansnijden aansnoeren "
|
|
"aansnorren aansolderen aanspannen aanspatten aanspelden aanspelen aanspeten "
|
|
"aanspieën aanspijkeren aanspijlen aanspinnen aanspitsen aansplitsen "
|
|
"aanspoeden aanspoelen aansporen aanspreken aanspringen aanspugen aanspurten "
|
|
"aanspuwen aanstaan aanstaarten aanstampen aanstappen aanstaren aansteken "
|
|
"aanstellen aansterken aansterven aanstevenen aanstichten aanstiefelen "
|
|
"aanstijven aanstikken aanstippen aanstoffen aanstoken aanstomen aanstoppen "
|
|
"aanstormen aanstorten aanstoten aanstouwen aanstoven aanstralen aanstranden "
|
|
"aanstraten aanstrepen aanstrijken aanstrikken aanstromen aanstrompelen "
|
|
"aanstuiken aanstuiven aansturen aanstuwen aansukkelen aantakelen aantappen "
|
|
"aantasten aanteken aantekenen aantelen aantellen aantichten aantieren "
|
|
"aantijgen aantikken aantillen aantimmeren aantippen aantodderen aantoddiken "
|
|
"aantoefelen aantoeteren aantoetsen aantokkelen aantonen aantoveren "
|
|
"aantrappen aantreden aantreffen aantrekken aantrippelen aantrouwen aanturen "
|
|
"aantuttelen aanvaarden aanvallen aanvangen aanvaren aanvatten aanvechten "
|
|
"aanvegen aanverdienen aanvertrouwen aanvetten aanvijlen aanvijzen aanvinken "
|
|
"aanvlakken aanvlammen aanvlechten aanvletten aanvliegen aanvlijen aanvloeien "
|
|
"aanvlotten aanvoegen aanvoelen aanvoerdersband aanvoeren aanvollen aanvonken "
|
|
"aanvragen aanvreten aanvriezen aanvullen aanvuren aanwaaien aanwachten "
|
|
"aanwaggelen aanwakkeren aanwandelen aanwassen aanwellen aanwenden aanwenken "
|
|
"aanwennen aanwentelen aanwerken aanwerpen aanwerven aanwetten aanweven "
|
|
"aanwezen aanwijeren aanwijzen aanwinden aanwinnen aanwinteren aanwippen "
|
|
"aanwitten aanwoekeren aanwrijven aanwuiven aanzaaien aanzakken aanzanden "
|
|
"aanzegelen aanzeggen aanzeilen aanzenden aanzetten aanzeulen aanzeuren "
|
|
"aanzien aanzitten aanzoeken aanzoeten aanzouten aanzuigen aanzuiveren "
|
|
"aanzuren aanzwaaien aanzwarten aanzwellen aanzwemmen aanzwengelen aanzwepen "
|
|
"aanzweven aanzwoegen aardappelrooien aarden aardvarken aardwarmte aarzelen "
|
|
"abandonneren abbreviëren abdiceren abdiqueren aboleren abonneren aborteren "
|
|
"abricoteren abseilen absenteren absoluteren absolveren absorberen abstineren "
|
|
"abstraheren abuseren accapareren accelereren accentueren accepteren "
|
|
"acclimatiseren accommoderen accompagneren accorderen accoucheren "
|
|
"accrediteren accrocheren accumuleren accuseren achten achteraanblaffen "
|
|
"achteraanblijven achteraangaan achteraanhollen achteraanijlen "
|
|
"achteraankeffen achteraankomen achteraanlopen achteraanrennen "
|
|
"achteraansnellen achteraanstellen achteraanzitten achterafbrengen "
|
|
"achterafzetten achterblijven achterdoen achterdraaien achterduwen achtergaan "
|
|
"achterhalen achterhouden achterklappen achterlaten achterliggen achterlopen "
|
|
"achternablaffen achternablikken achternabruisen achternabrullen achternadoen "
|
|
"achternadragen achternadraven achternafietsen achternagaan achternageven "
|
|
"achternagillen achternagooien achternahollen achternaijlen achternajagen "
|
|
"achternakeffen achternakijken achternaklossen achternakruien achternakruipen "
|
|
"achternalopen achternaogen achternareizen achternarennen achternarijden "
|
|
"achternaroepen achternaschieten achternasjouwen achternaslepen "
|
|
"achternasmijten achternasnellen achternastaren achternasturen "
|
|
"achternasukkelen achternatorsen achternatrekken achternavliegen "
|
|
"achternawerpen achternazeilen achternazenden achternazetten achternazien "
|
|
"achternazitten achteromblikken achteromgluren achteromhalen achteromkijken "
|
|
"achteromkomen achteromloeren achteromlopen achteromzien achteropfietsen "
|
|
"achterophinken achterophollen achteropkomen achteroplopen achteropraken "
|
|
"achteroprennen achteroprijden achteropvliegen achteropzwemmen "
|
|
"achteroverbuigen achteroverbuitelen achteroverdrukken achteroverduikelen "
|
|
"achteroverduwen achterovergaan achterovergedrukt achterovergooien "
|
|
"achteroverhalen achteroverhellen achteroverkantelen achteroverkrommen "
|
|
"achteroverleggen achteroverleunen achteroverliggen achteroverlopen "
|
|
"achteroverschoppen achteroverslaan achteroversloegen achteroversmijten "
|
|
"achteroverstorten achterovertuimelen achterovervallen achteroverzijgen "
|
|
"achteroverzitten achterraken achterstaan achterstellen achterstevoren "
|
|
"achteruitbidden achteruitboeren achteruitdeinzen achteruitdrijven "
|
|
"achteruitdrukken achteruitduwen achteruitgaan achteruitglijden "
|
|
"achteruithalen achteruitjagen achteruitkachelen achteruitkrabbelen "
|
|
"achteruitkruipen achteruitleren achteruitlopen achteruitmarcheren "
|
|
"achteruitparkeren achteruitraken achteruitrijden achteruitrollen "
|
|
"achteruitrukken achteruitschakelen achteruitschieten achteruitschoppen "
|
|
"achteruitschuiven achteruitslaan achteruitslepen achteruitspringen "
|
|
"achteruitsteken achteruitstellen achteruitstuwen achteruitteren "
|
|
"achteruittrappen achteruittreden achteruittrekken achteruitvallen "
|
|
"achteruitvaren achteruitvliegen achteruitwerken achteruitwerpen "
|
|
"achteruitwijken achteruitzetten achteruitzitten achtervoegen achtervolgen "
|
|
"achterwaren achterzeggen achterzeilen achtste acquitteren acteerdebuut "
|
|
"acteerlessen acteren actieleren actievoeren actinide activeren activiste "
|
|
"actualiseren actueren adapteren adderen adduceren adelborst adelen "
|
|
"adembenemend ademen ademhalen aderen aderiseren aderkanalen aderlaten "
|
|
"administreren admiraalzeilen adoniseren adopteren adoreren adresseren "
|
|
"adsorberen adstrueren adverteren adviseren aerobicen afachten afbaarden "
|
|
"afbaarzen afbakenen afbakken afbaljoenen afbalken afbarsten afbassen "
|
|
"afbasten afbedelen afbeelden afbeitelen afbekken afbellen afbenen "
|
|
"afbestellen afbetalen afbetten afbeuken afbeulen afbeuren afbidden afbieden "
|
|
"afbietsen afbiezen afbiggen afbijt afbijten afbikken afbiljoenen afbinden "
|
|
"afbladderen afbladen afbladeren afblaffen afblakeren afblaren afblazen "
|
|
"afblijven afbliksemen afblokken afblotten afbluffen afblussen afboeken "
|
|
"afboenen afboeren afboeten afbollen afbomen afbonken afbonzen afboorden "
|
|
"afborduren afboren afborgen afborstelen afbotsen afbottelen afbotten "
|
|
"afbouwen afbramen afbranden afbrassen afbreien afbreken afbrengen afbrijnen "
|
|
"afbroddelen afbrokkelen afbruien afbuien afbuigen afbuilen afbuitelen "
|
|
"afchecken afcommanderen afconcluderen afdalen afdammen afdanken afdansen "
|
|
"afdassen afdeinzen afdeizen afdekken afdelen afdelingskampioen afdelven "
|
|
"afdempen afdenken afdichten afdienen afdiepen afdieven afdijken afdingen "
|
|
"afdingesen afdisselen afdistilleren afdobbelen afdoen afdokken afdolen "
|
|
"afdonderen afdoppen afdorsen afdouwen afdraaien afdraden afdragen afdraven "
|
|
"afdreggen afdreigen afdrentelen afdreunen afdribbelen afdrijven afdringen "
|
|
"afdrinken afdrogen afdromen afdroppelen afdroppen afdruipen afdrukken "
|
|
"afdruppelen afdruppen afduikelen afduvelen afduwen afdwaalde afdwalen "
|
|
"afdweilen afdwingen afebben afeggen afeisen afeten afetsen afexerceren "
|
|
"affakkelen affecteren affeilen afficheren affietsen affikken affiliëren "
|
|
"affilteren affiltreren affineren affirmeren affitnessen affladderen "
|
|
"afflauwen afflikken affluiten affoezelen affolen affolteren affrezen "
|
|
"affronteren affuit affutselen afgaan afgappen afgazen afgebruiken afgeesten "
|
|
"afgehangen afgelasten afgeraken afgeren afgeselen afgespen afgeven afgieren "
|
|
"afgieten afgillen afglanzen afglijden afglippen afglipperen afgluren "
|
|
"afgoeden afgolven afgoochelen afgooien afgorden afgrauwen afgraven afgrazen "
|
|
"afgrendelen afgrenzen afgreppelen afgrijpen afgrissen afgronden afgruizelen "
|
|
"afgutsen afhaaien afhagelen afhaken afhakkelen afhakken afhalen afhameren "
|
|
"afhandelen afhangen afhappen afharden afharen afharken afhaspelen afhebben "
|
|
"afhechten afheffen afheien afheinen afhekken afheksen afhellen afhelpen "
|
|
"afhengelen afhielen afhijsen afhinkelen afhinken afhoeden afhoeren "
|
|
"afhoereren afhoesten afhogen afhollen afhoren afhouden afhouwen afhuilen "
|
|
"afhuiven afhuppelen afhuren afjachten afjagen afjakkeren afjapen afjatten "
|
|
"afkaarden afkaarten afkaatsen afkabbelen afkaden afkalken afkalven afkammen "
|
|
"afkampen afkandelaren afkankeren afkantelen afkanten afkapen afkappen "
|
|
"afkatten afkauwen afkaveren afkegelen afkeilen afkeren afkerven afketsen "
|
|
"afkeuren afkicken afkiezen afkijken afkijven afkippen afkisten afkitsen "
|
|
"afkitten afkladden afklagen afklampen afklappen afklaren afklauteren "
|
|
"afkleden afkleien afklemmen afkleppen afkletsen afkletteren afkleuren "
|
|
"afklimmen afklinken afkloenen afklokken afkloppen afkluiven afknabbelen "
|
|
"afknagen afknakken afknallen afknappen afknarpen afknauwen afknellen "
|
|
"afkneuzen afknevelen afknibbelen afknijpen afknikken afknippen afknoeien "
|
|
"afknokken afknopen afknotten afknuppelen afknutselen afkoelen afkoersen "
|
|
"afkoken afkolven afkomen afkondigen afkopen afkoppelen afkorrelen afkorsten "
|
|
"afkorten afkrabbelen afkrabben afkraggen afkraken afkransen afkrassen "
|
|
"afkrauwen afkrenten afkrijgen afkrijten afkrimpen afkronen afkronkelen "
|
|
"afkrooien afkruien afkruimelen afkruipen afkruisen afkuieren afkuipen "
|
|
"afkuisen afkukelen afkunnen afkussen afkwanselen afkwasten afkwijnen "
|
|
"afkwispelen aflaatbidden aflachen afladen aflakken aflangen aflappen "
|
|
"aflassen aflaten aflatten aflaveren aflazeren aflebberen afleden afleggen "
|
|
"afleiden afleken aflekken aflenen aflengen aflenzen afleppen afleren "
|
|
"afletteren afleven afleveren aflezen aflichten afliegen afliggen aflijnen "
|
|
"aflikken afloden afloeren aflogen afloggen aflokken afloodsen aflooien "
|
|
"aflopen aflossen afluiden afluien afluisteren afluizen afmaaien afmailen "
|
|
"afmaken afmalen afmanen afmangelen afmarcheren afmarmeren afmartelen "
|
|
"afmatten afmazen afmelden afmelken afmennen afmeren afmerken afmesten "
|
|
"afmeten afmetselen afmetsen afmieteren afmijnen afmikken afmolmen "
|
|
"afmonsteren afmonteren afmoorden afmunten afmuren afnaaien afnaasten "
|
|
"afnagelen afnavelen afnemen afneuzen afnijpen afnokken afnummeren afogen "
|
|
"afoogsten afpachten afpakken afpalen afpanden afparten afpassen "
|
|
"afpatrouilleren afpeddelen afpeigeren afpeilen afpeinzen afpekken afpelen "
|
|
"afpellen afpennen afperken afpersen afpeulen afpeuteren afpeuzelen afpiepen "
|
|
"afpijnen afpijnigen afpikken afpingelen afpitsen afplaggen afplakken "
|
|
"afplamen afplanen afplanten afplassen afplatten afpleisteren afpleiten "
|
|
"afplekken afpletten afploegen afploffen afplooien afpluimen afpluizen "
|
|
"afplukken afplunderen afpoederen afpoeieren afpoetsen afpoffen afpolderen "
|
|
"afpolitoeren afpompen afponden afpraaien afprakkiseren afpramen afprangen "
|
|
"afpraten afpreken afprevelen afpriegelen afprijzen afprikken afprinten "
|
|
"afproeven afprossen afprutsen afpuimen afpulken afpunten afraaien afrabbelen "
|
|
"afraden afrafelen afraffelen afragen afraggen afraken aframmelen afranden "
|
|
"afranselen afrapen afraspen afrasteren afratelen afrausjen afrazen "
|
|
"afreageren afreden afregelen afregenen afreien afreiken afreizen afrekenen "
|
|
"afremmen afrennen afrepelen afrepen afreuzelen africhten afridderen afriemen "
|
|
"afrijden afrijgen afrijmen afrijpen afrijten afrijven afrijzelen afrijzen "
|
|
"afrikaniseren afrikken afrissen afristen afritselen afritsen afroeien "
|
|
"afroemen afroepen afroesten afroffelen afrojemen afroken afrollen afromen "
|
|
"afronden afronselen afrooien afrossen afrotsen afrotten afrouwen afroven "
|
|
"afruien afruilen afruimen afruisen afruiten afruiven afrukken afruwen "
|
|
"afsabbelen afsabberen afsabelen afsappelen afscannen afschaduwen afschaffen "
|
|
"afschakelen afschaken afschalen afschampen afschansen afscharren afschatten "
|
|
"afschavelen afschaven afschavielen afscheiden afscheidsconcert afschemeren "
|
|
"afschenken afschepen afscheppen afscheren afschermen afscherpen afscherven "
|
|
"afschetsen afscheuren afschieten afschijnen afschijven afschikken "
|
|
"afschilderen afschilferen afschillen afschimpen afschitteren afschminken "
|
|
"afschobben afschoffelen afschokken afschommelen afschonen afschooien "
|
|
"afschoppen afschotelen afschouwen afschrabben afschrapen afschrappen "
|
|
"afschreeuwen afschreien afschrijven afschrikken afschrobben afschroeien "
|
|
"afschroeven afschubben afschudden afschuieren afschuimen afschuinen "
|
|
"afschuiven afschuren afschutten afseinen afseizen afserveren afsiepelen "
|
|
"afsieperen afsijpelen afsingelen afsjacheren afsjokken afsjorren afsjouwen "
|
|
"afslaan afslachten afslagen afslakken afslanken afslaven afslechten "
|
|
"afslenteren afslepen afsleuren afslibben afslibberen afslieren afslijpen "
|
|
"afslijten afslingeren afslippen afslissen afslobberen afsloffen afslonzen "
|
|
"afslopen afslorpen afsloten afsloven afsluipen afsluiten afslurpen afsmakken "
|
|
"afsmallen afsmeden afsmeken afsmelten afsmeren afsmetten afsmijten "
|
|
"afsmokkelen afsnauwen afsnellen afsnijden afsnipperen afsnoeien afsnoepen "
|
|
"afsnoeren afsnorren afsnuffelen afsnuiten afsollen afsoppen afspaaien "
|
|
"afspaden afspanen afspannen afspatten afspekken afspelden afspelen afspeten "
|
|
"afspeuren afspieden afspiegelen afspinnen afspioneren afspitten afsplijten "
|
|
"afsplinteren afsplitsen afsplitten afspoelen afsponsen afsponzen afsporen "
|
|
"afspouwen afspreiden afspreken afspringen afsprokkelen afspruiten afspuien "
|
|
"afspuiten afstaan afstaarten afstammen afstampen afstandsleren afstapelen "
|
|
"afstappen afstaren afsteken afstekken afstelen afstellen afstemmen "
|
|
"afstempelen afsterven afstevenen afstijgen afstijven afstikken afstippelen "
|
|
"afstippen afstoffen afstoken afstomen afstommelen afstompen afstoppen "
|
|
"afstormen afstorten afstoten afstoven afstraffen afstralen afstraten "
|
|
"afstrepen afstreven afstrijden afstrijken afstrippen afstromen afstrompelen "
|
|
"afstrooien afstropen afstroppen afstruinen afstuderen afstuiten afstuiven "
|
|
"afsturen afstuwen afsuffen afsukkelen afsullen aftaaien aftafelen aftakelen "
|
|
"aftakken aftanden aftanken aftappen aftarnen aftarren aftassen aftast "
|
|
"aftasten aftegelen afteilen afteisteren aftekenen aftelefoneren "
|
|
"aftelegraferen aftellen afteren aftesten aftikken aftillen aftimmeren "
|
|
"aftintelen aftippelen aftippen aftitelen aftobben aftoefelen aftoeken "
|
|
"aftoeten aftoeteren aftoetsen aftoffelen aftokken aftomen aftonnen aftoppen "
|
|
"aftornen aftouwen aftoveren aftrainen aftrappen aftreden aftrekken aftrekt "
|
|
"aftrenzen aftreuren aftrillen aftrimmen aftrippelen aftroefelen aftroeven "
|
|
"aftroffelen aftroggelen aftrommelen aftrommen aftrompetten aftronen "
|
|
"aftrossen aftruggelen aftuffen aftuigen aftuimelen aftuinen afturen afturven "
|
|
"aftypen afvaardigen afvademen afvagen afvallen afvangen afvaren afvatten "
|
|
"afvechten afvegen afvellen afvemen afvenen afveren afvergen afvertellen "
|
|
"afverven afveteren afvetten afvezelen afvieren afvijlen afvijzen afvillen "
|
|
"afvinken afvissen afvlaggen afvlakken afvlechten afvleien afvlekken afvlezen "
|
|
"afvlieden afvliegen afvlieten afvliezen afvlijmen afvloeien afvloeken "
|
|
"afvloeren afvlooien afvloten afvlotten afvluchten afvoederen afvoegen "
|
|
"afvoeren afvollen afvorderen afvormen afvouwen afvragen afvreten afvriezen "
|
|
"afvrijen afvullen afvuren afwaaien afwaarderen afwachten afwaggelen afwaken "
|
|
"afwallen afwalsen afwandelen afwannen afwapperen afwassen afwateren afwegen "
|
|
"afweiden afweken afwelven afwenden afwenen afwenken afwennen afwentelen "
|
|
"afweren afwerken afwerpen afweten afweteren afweven afwezen afwiegelen "
|
|
"afwijken afwijzen afwikkelen afwimpelen afwinden afwinnen afwinteren "
|
|
"afwippen afwisselen afwissen afwitten afwoekeren afwoelen afwonen afworgen "
|
|
"afworstelen afwrijven afwrikken afwringen afwroeten afwuiven afwurgen "
|
|
"afzabbelen afzabberen afzadelen afzagen afzakken afzanden afzanen afzeggen "
|
|
"afzeiken afzeilen afzekeren afzemen afzenden afzengen afzepen afzetten "
|
|
"afzeulen afzeven afzichten afzieken afzien afziften afzijgen afzijn afzingen "
|
|
"afzinken afzitten afzoden afzoeken afzoenen afzoeten afzomen afzonderen "
|
|
"afzouten afzuchten afzuigen afzuipen afzwaaien afzwaarden afzwakken "
|
|
"afzwavelen afzwemmen afzwendelen afzwenken afzwepen afzweren afzwerven "
|
|
"afzweten afzweven afzwieren afzwijnen afzwoegen against agamen agenderen "
|
|
"ageren agglomereren agglutineren aggregeren agioteren agiteren aien ain't "
|
|
"airbrushen akkeren al-assad al-bayen al-mulk alarmeren alcoholiseren "
|
|
"aldehyde alfabetiseren aligneren aliëneren alkaliseren alkaloïde alkaloïden "
|
|
"alkyleren alkyn alleenwerken allerlaatst allertijden allesbeslissen "
|
|
"alliantiewapen allitereren allittereren alliëren allroundschaatsen alluderen "
|
|
"almanakken almede alomvattende alpineskiën alsjeblieft alstublieft alte "
|
|
"altereren alterneren altijddurend aluinen aluminiseren aluminiumchloride "
|
|
"aluminiumoxide alumiseren alziend amalgameren amanderen ambeteren "
|
|
"ambivalente ambiëren amenderen amerikaniseren amine amortiseren amoveren "
|
|
"amphitrite amplificeren amputeren amuseren an analogiseren analyseren "
|
|
"anarchist anatomiseren anatoom andante anderszijn angstaanjagend animeren "
|
|
"ankeren annexeren annihileren annonceren annoteren annuleren anonimiseren "
|
|
"antecederen antedateren antibinden antichambreren anticiperen antidateren "
|
|
"antwoorden apaiseren aparte apegapen apen aperitieven aphrodite aplaneren "
|
|
"apocoperen apparenteren appelhappen appelleren appelplukken applaudiseren "
|
|
"applaudisseren appliqueren apporteren appreciëren appreteren approberen "
|
|
"approvianderen après-skiën aquagymmen aquajoggen aquarellen aquarelleren "
|
|
"aquarobiccen aquarobikken arabiseren arbeiden arbeidsongeschikte arbitreren "
|
|
"arceren archaïseren archeologen archiveren ardoiseren aren argumenteren "
|
|
"argwanen aride aromatiseren arrangeren arren arresteren arriveren arrogeren "
|
|
"arroseren arseen articuleren artist artiste asemen asfalteren asfyxiëren "
|
|
"aspireren assaisoneren assembleren assen asserteren assigneren assimileren "
|
|
"assistent-dirigent assisteren associëren assoneren assorteren assumeren "
|
|
"assureren astarte aswippen atletiekloopbaan atomiseren atriumfibrilleren "
|
|
"atrofiëren attachen attacheren attaqueren attenderen attesteren attraperen "
|
|
"attribueren attribuut auditeren augurken ausculteren authentiseren autodelen "
|
|
"automatiseren autopetten autoracen autorijden autoriseren avaleren avanceren "
|
|
"aviveren avondmalen avondvullende avonturen azen aëreren baad baaivangen "
|
|
"baakzetten baanlopen baanmaken baanrijden baantjerijden baanwielrennen "
|
|
"baarden baarsachtigen baarzen babbelen babysitten bachelorgraad backen "
|
|
"backuppen bacteriedodende badderen badineren badmintonnen baffen "
|
|
"bagatelliseren baggelen baggeren baht bajonetschermen bakenen bakeren "
|
|
"bakerhaaien bakkeleien bakken bakschieten baksen bakzeilhalen balanceren "
|
|
"balansen balderen balen baliën baljoenen balkaniseren balken ballast "
|
|
"ballasten ballen balletdansen ballonvaren balloteren balsemen balslaan "
|
|
"baltsen bamzaaien banaliseren banderen banderolleren bandstoten banen "
|
|
"banjeren bankdrukken banken banketbakken banketteren bankieren bankwerken "
|
|
"bannen bantamgewicht banvloeken baratteren barbecuen barbieren barderen "
|
|
"baren barnen baronesse barreren barricaderen barsten baseballen basen "
|
|
"baseren basketballen basketten bassen bassiste bastaarderen basten "
|
|
"bastonneren baten batikken batonneren batten batteren bauwen bazelen bazen "
|
|
"bazuinen beaarden beademen beamen beangsten beangstigen beantwoorden "
|
|
"bearbeiden beargumenteren beasemen beatificeren bebaarden bebabbelen "
|
|
"bebakenen bebinden bebladerd bebloeden beboeren beboeten bebossen beboteren "
|
|
"bebouwen bebroeden becijferen becommentariëren beconcurreren bedammen "
|
|
"bedampen bedanken bedaren bedauwen bedden bedeesd bedekken bedelen bedelven "
|
|
"bedenken bederven bedevaarten bedienen bedijken bedillen bedingen "
|
|
"bediscussiëren bediscuteren bedisselen bedoelen bedoen bedonderen bedotten "
|
|
"bedplassen bedragen bedreigen bedriegen bedrijfshuishoudkunde bedrijfsruimte "
|
|
"bedrijven bedrinken bedroeven bedrogene bedroppelen bedroppen bedruipen "
|
|
"bedrukken bedruppelen bedruppen beduchten beduiden beduimelen beduvelen "
|
|
"bedwateren bedwelmen bedwingen beeksteenvliegen beeldbepalende beelden "
|
|
"beeldend beeldgieten beeldhouwen beeldsnijden beeldsteken beeldvormen "
|
|
"beendraaien beesten beetgrijpen beethebben beethouden beetkrijgen beetnemen "
|
|
"beetpakken beewegen beffen befietsen befloersen befrommelen begaaien begaan "
|
|
"begapen begeesteren begeleiden begenadigen begeren begeven begieren begieten "
|
|
"begiftigen begillen beginnen beglazen begluren begoochelen begost begosten "
|
|
"begrazen begrenzen begrijpen begrinden begrinten begroeien begroeten "
|
|
"begrommen begroten begruizen begunstigen behagen behakken behalen behameren "
|
|
"behandelen behappen beharen behartigen beheersen beheksen behelpen behelzen "
|
|
"beheren behoeden behoeven behoren behouden behouwen behuwen beiaarden "
|
|
"beieren beijveren beijzelen beitelen beitsen bejagen bejammeren bejegenen "
|
|
"bejubelen bekabelen bekaden bekakken bekalken bekamen bekampen bekappen "
|
|
"bekendmaken bekendstaan bekennen bekeren bekeuren bekijken bekijven bekisten "
|
|
"bekken bekkensnijden bekkentrekken bekladden beklagen beklampen beklappen "
|
|
"beklauteren bekleden beklemmen beklemtonen bekletsen beklijven beklimmen "
|
|
"beklinken beklinkeren beklonteren bekloppen beknabbelen beknagen beknellen "
|
|
"beknibbelen beknijpen beknippen beknorren beknotten bekoelen bekogelen "
|
|
"bekoken bekokstoven bekomen bekommeren bekonkelen bekopen bekoren bekorsten "
|
|
"bekorten bekostigen bekrabbelen bekrabben bekrachtigen bekrammen bekransen "
|
|
"bekrassen bekreunen bekribben bekrijten bekrimpen bekritiseren bekronen "
|
|
"bekruipen bekruisen bekuipen bekvechten bekwamen bekwijlen beladen belagen "
|
|
"belanden belangen belangstellen belasten belasteren belastingrecht "
|
|
"belatafelen belatten belazeren beledigen belegeren beleggen beleiden "
|
|
"belemmeren belenden belenen beleren beletselen beletten beleven beleveren "
|
|
"belezen belgen belichamen belichten beliegen believen belijden belijmen "
|
|
"belijnen belikken bellen bellenblazen beloeren belommeren belonen belonken "
|
|
"belopen beloperen beloven beltmolen beluchten beluiden beluien beluisteren "
|
|
"bemachtigen bemalen bemannen bemantelen bemasten bematten bemeesteren "
|
|
"bemensen bemerken bemesten bemeten bemeubelen bemiddelen bemillimeteren "
|
|
"beminde beminnen bemodderen bemoederen bemoedigen bemoeien bemoeilijken "
|
|
"bemonsteren bemorsen bemuren benaarstigen benadelen benaderen benadrukken "
|
|
"benagelen benamen benauwen bendelen benedijen beneficiëren benemen benen "
|
|
"benevelen bengelen benieuwen benijden benjispringen benne bennen benodigen "
|
|
"benoemen benutten beoefenen beogen beoliën beoordelen beoorlogen bepakken "
|
|
"bepalen bepantseren beparelen bepeinzen bepekken beperken bepikken bepissen "
|
|
"beplaasteren beplakken beplanken beplanten beplassen bepleisteren bepleiten "
|
|
"beploegen beplooien bepoederen bepoeieren bepoetelen bepolderen bepotelen "
|
|
"bepoten beppen bepraten bepreken beproeven beraadslagen beraden beramen "
|
|
"berapen berde berechten beredderen beredeneren beregenen bereiden bereiken "
|
|
"bereizen berekenen beren berennen berenten bergbeklimmen bergen berichten "
|
|
"beridderen berijden berijmen beringen berispen bermen beroemen beroepen "
|
|
"beroepsloopbaan beroepsvaart beroeren beroken berokkenen berouwen beroven "
|
|
"bersen bersten beruiken beruste berusten besanden besausen beschadigen "
|
|
"beschaduwen beschamen beschansen beschaven bescheiden beschenken bescheren "
|
|
"beschermen bescheuren beschieten beschijnen beschijten beschikken "
|
|
"beschilderen beschimmelen beschimpen beschoeien beschouwen beschreeuwen "
|
|
"beschreien beschrevene beschrijden beschrijven beschuimen beschuldigen "
|
|
"beschutten beseffen besjoechelen besjoemelen beslaan beslapen beslechten "
|
|
"beslijken beslissen besluipen besluiten besluitvormen besmeren besmetten "
|
|
"besmeuren besnaren besnedene besneeuwen besnijden besnoeien besnuffelen "
|
|
"besodemieteren besommen besonderen bespannen besparen bespatten bespelen "
|
|
"bespeuren bespieden bespiegelen bespijkeren bespikkelen bespioneren "
|
|
"bespitten bespoedigen bespoelen bespotten bespreken besprengen besprenkelen "
|
|
"bespringen besproeien bespuiten bespuwen bestampen besteden bestedingen "
|
|
"besteken bestelen bestellen bestemmen bestempelen bestendigen besterven "
|
|
"bestickerden bestickeren bestieren bestijgen bestikken bestippelen bestippen "
|
|
"bestoefen bestoelen bestoken bestoppen bestormen bestorten bestraffen "
|
|
"bestralen bestraten bestrijden bestrijken bestrooien bestuderen bestuiven "
|
|
"besturen bestverkopen besuikeren betalen betamen betasten betegelen "
|
|
"betekenen betekenisonderscheiden betelen betelkauwen betengelen beteren "
|
|
"beteugelen beteuterd betichten betijen betimmeren betingelen betitelen "
|
|
"betittelen betoelagen betogen betomen betonen betonnen betonneren "
|
|
"betonstorten betoveren betrachten betraliën betrappen betreden betreffen "
|
|
"betrekken betreuren betrouwen betten betuigen betuinen betuttelen "
|
|
"betwijfelen betwisten beugelen beugen beuken beulen beunen beunhazen "
|
|
"beurelen beuren beursnoteren beurzensnijden beuzelen bevangen bevaren "
|
|
"bevatten bevechten bevederde beveiligen bevelen beven bevestigen "
|
|
"bevindelijk-gereformeerde bevinden bevingeren bevissen bevitten bevlaggen "
|
|
"bevlekken bevleugelen bevliegen bevlijtigen bevloeien bevloeren bevochten "
|
|
"bevochtigen bevoegd bevoelen bevolken bevoogden bevoordelen bevoordeligen "
|
|
"bevoorraden bevoorrechten bevorderen bevrachten bevragen bevredigen "
|
|
"bevreemden bevriezen bevrijden bevroeden bevrouwen bevruchten bevuilen "
|
|
"bewaardgebleven bewaarheiden bewaken bewallen bewalmen bewandelen bewapenen "
|
|
"bewaren bewasemen bewassen bewateren bewegen bewegwijzeren beweiden bewenen "
|
|
"beweren bewerken bewerkstelligen bewesten bewieroken bewijzen bewilligen "
|
|
"bewimpelen bewolken bewonderen bewonen bezaaien bezagen bezakken bezanden "
|
|
"bezatten bezegelen bezegenen bezeiken bezeilen bezembinden bezemen bezen "
|
|
"bezeren bezetten bezeveren bezichtigen bezielen bezien bezigen bezighouden "
|
|
"bezingen bezinken bezinnen bezitten bezoden bezoedelen bezoeken bezolderen "
|
|
"bezoldigen bezomen bezondigen bezorgen bezuiden bezuinigen bezuipen bezuren "
|
|
"bezwadderen bezwalken bezwangeren bezwaren bezwendelen bezweren bezweten "
|
|
"bezwijken bezwijmen beëdigen beëindigden beëindigen beëndigen beërven "
|
|
"beïnkten beïnvloeden biatleet biatlon bibberen bidden biechten biechthoren "
|
|
"bieden biepen bierbrouwen bieten bieteren bietsen biezen big-end bigband "
|
|
"biggelen biggen bij-installeren bijbabbelen bijbellezen bijbenen "
|
|
"bijberekenen bijbestellen bijbetalen bijbeunen bijbinden bijblijven "
|
|
"bijboeken bijboeten bijbouwen bijbrassen bijbrengen bijbrokken bijbuigen "
|
|
"bijdoen bijdokken bijdraaien bijdragen bijdrukken bijeenbehoren bijeenbinden "
|
|
"bijeenblijven bijeenbrengen bijeendoen bijeendrijven bijeengaren "
|
|
"bijeengieten bijeengooien bijeenhalen bijeenhangen bijeenharken bijeenhouden "
|
|
"bijeenjagen bijeenkomen bijeenkruipen bijeenleggen bijeenlopen bijeenpakken "
|
|
"bijeenpersen bijeenplaatsen bijeenrapen bijeenrekenen bijeenroepen "
|
|
"bijeenscharrelen bijeenschrapen bijeensprokkelen bijeensteken bijeentellen "
|
|
"bijeentrekken bijeentrommelen bijeenvegen bijeenvloeien bijeenvoegen "
|
|
"bijeenwerpen bijeenzamelen bijeenzetten bijeenzijn bijeenzitten bijeenzoeken "
|
|
"bijeten bijfatsoeneren bijgaan bijgaand bijgeven bijgieten bijgooien "
|
|
"bijgroeien bijhakken bijhalen bijhangen bijharken bijhebben bijhelpen "
|
|
"bijhoren bijhouden bijinstalleren bijkletsen bijkleuren bijklussen "
|
|
"bijknippen bijkomen bijkopen bijkoppelen bijkrabbelen bijkrijgen bijladen "
|
|
"bijlappen bijleggen bijleren bijleveren bijlezen bijlichten bijliggen "
|
|
"bijlopen bijmaken bijmengen bijmesten bijmetselen bijnaaien bijnemen "
|
|
"bijpassen bijplaatsen bijpleisteren bijplekken bijpompen bijpraten bijpuimen "
|
|
"bijpunten bijregelen bijrekenen bijronden bijschaduwen bijschakelen "
|
|
"bijschaken bijschaven bijschenken bijscherpen bijschieten bijschijnen "
|
|
"bijschikken bijschilderen bijschoffelen bijscholen bijschrapen bijschrijven "
|
|
"bijschuiven bijschuren bijslapen bijslechten bijslepen bijsleuren bijslijpen "
|
|
"bijsloffen bijsluiten bijsmeden bijsmelten bijsmeren bijsnijden bijsnoeien "
|
|
"bijsnuiten bijspelen bijspijkeren bijsponsoren bijspringen bijsprinten "
|
|
"bijspuiten bijstaan bijsteken bijstellen bijstoken bijstoppen bijstorten "
|
|
"bijstoten bijstouwen bijstraten bijstrijken bijstuderen bijsturen bijtanken "
|
|
"bijtekenen bijtellen bijten bijtikken bijtinten bijtippen bijtomen "
|
|
"bijtrainen bijtrappen bijtreden bijtrekken bijtuigen bijvallen bijvegen "
|
|
"bijverdienen bijverven bijverzekeren bijvieren bijvijlen bijvloeien "
|
|
"bijvoeden bijvoederen bijvoegen bijvoeren bijvolgen bijvragen bijvullen "
|
|
"bijwerken bijwerpen bijwijzen bijwinnen bijwitten bijwonen bijzakken "
|
|
"bijzegelen bijzeggen bijzetten bijzitten bikkelen bikken biljarten biljoenen "
|
|
"billen billijken bimbammen binden bingoën binnenbellen binnenbreken "
|
|
"binnenbrengen binnendijken binnendoen binnendraaien binnendragen "
|
|
"binnendrentelen binnendrijven binnendringen binnendrommen binnendruppelen "
|
|
"binnenduiken binnenduwen binnenfietsen binnenfluiten binnengaan "
|
|
"binnengeraken binnenglijden binnenglippen binnengooien binnenhalen "
|
|
"binnenhollen binnenhouden binnenhuppelen binnenkachelen binnenkijken "
|
|
"binnenkomen binnenkoppen binnenkrijgen binnenkruipen binnenkunnen "
|
|
"binnenlaten binnenleiden binnenleveren binnenliepen binnenlokken "
|
|
"binnenloodsen binnenlopen binnennemen binnenpakken binnenpiepen binnenpompen "
|
|
"binnenpraten binnenraken binnenregenen binnenrennen binnenrijden "
|
|
"binnenrijven binnenroepen binnenrollen binnenrukken binnenschieten "
|
|
"binnenschrijden binnenschuifelen binnenschuiven binnensijpelen binnenslaan "
|
|
"binnensleeën binnenslepen binnensluipen binnensluizen binnensmokkelen "
|
|
"binnenspelen binnenspringen binnensprinten binnenstaan binnenstappen "
|
|
"binnensteken binnenstomen binnenstormden binnenstormen binnenstromen "
|
|
"binnenstrompelen binnenstuiken binnenstuiven binnensturen binnensukkelen "
|
|
"binnensurfen binnentikken binnentrappen binnentreden binnentrekken "
|
|
"binnenvallen binnenvaren binnenvliegen binnenvoeren binnenvragen "
|
|
"binnenwaaien binnenwandelen binnenwippen binnenzeilen binnenzetten "
|
|
"binnenzuigen binnenzwalpen binnenzwemmen binnenzweven biologeren bisdommen "
|
|
"bissen bisseren bitsen bitten bitteren bitumineren bivakkeren blaaskaken "
|
|
"blackjacken bladderen bladen bladeren bladlopen bladranden bladrozet "
|
|
"bladverliezend bladverliezende bladvlekkenziekte blaffen blaken blakeren "
|
|
"blameren blancheren blanketten blaren blasfemeren blaten blauw-zwart "
|
|
"blauwbekken blauwen blauwkoken blauwverven blauwzwart blazen bleeft bleiten "
|
|
"blekken blessen blesseren bleten blieken bliepen blieven blijken blijven "
|
|
"blikken blikkeren blikogen bliksemen bliktanden blinddoeken blinden "
|
|
"blinderen blindlopen blindschaken blindslaan blindstaren blindvaren "
|
|
"blindvliegen blinken blocken bloedbraken bloeddrukverlagende bloeden "
|
|
"bloedlozen bloedplassen bloedspuwen bloedstollende bloedvergieten "
|
|
"bloedwateren bloedzuigen bloeien bloemdekbladen bloemen bloemenmaken "
|
|
"bloemenschikken bloemschikken bloemschilderen bloesemen bloezen blokken "
|
|
"blokker blokkeren blokletteren blokrijden blokzeilen blonderen blootgeven "
|
|
"blootleggen blootliggen blootstaan blootstellen bloottrekken blootwoelen "
|
|
"bloten blotten blouwen blowen blozen blubberen bluffen blufpokeren blukken "
|
|
"blunderen blussen blutsen blèren blèten boarden bobbelen bobben bobberen "
|
|
"bobijnen bobsleeën bochelcicaden bodembewonen bodemen bodemjachtspinnen "
|
|
"bodemzakspinnen boedelen boefen boegseren boegsprietlopen boeien boekbinden "
|
|
"boekdrukken boeken boekenschrijven boekhouden boekstaven boelen boeleren "
|
|
"boemelen boenen boeren boerten boeten boetseren boezemen boezemfibrilleren "
|
|
"boffen boiseren bokjespringen bokjestaan bokken boksen bokspringen bokstaan "
|
|
"boktorren bolderen bollejagen bollen bolronde bolsteren bolwerken bom'en "
|
|
"bombarderen bomberen bomen bommelen bommen bonificeren bonjouren bonken "
|
|
"bonzen boobytrappen boodschappen booglassen boogschieten boombewonen "
|
|
"boomklimmen boomsnoeien boorden boordroeien boosten bootsen bordeauxrood "
|
|
"borden borduren borduursel boren borneren borrelen borstelen borstelmotten "
|
|
"borstelsteenvliegen borstzwemmen bosbewonen boshoen bosmuizen bosseleren "
|
|
"bossen bostonnen bostonneren bosvormen botaniseren boten boteren boterwegen "
|
|
"botkloppen botprikken botsen botsteken bottarga bottelen botten botvieren "
|
|
"bouderen bougeren bougisseren bouquet bouten bouwen bovenblijven "
|
|
"bovenbrengen bovendelen bovendrijven boveneinde bovengemiddelde "
|
|
"bovengistende bovenhalen bovenhouden bovenkaaksbeen bovenkomen bovenkopen "
|
|
"bovenkrijgen bovenlaten bovenleggen bovenliggen bovenspartelen bovenspitten "
|
|
"bowlen boxermotoren boycotten bozen braaien brabbelen brachii braden "
|
|
"brainstormen brainwashen brallen bramen branden brandmerken brandschatten "
|
|
"brandschilderen brandstichten brandstofverbruik brandweerpakken brandwerend "
|
|
"brandwerende braniën braseren brassen braveren bravouren breedgapen breeuwen "
|
|
"breidelen breiden breien breken brengen breuken brevetteren brevieren "
|
|
"bricoleren bridgen briefen briefscheuren briefwisselen briesen brieven "
|
|
"brijhappen brijnen brijzelen briljanteren brillen britsen brocheren "
|
|
"broddelen brodden broebelen broeden broedgelegenheid broedparen broeien "
|
|
"brokkelen brokken bromide brommen bronsgieten bronswespen bronzen bronzeren "
|
|
"broodbakken broodheren broodroven broodschilderen broodsnijden brootsen "
|
|
"brossen brouilleren brouwen bruien bruinen bruineren bruinzwart bruisen "
|
|
"brullen brunchen bruneren brushen brutaliseren bruteren bruuskeren bubbelen "
|
|
"budgetteren buffelen bufferen buideldieren buien buigen buikdansen buiken "
|
|
"buikschild buikspreken builen buismuggen buitelen buiten buitenbonjouren "
|
|
"buitendijken buitendragen buitendrijven buitenduwen buitenfietsen "
|
|
"buitenfluiten buitengaan buitenglijden buitengooien buitenhouden "
|
|
"buitenkijken buitenkomen buitenkruipen buitenkuisen buitenlaten buitenliggen "
|
|
"buitenliggende buitenlokken buitenlopen buitenomgaan buitenomspoelen "
|
|
"buitenrijden buitenroepen buitenschoppen buitenschrijden buitenschuiven "
|
|
"buitensjotten buitenslaan buitensleeën buitensluipen buitensluiten "
|
|
"buitensluizen buitensmijten buitensmokkelen buitenstaan buitenstappen "
|
|
"buitensteken buitenstomen buitenstormen buitenstromen buitenstrompelen "
|
|
"buitensukkelen buitensurfen buitentrappen buitenvaren buitenvliegen "
|
|
"buitenwerken buitenwerpen buitenzeilen buitenzetten buitenzweven "
|
|
"buitenzwieren buitmaken buizen bukken bulderen bulken bullshitten bulten "
|
|
"bumperrijden bundelen bungeejumpen bungeespringen bungelen bunkeren "
|
|
"bureaucratiseren buren burgemeestersambt burgeren burlen busselen bussen "
|
|
"buten butsen buurten bytecode bèta-onverzadigde cachetteren cadanceren "
|
|
"caféchaussen calciet calcineren calculeren callen calleren calqueren "
|
|
"camoufleren canard cancelen candidate canneleren canoniseren cantate "
|
|
"canvassen capitonneren capituleren capteren caramboleren carboniseren "
|
|
"carbureren carcinogeen carnavallen carpoolen cashen casseren casten "
|
|
"castigeren castreren catalogeren catalogiseren catchen catechiseren "
|
|
"categoriseren cateren cc'en cc-en cd'en cd-branden cederen celebreren cell "
|
|
"celspinnen cementen cementeren censeren censureren centeren centrale "
|
|
"centraliseren centreren centrifugeren certificeren certifiëren "
|
|
"chain-cum-belen chambreren changeren chanteren chaperonneren chargeren "
|
|
"charmeren charren charteren chassen chatten chaufferen chauffeuren cheaten "
|
|
"checken chef-staf chicaneren chinezen chippen chiptunen chloren chloreren "
|
|
"chloride chloroformeren chloroformiseren choken choqueren choreograferen "
|
|
"chromeren chronometreren cijferen cilinderinhoud circuleren cirkelen "
|
|
"ciseleren citeren civiliseren clade claimen classe classificeren clausuleren "
|
|
"claxonneren clicheren clublegende clusteren co-counselen co-produceren "
|
|
"coachen coaguleren coaten coderen codificeren cohabiteren coifferen "
|
|
"cokesnuiven colamerk collaberen collaboreren collationeren collecteren "
|
|
"collectioneren collectiviseren collideren collimeren colloceren colloqueren "
|
|
"colporteren combinen combineren comitaat commanderen commentariëren "
|
|
"commenteren commercialiseren committeren communiceren communiekleren "
|
|
"commuteren compareren compartimenteren compenseren competeren "
|
|
"competitiedebuut compileren complementeren completeren compliceren "
|
|
"complimenteren complotteren componeren componiste composteren compressen "
|
|
"compressoren comprimeren compromitteren computeren computeriseren comte "
|
|
"concelebreren concentreren concertante concerteren concertpianist "
|
|
"concertpianiste conciliëren concipiëren concluderen concorderen "
|
|
"concretiseren concrète concubinaat concurreren condensatoren condenseren "
|
|
"conditioneren condoleren confectioneren confedereren conferencen confereren "
|
|
"configureren confirmeren confisqueren confituurbokalen conflicteren "
|
|
"conformeren confronteren conglomereren conglutineren congresseren congrueren "
|
|
"conjugeren connecteren consacreren consecreren consenteren conserveren "
|
|
"considereren consigneren consolideren conspireren constateren constiperen "
|
|
"constitueren construeren consulteren consumeren consummeren contacteren "
|
|
"contamineren contenteren contesteren contextualiseren contingenteren "
|
|
"continueren contracteren contraheren contramineren contrariëren "
|
|
"contrasigneren contrasteren contraveniëren contribueren controleren "
|
|
"conveniëren convergent convergente convergeren converseren converteren "
|
|
"convoceren copiëren coproduceren copuleren coronoïde correctionaliseren "
|
|
"correleren correspondentieschaken corresponderen corrigeren corroderen "
|
|
"corrumperen corveeën couldn't counselen counteren countrydansen couperen "
|
|
"couturier coveren coëfficiënten coëxisteren coïncideren coïteren coöpereren "
|
|
"coöpteren coördineren cracken crashen crawlen crawlzwemmen crediteren "
|
|
"cremeren creneleren creosoteren creperen creveren creëren cricketen "
|
|
"criminaliseren croonen crossen crossrijden crowd cruisen crunchen culmineren "
|
|
"culpabiliseren cultiveren cumuleren cureren curetteren cursiveren cutten "
|
|
"cutteren cyanide cyclostyleren d'agoult d'albert d'alembert d'art d'arte "
|
|
"d'aspremont-lynden d'aspromonte d'assenede d'aubencourt d'eeckhoutte "
|
|
"d'eenhonderd d'erp d'este d'exaerde d'gen d'hoffschmidt d'hont d'hooghvorst "
|
|
"d'huart d'huysse d'izoard d'oeste d'oultremont d'rheen d'rna d'ruitlichten "
|
|
"d'urgell d'état d'étude daarlaten daarstellen daar\xadnaast dabben "
|
|
"dactyloscoperen dagdieven dagdromen dagen daggeren dagtekenen dagtocht "
|
|
"daguerreotyperen dagvaarden dagzomen dakdekken dalen dalven damasceren "
|
|
"damast damegambiet damesbobben damesondergoed damhert dammen dampen danken "
|
|
"dankgebed dankzeggen dansen danslessen darkride darmbeen darren dartelen "
|
|
"darten dartsen dassen daten dateren dauwen dauwslaan dauwtrappen daveren "
|
|
"dazen de deactiveren dealen deballoteren debarkeren debateren debatteren "
|
|
"debben debiliseren debiteren deblokkeren debrailleren debrayeren "
|
|
"debureaucratiseren debutante debuteren debuutseizoen decadedagen decalqueren "
|
|
"decanteren decarboxyleren decensureren decentraliseren dechargeren decideren "
|
|
"decimeren declameren declareren declasseren declineren decoderen "
|
|
"deconfessionaliseren decoreren decouperen decreteren decriminaliseren "
|
|
"decrypteren dedramatiseren deduceren deejayen deelnemen deemsteren deep "
|
|
"default defibrilleren defigureren defileren definiëren deflecteren "
|
|
"defloreren deformeren defragmenteren degenereren degouteren degraderen "
|
|
"degusteren dehydrateren dehydreren deilden deinen deinzen deizen dejeuneren "
|
|
"dekken dekwassen dekzand delegeren delen deleten delgen delibereren dell "
|
|
"dell'arte delokaliseren deltavliegen delven demagnetiseren demareren "
|
|
"demarqueren demarreren demaskeren dematerialiseren dementeren dementerenden "
|
|
"demilitariseren demineraliseren demobiliseren democratiseren demoniseren "
|
|
"demonstreren demonteren demoraliseren demotiveren dempen denationaliseren "
|
|
"denaturaliseren denatureren denderen denigreren denk- denke denken "
|
|
"denonceren denucleariseren denuderen denunciëren deodoriseren depaneren "
|
|
"depanneren depenaliseren dependeren depolariseren depolitiseren deponeren "
|
|
"deporteren depouilleren deppen depreciëren deprimeren deprivatiseren "
|
|
"depriveren deprogrammeren deprotoneren deputeren derailleren derangeren "
|
|
"derde dereguleren deren derogeren dertienhonderd derven desacraliseren "
|
|
"desapproberen desavoueren desemen desensibiliseren deserteren desespereren "
|
|
"designeren desillusioneren desinfecteren desintegreren desisteren "
|
|
"desolidariseren desorganiseren desoriënteren dessineren destabiliseren "
|
|
"destaliniseren destilleren destineren detacheren detailleren detecteren "
|
|
"detectoren determineren detineren detoneren deugen deuken deunen deuviken "
|
|
"devalueren devesteren deviëren devolgen deïnstalleren diaboliseren "
|
|
"diagnosticeren dialogeren dialogiseren dialyseren diamantkloven "
|
|
"diamantslijpen diamantzetten dichtbakeren dichtbebossen dichtbebouwde "
|
|
"dichtbijten dichtbinden dichtbouwen dichtbranden dichtdoen dichtdraaien "
|
|
"dichtdrukken dichtduwen dichten dichtgaan dichtgieten dichtgooien "
|
|
"dichtgroeien dichthalen dichthouden dichtkalken dichtklappen dichtklemmen "
|
|
"dichtknallen dichtknellen dichtknijpen dichtknippen dichtknopen dichtkrampen "
|
|
"dichtkuipen dichtlakken dichtlappen dichtlassen dichtleggen dichtlijmen "
|
|
"dichtlopen dichtmaken dichtmazen dichtmetselen dichtnaaien dichtnieten "
|
|
"dichtnijpen dichtpakken dichtpersen dichtplakken dichtplooien dichtreven "
|
|
"dichtritsen dichtrollen dichtschroeien dichtschroeven dichtschuiven "
|
|
"dichtslaan dichtslempen dichtslibben dichtsluiten dichtsmelten dichtsmijten "
|
|
"dichtsneeuwen dichtsnoeren dichtsolderen dichtspijkeren dichtspringen "
|
|
"dichtstoppen dichtstrijken dichttimmeren dichttrekken dichtvallen "
|
|
"dichtvouwen dichtvriezen dichtwerpen dichtzetten dichtzitten dicteren dienen "
|
|
"dienstdoen dienstweigeren diepdoen diepen diepgaan diepgravende dieppersen "
|
|
"dieptepeilen dieptrekken diepvriezen diepzeeduiken dierkunde dierven "
|
|
"dieselen dieseltreinstellen dieven diffameren differentiaalmeetkunde "
|
|
"differentiëren diffunderen diftongeren digereren diggelen digitaliseren "
|
|
"digivolven digte dijen dijken dikdrukken dikke dikken dikkopmotten dilateren "
|
|
"dimensioneren dimeriseren dimmen dineren dingen dingesen dinobreindenken "
|
|
"diplomeren diploïde dipoolmoment dippen dirigeren dirken disciplineren "
|
|
"discobowlen disconteren discoskaten discoën discrediteren discrimineren "
|
|
"disculperen discussiëren discuswerpen discuteren disfunctioneren "
|
|
"disharmoniëren diskrediteren diskwalificeren disloqueren dispenseren "
|
|
"displayen disponeren disputeren disselen dissen dissidente dissiperen "
|
|
"dissociëren dissoneren distantiëren distilleren distingeren distribueren "
|
|
"divergeren diversificeren diversifiëren diverteren dividendstrippen "
|
|
"divideren diëten dobbelen dobberen doceren doctoraalexamen doctoreren "
|
|
"documenteren doddelen doden dodijnen doedelen doeken doelen doelgericht "
|
|
"doelpunten doemdenken doemelen doemen doempen doen doezelen doffelen doffen "
|
|
"dogmatiseren dokken dokkeren dokteren doktersrecept doldraaien dolen doleren "
|
|
"dollen domen domesticeren domiciliëren domineren dominion dominomotten "
|
|
"dominoën dommelen dompelen dompen donderen donderjagen donderstenen "
|
|
"donderstralen doneren donkeren donkergekleurd donkergekleurde donkergroen "
|
|
"doodbijten doodblijven doodbliksemen doodbloeden doodblussen doodbranden "
|
|
"doodcijferen dooddelen dooddoen dooddrinken dooddrukken doodduwen "
|
|
"doodergeren doodeten doodfluiten doodfolteren doodgaan doodgooien "
|
|
"doodhongeren doodjagen doodjakkeren doodkloppen doodknallen doodkniezen "
|
|
"doodknijpen doodknuffelen doodknuppelen doodkrabben doodkraken doodlachen "
|
|
"doodleggen doodliggen doodlopen doodmaken doodmalen doodmartelen doodniezen "
|
|
"doodnijpen doodpraten doodprijzen doodranselen doodredeneren doodrijden "
|
|
"doodroeien doodsbenauwd doodschamen doodschieten doodschilderen doodschoppen "
|
|
"doodschransen doodschrikken doodslaan doodsmakken doodsmijten doodsnoeien "
|
|
"doodspelen doodspuiten doodstampen doodstaren doodsteken doodtrappen "
|
|
"doodvallen doodvechten doodverklaren doodverven doodverwennen doodvissen "
|
|
"doodvliegen doodvreten doodvriezen doodwaaien doodwerken doodwringen "
|
|
"doodzeilen doodzitten doodzuipen doodzweten doodzwijgen dooien doopsgezind "
|
|
"doopsgezinde doorademen dooraderen doorbabbelen doorbarsten doorbellen "
|
|
"doorbenen doorberekenen doorbersten doorbesteden doorbetalen doorbeuken "
|
|
"doorbeuzelen doorbidden doorbijten doorbladeren doorblazen doorblinken "
|
|
"doorbloeden doorbloeien doorblokken doorboeksen doorbollen doorbomen "
|
|
"doorborduren doorboren doorbouwen doorbranden doorbrassen doorbreken "
|
|
"doorbrengen doorbriefen doorbrieven doorbuigen doorcomponeren doordansen "
|
|
"doordekken doordelegeren doordelen doordenken doordienen doordoen doordouwen "
|
|
"doordraaien doordragen doordrammen doordraven doordreggen doordrenken "
|
|
"doordreunen doordrijven doordringen doordrinken doordromen doordruipen "
|
|
"doordrukken doorduren doorduwen doorebben dooreengaan dooreengooien "
|
|
"dooreengroeien dooreenhaspelen dooreenjagen dooreenkneden dooreenknoeien "
|
|
"dooreenkoken dooreenlopen dooreenmengen dooreenroeren dooreenschudden "
|
|
"dooreenschuiven dooreenslaan dooreensmelten dooreensmijten dooreenstrooien "
|
|
"dooreenvaren dooreenvlechten dooreenvliegen dooreenvloeien dooreenwarren "
|
|
"dooreenwerken dooreenwerpen dooreenwoelen dooremmeren dooreten doorexerceren "
|
|
"doorfaxen doorfeesten doorfietsen doorfilosoferen doorfilteren doorfokken "
|
|
"doorfourneren doorgaan doorgeleiden doorgelinkt doorgeven doorgieren "
|
|
"doorgieten doorglijden doorglimmen doorglinsteren doorglippen doorgloeien "
|
|
"doorgooien doorgraven doorgroeien doorgroeven doorgronden doorhakken "
|
|
"doorhalen doorhangen doorhebben doorhelpen doorhollen doorhooien doorhouden "
|
|
"doorhouwen doorhuppelen doorijlen doorijzen doorjagen doorjakkeren "
|
|
"doorjassen doorkaaien doorkabbelen doorkabelen doorkallen doorkankeren "
|
|
"doorkappen doorkarren doorkassen doorkauwen doorkerven doorkiezen doorkijken "
|
|
"doorkladden doorkletsen doorklieven doorklikken doorklinken doorklodderen "
|
|
"doorkloppen doorklutsen doorknabbelen doorknagen doorknauwen doorkneden "
|
|
"doorknijpen doorknikken doorknippen doorkoken doorkomen doorkoppen "
|
|
"doorkrabbelen doorkrabben doorkrassen doorkrijgen doorkruiden doorkruipen "
|
|
"doorkruisen doorkuieren doorkwellen doorladen doorlappen doorlassen "
|
|
"doorlaten doorleggen doorlekken doorleren doorleven doorleveren doorlezen "
|
|
"doorlichten doorliggen doorloodsen doorlooien doorlopen doorluchten "
|
|
"doorlullen doormaaien doormaffen doormailen doormaken doormalen "
|
|
"doormarcheren doormengen doormeten doormodderen doornaaien doornagelen "
|
|
"doornemen doorneuzen doornijpen doornsprinkhanen doornummeren "
|
|
"doorontwikkelde doorontwikkelen doorontzanden doorpakken doorpassageren "
|
|
"doorpassen doorpeinzen doorpennen doorpersen doorpeuteren doorpeuzelen "
|
|
"doorpiepen doorpikken doorploegen doorploeteren doorpluizen doorpraat "
|
|
"doorpraten doorpriemen doorprikken doorprocederen doorpsychologiseren "
|
|
"doorrammelen doorrammen doorratelen doorrazen doorredeneren doorregen "
|
|
"doorregenen doorregeren doorreizen doorrekenen doorrennen doorrijden "
|
|
"doorrijgen doorrijpen doorroeien doorroeren doorroesten doorroken doorrollen "
|
|
"doorrommelen doorrotten doorruisen doorrukken doorschaatsen doorschakelen "
|
|
"doorschaken doorschemeren doorschepen doorscheuren doorschieten doorschijnen "
|
|
"doorschokken doorschoppen doorschouwen doorschrappen doorschrijven "
|
|
"doorschudden doorschuiven doorschulpen doorschuren doorschutten doorseinen "
|
|
"doorsiepelen doorsieperen doorsijpelen doorslaan doorslaggeven doorslapen "
|
|
"doorslenteren doorslepen doorslijpen doorslijten doorslikken doorslingeren "
|
|
"doorslippen doorslokken doorsluipen doorsluizen doorsmaken doorsmelten "
|
|
"doorsmeren doorsmeulen doorsmokkelen doorsneed doorsneeuwen doorsnellen "
|
|
"doorsnijden doorsnotteren doorsnuffelen doorsolliciteren doorsparen "
|
|
"doorspartelen doorspekken doorspelen doorspeuren doorspijkerd doorspitten "
|
|
"doorsplijten doorspoelen doorsporen doorspreken doorspringen doorspuien "
|
|
"doorspuiten doorstaan doorstappen doorstarten doorsteken doorstevenen "
|
|
"doorstikken doorstomen doorstorten doorstoten doorstoven doorstralen "
|
|
"doorstrepen doorstrijden doorstrijken doorstromen doorstrompelen "
|
|
"doorstuderen doorstuiven doorsturen doorsudderen doorsukkelen doortanken "
|
|
"doortasten doortekenen doortellen doortikken doortimmeren doortintelen "
|
|
"doortobben doortochten doortornen doortranen doortrappen doortreinen "
|
|
"doortrekken doortrillen doorvallen doorvaren doorvechten doorvegen "
|
|
"doorverbinden doorverdienen doorverhuren doorverkopen doorvertalen "
|
|
"doorvertellen doorverwijzen doorveteren doorvlakken doorvlammen doorvlechten "
|
|
"doorvliegen doorvlijmen doorvloeien doorvoelen doorvoeren doorvorsen "
|
|
"doorvouwen doorvragen doorvreten doorvriezen doorvuren doorwaaien doorwaden "
|
|
"doorwaken doorwandelen doorwarmen doorwasemen doorwassen doorwateren "
|
|
"doorwegen doorweken doorwenen doorwerken doorweven doorwinteren doorwoekeren "
|
|
"doorwoelen doorwonden doorworstelen doorwrijven doorwringen doorwroeten "
|
|
"doorwurmen doorzagen doorzakken doorzeilen doorzenden doorzetten doorzeuren "
|
|
"doorzeven doorzieken doorzien doorziften doorzijgen doorzijpelen doorzingen "
|
|
"doorzinken doorzitten doorzoeken doorzuipen doorzwelgen doorzwemmen "
|
|
"doorzweren doorzwerven doorzweten doorzweven doorzwiepen doorzwieren "
|
|
"doorzwikken doorzwoegen dooën dopen doppen dora-afstuderen dorpsgezicht "
|
|
"dorpswapen dorren dorsen dorsten doseren dossen doteren dotteren doubleren "
|
|
"douchen douwen doven downloaden draadsnijden draadtrekken draadwormslangen "
|
|
"draagraket draagvermogen draaien draaistellen draaksteken draden dragen "
|
|
"draggen draineren dralen dramatiseren dramaën drammen draperen drasland "
|
|
"draven dreggen dreigen dreinen drempeldiepte drenken drentelen drenzen "
|
|
"dressen dresseren dretsen dreunen dreutelen drevelen dribbelen driebanden "
|
|
"driegen driekwartsmaat driften drijven drillen dringen drinken droedelen "
|
|
"drogen drogeren dromen drommen droogbakken droogdeppen droogetsen "
|
|
"drooghouden droogkuisen droogleggen drooglopen droogmaken droogmalen "
|
|
"droogneuken droogpersen droogpoetsen droogpruimen droogreinigen droogscheren "
|
|
"droogschuren droogskiën droogslijpen droogspinnen droogstaan droogstappen "
|
|
"droogstoken droogvallen droogvliegen droogwrijven droogzetten droogzwemmen "
|
|
"droogzwieren droomrijden droppelen droppen drossaard drossen drozen druilen "
|
|
"druiloren druipen druipstaarten druisen druivenlezen druiventreden drukken "
|
|
"drullen drummen druppelen druppen dtp'en duatlete dubbelen dubbelgelede "
|
|
"dubbelklappen dubbelnummeren dubbelplooien dubbelprijzen dubbelprinten "
|
|
"dubbelslaan dubbelveren dubbelvouwen dubbelzien dubben dubioën duchten "
|
|
"duelleren duffelen duiden duikelen duiken duimen duimendraaien duimzuigen "
|
|
"duisteren duivelen duizelen duizenden dulden dumpen dunken dunnen dunslijten "
|
|
"duperen dupliceren duren durven dutten duvelen duveljagen duwen dwalen "
|
|
"dwangvoeden dwarrelen dwarsbomen dwarsdrijven dwarsen dwarsliggen "
|
|
"dwarszitten dweilen dwepen dwerggaasvliegen dwergmineermotten "
|
|
"dwergspektorren dwergwerpen dwingen dynamiteren démocrate e-mailen "
|
|
"ebaucheren ebben ecarteren echelonneren echoën echtbreken echten eclipseren "
|
|
"economiseren eczemen edde edelhert editen eekschillen eenendertigen "
|
|
"eenentwintigen eenmaken eenrichtingsdoceren eens eenvijven eerbiedigen "
|
|
"eerstbekende eerste-orde eerstgenoemde eesten effectueren effenen egaliseren "
|
|
"eggen egotrippen eiereneten eierleggen eierlevendbarend eiertikken eigenen "
|
|
"eikschillen eilandhoppen einden eindigen eindigheid eirond eisen ejaculeren "
|
|
"elastieken elastiekspringen elektrificeren elektriseren elektrocuteren "
|
|
"elektrolyseren elektrolyt elektronenstuwen elektronenzuigen elideren "
|
|
"elimineren emailleren emanciperen emaneren emballeren embarkeren embêteren "
|
|
"emenderen emigreren emitteren emmen emmeren emotioneren empoweren emuleren "
|
|
"emulgeren emulsiereinigen encadreren encanailleren encoderen enden "
|
|
"endosseren enerveren engageren enkelgelede enquêteren enregistreren "
|
|
"ensceneren ensemblewaarde ensemblewaarden entameren enten enteren "
|
|
"entertainen enthousiasmeren entomoloog entraineren enveloppen epateren "
|
|
"epileren equiperen eraankomen erachten erbarmen erekoord erelid eren "
|
|
"ereteken ereveld ergeren eringooien erkennen erlangen eroderen eropvolgende "
|
|
"erotiseren eruitkoppen eruitlichten eruitzetten eruitzien ervaren erven "
|
|
"ervoor escaleren escamoteren escorteren essaaieren essayeren estafetteploeg "
|
|
"etablisseren etaleren eten etiketteren etsen ette etten etteren "
|
|
"etymologiseren europeaniseren euten euthanaseren eutroof evacueren evalueren "
|
|
"evangeliseren evaporeren evenaren evenen eventueel evenzogoed evoceren "
|
|
"evolueren evoqueren ewwen exagereren exalteren examenvragen examineren "
|
|
"excelleren excerperen exciteren exclameren excommuniceren excommuniëren "
|
|
"excuseren executeren exerceren exhaleren exhiberen existeren exorciseren "
|
|
"expanderen expatriëren expediëren experimenteren expireren expliceren "
|
|
"expliciteren expliqueren exploderen exploiteren exploreren exponeren "
|
|
"exporteren exposeren extensiveren extirperen extraheren extrapoleren ezelen "
|
|
"fabelen fabricaat fabriceren fabrieken fabrikeren fabuleren faceliften "
|
|
"faciliteren factureren faden failleren faken fakkelen falen falsificeren "
|
|
"falsifiëren familiariseren fanfareorkest fantaseren farceren fascineren "
|
|
"faseren fatsoeneren favoriseren faxen fazantachtigen feat fecit "
|
|
"federaliseren federeren feesten feestvieren feilen felen felgekleurd "
|
|
"feliciteren fellow felrood felsen femelen feppen fermenteren festonneren "
|
|
"feuilleteren fezelen fiatteren fibrilleren ficheren fide fiedelen fielden "
|
|
"fierljeppen fietsen fietsenrennen fietsrijden figgelen figulieren figureren "
|
|
"figuurrijden figuurzagen figuurzwemmen fijfelen fijnbijten fijnhakken "
|
|
"fijnkappen fijnkauwen fijnknijpen fijnmaken fijnmalen fijnscherven fijnslaan "
|
|
"fijnsnijden fijnspinnen fijnstampen fijnstompen fijnstoten fijntrappen "
|
|
"fijnwrijven fikfakken fikken fiksen fileparkeren fileren filerijden "
|
|
"filharmoniske filmcomponist filmen filmmaken filmproducente filmwerk "
|
|
"filosoferen filteren filtreren finaleronde finaliseren financieren "
|
|
"financiëren fineren fingeren finishen fitnessen fitten fixen fixeren "
|
|
"flabberen fladderen flagelleren flakkeren flamberen flaneren flankeren "
|
|
"flansen flappen flapperen flashen flateren flatteren flauwekullen flauwen "
|
|
"flauwvallen flecteren flemen flensen flenzen fleppen fleren flessen fleuren "
|
|
"flexibiliseren flexwerken flierefluiten flikflooien flikken flikkeren "
|
|
"flippen flipperen flipperkasten flirten flitsen flocculeren flodderen "
|
|
"floepen flonkeren floppen floreren floret flossen floteren flotteren "
|
|
"fluctueren fluimen fluisteren fluiten fluitist flunken fluoreren "
|
|
"fluoresceren fluoride fluorideren fluïdiseren flyeren fnuiken focaliseren "
|
|
"focussen focusseren foefelen foeliën foerageren foerieren foetelen foeteren "
|
|
"foezelen fokken fold folen foliën foliëren follikelstimuleren folteren "
|
|
"fomenteren fompen fonderen fonduen fonkelen fonteinkruid foppen forceren "
|
|
"forces-akkoord forenzen formaliseren formateren formatiekraken "
|
|
"formatievliegen formatteren formeren formuleren forsgebouwd forte "
|
|
"fortificeren forwarden fosforesceren fosforyleren fossielhoudende "
|
|
"fossiliseren fotograferen fotokopiëren fotozetten fouilleren fourneren "
|
|
"foutparkeren foxtrotten fractioneren fragmentariseren fragmenteren frankeren "
|
|
"fransen frapperen fraseren fraterniseren frauderen frazelen freaken "
|
|
"freelancen freestylen freestyleskiën freewheelen frequenteren "
|
|
"frescoschilderen fretten frezen frictioneren friemelen frijnen frisbeeën "
|
|
"friseren frissen frituren froisseren frommelen fronderen fronselen fronsen "
|
|
"frotten frotteren fructifiëren fruiten frullen frummelen frunniken "
|
|
"frustreren frutselen frutte frutten fröbelen ftp'en fuifroeien fuiken fuiven "
|
|
"fulmineren fumigeren functioneren funderen fungeren fuseren fusilleren "
|
|
"fusioneren futselen fysioloog fêteren föhnen gaaibollen gaaischieten gaan "
|
|
"gaarstoken gaasvliegen gabberen gadeslaan gaffelen gaggelen gakken gakkeren "
|
|
"galbraken galgenveld gallen galmen galonneren galopperen galvaniseren "
|
|
"gambiet gamen gametofyt gank ganneven gansknuppelen gansrijden ganssabelen "
|
|
"gansslaan ganstrekken ganzenborden gapen gappen garanderen garen gareren "
|
|
"garneren garnieren garven gaslaan gassen gasten gasteren gasveld gaten "
|
|
"gatlikken gaufreren gazen geaccidenteerd geaccidenteerde gearabiseerde "
|
|
"gearmd gebaren gebeteren gebeuren gebieden geblondeerde gebochelde "
|
|
"geboortegewicht gebraggen gebromeerde gebruggen gebruiken gebruikmaken "
|
|
"gebruikmakend gebuurt gecarteleerde gecomplementeerd gecontraïndiceerd "
|
|
"gedachtelezen gedansen gedenazificeerde gedenken gedeutereerde gedijen "
|
|
"gedingen gediversifieerde gedogen gedraft geel-rode geel-zwart geeletsen "
|
|
"geelgekleurde geelgerande geelgieten geelwitte geesten geestverruimende "
|
|
"geeuwen gefaalde gefictionaliseerde gefosforyleerde gegen geheel "
|
|
"geheimhouden gehengen geherintroduceerd geheugenschaken gehistorieerde "
|
|
"gehoornde gehoorzamen gehumeurd gehydrolyseerd geien geilen geinen "
|
|
"geintroduceerd gekamerde gekanteelde gekaramelliseerde gekerfde gekken gekko "
|
|
"gekraagde gekroesde gekscheren gekunstelde gekwantiseerde gekwetste gelagerd "
|
|
"gelagerde gelasten gelden geldschieten geldsnoeien geleased geleasede "
|
|
"geleiden geleidingsvermogen gelen geleren gelicenseerde gelicentieerd "
|
|
"gelieven gelift gelijkberechten gelijkberechtigd gelijkblijven gelijkbreien "
|
|
"gelijken gelijkgaan gelijkgezinde gelijkkloppen gelijkknippen gelijkkomen "
|
|
"gelijkleggen gelijkliggen gelijklopen gelijkluidend gelijkluidende "
|
|
"gelijkmaakt gelijkmaken gelijknamige gelijkopgaan gelijkrichten gelijkrijden "
|
|
"gelijkrollen gelijkschakelen gelijkscharen gelijkschaven gelijkscheren "
|
|
"gelijkslaan gelijkslijpen gelijksnijden gelijkspelen gelijkstaan "
|
|
"gelijkstampen gelijksteken gelijkstellen gelijkstemmen gelijkstoten "
|
|
"gelijkstroom gelijktrekken gelijkvaren gelijkverdelen gelijkvijlen "
|
|
"gelijkwerken gelijkzetten gelijkzweven geloven geluiddicht geluidsdicht "
|
|
"gelukken gelukwensen gemeentearchitect gemeentecode gemeentewapen "
|
|
"gemidgetgolven genaald genaemen genaken genamen generaliseren generen "
|
|
"genereren generfd generlei geneste genieten genoegen genoemden genogrammen "
|
|
"genotteren genrestukken gentknuppelen gentrijden gentsabelen gentslaan "
|
|
"geofyt geoogde geoord geoorde geoorloofde geparametriseerd geparametriseerde "
|
|
"gepermanente gepersonaliseerde gepivoteerde geplaatste gepneumatiseerd "
|
|
"gepneumatiseerde gepolymeriseerd geport gepotdekselde gepouled gepromulgeerd "
|
|
"geprononceerd geprononceerde geprotoneerde geraken gerecycleerde "
|
|
"gereedhangen gereedhouden gereedkomen gereedleggen gereedliggen gereedmaken "
|
|
"gereedstaan gereedzetten gerelateerde gereleased geremasterde geremixte "
|
|
"geren gerieven geringachten geringschatten germaniseren gerokken geronnen "
|
|
"geroteerde geruchtmakend geruststellen geschenken geschiede geschieden "
|
|
"geschilderen gescout gesculpteerde geselen gesikkerd gesinterde "
|
|
"geslachtsaanpassen geslachtsveranderen gesnater gesnavelen gespen gespiest "
|
|
"gespiraliseerde gesteggeld gesticuleren gestucte gesubduceerde "
|
|
"gethematiseerde getoogde getransporteerde getroosten getruct getuigen "
|
|
"getypecast geuren gevangenhouden gevangenmaken gevangennemen gevangenzetten "
|
|
"gevangenzitten gevechtspiloot geveerde geven gevoelen gevoelswereld gevorkt "
|
|
"gevragen gewaardigen gewaarworden gewagen gewat geweerschieten gewennen "
|
|
"gewervelden gewesen gewichtheffen gewichtwerpen gewiekst gewimperd "
|
|
"gewimperde gewinnen gezaghebbend gezalfde gezeggen gezichtsbepalend geziene "
|
|
"gezinde gezochte gezondbidden geëmotioneerde geïncubeerd geïnfecteerden "
|
|
"geïnhibeerd geïnnerveerd geüpgraded geüpload gidsen giebelen giechelen "
|
|
"giegagen gieren gierzwaluwen gieten gietwielen gijlen gijnen gijpen gijzelen "
|
|
"gillen ginnegappen gipsbranden gipsen girafrijden gireren girotellen gispen "
|
|
"gissen gisten gitarissen glaceren gladboenen gladborstelen gladden "
|
|
"gladhameren gladkammen gladmaaien gladmaken gladplooien gladschaven "
|
|
"gladscheren gladschuren gladslaan gladslijpen gladstrijken gladvegen "
|
|
"gladvijlen gladwrijven glanzen glarieogen glariën glas-in-loodramen "
|
|
"glasblazen glasetsen glasscherf glasschrijven glasslijpen glassnijden "
|
|
"glasvezelversterken glazenmaken glazuren gletsjerwandelen glibberen glijden "
|
|
"glimlachen glimmen glimwormen glinsteren glippen glipperen glissen "
|
|
"glittermotten globaliseren gloeien gloeiendheet glooien gloren gloriëren "
|
|
"glosseren gluipen glunderen gluren gluurogen glycoside gniffelen gnuiven "
|
|
"gocarten godenbeelden goed goedachten goedbewaren goeddoen goeddunken "
|
|
"goedemorgenzeggen goeden goedenacht goedenachtkussen goedenachtzeggen "
|
|
"goedendagzeggen goedhouden goedkeuren goedleggen goedmaken goedpraten "
|
|
"goedrekenen goedschrijven goedspreken goedvinden gokken golfen golfslijpen "
|
|
"golfspelen golfsurfen golftoernooien golven gommen gondelen gonzen goochelen "
|
|
"gooien gorden gorgelen gorren gorzen goudborduren gouddraadtrekken "
|
|
"goudglanzen goudspinnen goudtrekken gourmetten gouteren gouverneren graaien "
|
|
"grabbelen graderen gradueren graeciseren grafveld granen granuleren "
|
|
"grapjassen grappen grasduinen grasgroen grasmaaien grasmineermotten "
|
|
"grasmotten grasseren gratificeren gratifiëren gratineren gratiëren grauwen "
|
|
"graven graveren graviteren grazen greinen greineren grendelen "
|
|
"grensoverschrijdende grensschieten grenzen greppelen greppen grienen grieven "
|
|
"griezelen griffelen griffen grijnen grijnslachen grijnzen grijpen grijsbruin "
|
|
"grijsdraaien grijsrijden grijswitte grijzen grillen grilleren grimassen "
|
|
"grimeren grimlachen grimmen grinden grinniken grinten grissen groeien "
|
|
"groen-wit groenblijvend groenen groenlopen groenmaken groepdraaien groepen "
|
|
"groeperen groepshoofd groeten grofspinnen grollen grommelen grommen gronden "
|
|
"grondhaaien grondverven grondvesten grondvlakken grondwetgevende grondzeiler "
|
|
"grootbrengen grootdoen groote groothouden grootmaken grootseminarie "
|
|
"grootspreken grootvleugeligen grosseren grossieren grotetochtenrijden "
|
|
"grottensprinkhanen große gruizelen gruizen grutten gruwelen gruwen gsm'en "
|
|
"guiden guillocheren guillotineren gulpen gummen gunnen gutsen gymmen "
|
|
"gymnastiseren gård haaien haareten haargolven haarkappen haarklieven "
|
|
"haarkloven haarknippen haarplukken haarsnijden haarwassen haasten haasvreten "
|
|
"habiliteren hachelen hacken hagelen hagelschieten hagen haken hakenkruisen "
|
|
"hakkelen hakken hakketakken hakketeren hakselen haktakken halen halfacht "
|
|
"halfgeleiden halfronde halfsluiten halftien hallen hallucineren halogeneren "
|
|
"halsschild halsteren halteren halucineren halveren halvezolen halzen hameren "
|
|
"hamerslingeren hamerwerpen hamsteren handballen handbediende handboeien "
|
|
"handeldrijven handelen handelsrekenen handen handenwringen handgeschakelde "
|
|
"handgiften handgranaatwerpen handhaven handicappen handjeklappen handkijken "
|
|
"handlezen handmaken handmelken handopsteken handsmeden handspinnen "
|
|
"handstoppen handtekenen handvergulden handwerken handweven handzetten "
|
|
"handzingen hangaritem hangen hangmatspinnen hangvliegen hannesen hanteren "
|
|
"haperen haploïde happen hardcourtbanen harddraven hardebollen harden "
|
|
"hardgekookt hardlopen hardmaken hardrennen hardrijden hardroeien "
|
|
"hardsolderen hardvallen hardzeilen hardzwemmen haren haringkaken "
|
|
"haringspeten harken harmonischen harmoniseren harmoniëren harnassen harpen "
|
|
"harpiste harpoeneren harpuizen harrewarren harsen hartenjagen hartjesjagen "
|
|
"hartschild hasjroken haspelen hassebassen haten havenen havezate "
|
|
"havikachtigen hazelwormen hd-dvd headbangen hebben hecate hechten "
|
|
"hectograferen heef heenbidden heenblazen heenbrachten heenbranden "
|
|
"heenbrengen heenbrengt heendingessen heendragen heendraven heendrijven "
|
|
"heenfietsen heengaan heenglijden heenkeuvelen heenkomen heenleiden heenlezen "
|
|
"heenlopen heenreizen heenrennen heenrijden heenslinken heensluipen "
|
|
"heensnellen heenspoeden heenstappen heentijgen heentrekken heenvaren "
|
|
"heenvlieden heenvliegen heenvlieten heenvloeien heenvluchten heenvoeren "
|
|
"heenwerpen heenwijzen heenzenden heerlijkheidswapen heersen heetlopen heffen "
|
|
"heidegrond heideveld heidevelden heien heiligdomsvaart heiligen "
|
|
"heiligenbeelden heiligverklaren heinen heisteren hekelen hekken heksen "
|
|
"helderen heldergroen helderrood helderziende helen heliograferen hellen "
|
|
"helleniseren helmteken helpen hemelen hemmen hengelen hengsen hengsten "
|
|
"hennen heraanleggen heraanstellen heractiveren herademen herbebossen "
|
|
"herbeginnen herbegraven herbehangen herbekijken herbeleven herbenoemen "
|
|
"herberekenen herbergen herbeschrijven herbestemmen herbevestigde "
|
|
"herbevestigen herbevolkt herbewapenen herbezinnen herboren herbouwen "
|
|
"herbronnen herbruiken hercomponeren herdefinieerde herdefiniëren herdenken "
|
|
"herdijkt herdoen herdopen herdraaien herdrukken herenen herenigen "
|
|
"herexamineren herformatteren herformuleren herfstkampioen hergebruiken "
|
|
"hergeven hergroeperen herhalen herijken herindelen herindijken herinneren "
|
|
"herinrichten herinstalleren herinterpreteren herintreden herintroduceren "
|
|
"herinvoeren herkansen herkapitaliseren herkauwen herkennen herkeuren "
|
|
"herkiezen herkrijgen herladen herleggen herleiden herleven herlezen hermaken "
|
|
"hermunten hernemen hernieuwen hernoemen hernummeren heronderzoeken "
|
|
"herontdekken herontginnen herontwikkeld herontwikkelen herontworpen "
|
|
"heropbouwen heropdoen heropenen heropgericht heropladen heropleven "
|
|
"heropnemen heroprichten heropstarten heropvissen heropvoeden heropvoeren "
|
|
"herorganiseren heroriënteren heroveren heroverwegen herpakken herplaatsen "
|
|
"herpositioneren herproduceren herprogrammeren herpubliceren herrekenen "
|
|
"herrijzen herroepen herschatten herscheppen herschikken herschilderen "
|
|
"herscholen herschrijven hersenspoelen hersmeden herspelen herspellen "
|
|
"herstart herstarten herstellen herstemmen herstructureren herstuderen "
|
|
"hertalen hertekende hertekenen hertellen hertikken hertrouwen heruitbrengen "
|
|
"heruitgeven heruitrusten heruitvinden heruitzenden hervallen hervatten "
|
|
"herverdelen herverkavelen herverkiezen hervertellen herverzekeren hervinden "
|
|
"hervormen hervullen herwaarderen herwerken herwinnen herzeggen herzien heten "
|
|
"heuen heugen heulen heupwiegen hevelen hielen hielenlikken hieropvolgende "
|
|
"hieuwen high-end hijgen hijsen hikken hinderen hink-stap-springen "
|
|
"hink-stapspringen hinkelen hinkelenpinkelen hinkelstappen hinken hinkepinken "
|
|
"hinkstapspringen hinniken hinsen hinten hippelen hippen hippolyte "
|
|
"historiseren hitsen hitteschild hobbelen hockeyen hoeden hoekbanden hoeken "
|
|
"hoen hoepelen hoeren hoerenlopen hoereren hoesten hoetelen hoeven hofstede "
|
|
"hogen hogerwallen hogeschoolrijden hokken holesbaan hollen homogeniseren "
|
|
"homologeren homoloog hompelen honen hongeren hongerstaken honkballen "
|
|
"honkbaltrainen honken honklopen honoreren hoofdbreken hoofdrekenen "
|
|
"hoofdschudden hoofdvakdocent hoofdwapen hoogachten hoogbejaard hoogdraaien "
|
|
"hooggeplaatst hooghouden hoogmalen hoogontwikkelde hoogoplopend "
|
|
"hoogoplopende hoogschatten hoogspringen hoogveen hoogvlakte hooidorsen "
|
|
"hooien hooiland hooiruiteren hoorndraaien hoornist hoorspelen hopen hoppen "
|
|
"hopsen hordelopen horden horen horlogemaken horoscooptrekken horse horsten "
|
|
"horten hospitaliseren hospiteren hossebossen hosselen hossen hosten hotsen "
|
|
"hotten houden housedansen houtbranden houtdraaien houtgieten houthakken "
|
|
"houtsnijden houtverwerken houtvlotten houwen hoven hovenieren hozen "
|
|
"huichelen huiden huidige huidvetten huilebalken huilen huisartsgeneeskunde "
|
|
"huiscomponist huishouden huisorde huisvesten huisvrouwen huiven huiveren "
|
|
"huizen hukken huldigen hullen hulpmotoren hulpverlenen hulpverlenend "
|
|
"humaniseren humiliëren hummen hunebed hunkeren hunnen huppelen huppen hupsen "
|
|
"huren hurken husselen hutseklutsen hutselen hutsen huwelijken huwen "
|
|
"hybridiseren hydrateren hydreren hydrochloride hydrogeneren hydrolyseren "
|
|
"hydroxide hypen hyperboliseren hyperventileren hypnotiseren hypostaseren "
|
|
"hypothekeren høken høkken iaën icq'en idealiseren identificeren "
|
|
"ideologiseren ignoreren ijken ijlen ijsberen ijsdansen ijskabeljauwen "
|
|
"ijskristallen ijssurfen ijveren ijzelen ijzen ijzerdraadtrekken ijzerhoudend "
|
|
"ijzerhoudende ijzingwekkend illumineren illusioneren illustreren imagineren "
|
|
"imiteren imkeren immanent immatriculeren immigreren immobiliseren "
|
|
"immuniseren impediëren implanteren implementeren impliceren imploderen "
|
|
"imponeren importeren impregneren improviseren imputeren inactief inactiveren "
|
|
"inademen inakkeren inasemen inaugureren inbakenen inbakeren inbakken "
|
|
"inbannen inbedden inbeelden inbegrijpen inbeitelen inbellen inberekenen "
|
|
"inbesteden inbetonneren inbeuken inbeuren inbijten inbikken inbinden "
|
|
"inblazen inblijven inblikken inbliksemen inboeken inboeren inboeten "
|
|
"inboezemen inbomen inbonzen inboren inborstelen inbossen inboteren inbotsen "
|
|
"inbotten inbouwen inbouwmotoren inbraden inbranden inbrassen inbreien "
|
|
"inbreken inbrengen inbrokkelen inbrokken inbuigen inburgeren inbusselen "
|
|
"incalculeren incarneren incasseren inchecken inclineren includeren "
|
|
"incommoderen inconveniëren incorporeren incorrecte incrementeren "
|
|
"incrimineren incrusteren incrypteren inculperen indagen indalen indammen "
|
|
"indampen indansen indekken indelen indelven indemniseren indenken indeuken "
|
|
"indexeren indiceren indienen indiepen indijken indikken individualiseren "
|
|
"indoctrineren indoen indokken indommelen indompelen indonderen "
|
|
"indoorkampioen indoorrecord indoorseizoen indoorskiën indopen indosseren "
|
|
"indouwen indraaien indragen indrammen indraven indreunen indrijven indrillen "
|
|
"indringen indrinken indrogen indroppelen indroppen indruisen indrukken "
|
|
"indruppelen indruppen indubben induceren induffelen induiken indunnen "
|
|
"industrialiseren indutten induwen indweilen ineenbrengen ineenbuigen "
|
|
"ineendraaien ineendrijven ineendringen ineendrukken ineenduiken ineenflansen "
|
|
"ineenflikken ineenfoefelen ineenfrommelen ineengedoken ineengrijpen "
|
|
"ineengroeien ineenklemmen ineenklinken ineenknijpen ineenkoeken ineenkrimpen "
|
|
"ineenkronkelen ineenkruipen ineenlopen ineenpassen ineenpersen ineenrollen "
|
|
"ineenschieten ineenschroeven ineenschrompelen ineenschuiven ineenslaan "
|
|
"ineensluiten ineensmelten ineenstaan ineenstampen ineensteken ineenstorten "
|
|
"ineenstoten ineenstrengelen ineenstuiken ineenvlechten ineenvloeien "
|
|
"ineenvoegen ineenvouwen ineenwassen ineenwerken ineenwikkelen ineenwinden "
|
|
"ineenwrijven ineenwringen ineenzakken ineenzeilen ineenzetten ineenzinken "
|
|
"ineenzitten ineggen inenten ineten inetsen inetteren infaden infante "
|
|
"infanterist infantiliseren infecteren infereren infesteren infiltreren "
|
|
"inflecteren inflikken inflodderen influenceren influisteren infokken "
|
|
"informatieverwerkend informeren infraorde infrotten infrutten ingaan "
|
|
"ingasten ingeven ingieten inglijden inglippen ingluren ingooien ingraven "
|
|
"ingraveren ingriffelen ingriffen ingrijpen ingroeien ingroeven inhagelen "
|
|
"inhaken inhakken inhalen inhaleren inhameren inhangen inhebben inhechten "
|
|
"inheien inhengsten inhiberen inhoeken inhouden inhouwen inhuizen inhuldigen "
|
|
"inhullen inhuppelen inhuren inhuwen inijzen ininkten initialiseren initiëren "
|
|
"injagen injassen injecteren injiciëren inkaderen inkakken inkalenderen "
|
|
"inkalven inkankeren inkanten inkappen inkapselen inkassen inkavelen "
|
|
"inkegelen inkeilen inkelderen inkepen inkeren inkerven inkiezen inkijken "
|
|
"inkisten inklampen inklappen inklaren inklauteren inkleden inklemmen "
|
|
"inkleppen inkleuren inkleven inklimmen inklinken inklokken inkloppen "
|
|
"inkluizen inknabbelen inknagen inknijpen inknikken inknippen inknopen "
|
|
"inkohieren inkoken inkolen inkomen inkopen inkoppen inkorten inkorven "
|
|
"inkosten inkrabben inkrassen inkrijgen inkrimpen inkrozen inkruien inkruipen "
|
|
"inkruisen inkt inkten inkuilen inkuipen inkwakken inkwartieren inladen "
|
|
"inlappen inlassen inlaten inlaveren inlegeren inleggen inleiden inlekken "
|
|
"inlenen inlepelen inleren inleven inleveren inlezen inlichten inliggen "
|
|
"inliggende inlijmen inlijsten inlijven inlikken inline-skaten inloeren "
|
|
"inlogen inloggen inlokken inloodsen inlopen inlossen inloten inluiden "
|
|
"inluien inluisteren inluizen inmaken inmalen inmanen inmasseren inmazen "
|
|
"inmengen inmennen inmeten inmetselen inmetsen inmijnen inmoffelen inmonteren "
|
|
"inmuren innaaien innagelen innemen innen innerveren innestelen innetten "
|
|
"innoveren inoculeren inoefenen inogen inoogsten inpakken inpalmen inpappen "
|
|
"inparkeren inpassen inpekelen inpekken inpennen inpeperen inperken inpersen "
|
|
"inpikken inplakken inplannen inplanten inploegen inploffen inplooien "
|
|
"inpluggen inpoeieren inpolderen inpompen inponsen inpoten inpraten inpreken "
|
|
"inprenten inprikken inprogrammeren inproppen inprutsen inramen inrammeien "
|
|
"inrammen inranselen inregelen inregenen inreizen inrekenen inrennen inreven "
|
|
"inrichten inrijden inrijgen inritsen inroeien inroepen inroeren inroesten "
|
|
"inroken inrollen inroosteren inrotten inruilen inruimen inrukken ins "
|
|
"inscannen inschakelen inschalen inschapen inscharen inscharren inschatten "
|
|
"inschenken inschepen inscheppen inscheren inscherpen inscheuren inschieten "
|
|
"inschiften inschijnen inschikken inschilderen inschoppen inschrapen "
|
|
"inschrijden inschrijven inschroeven inschrokken inschudden inschuiven "
|
|
"inschuren inscriberen insealen inseinen inselberg insemineren insereren "
|
|
"inshoppen insijpelen insinueren insisteren insjouwen inslaan inslachten "
|
|
"inslagbekken inslagen inslapen inslechten inslempen inslenteren insleuren "
|
|
"insleutelen inslibberen inslijpen inslijten inslikken inslingeren inslinken "
|
|
"inslippen inslobberen inslokken inslorpen insluimeren insluipen insluiten "
|
|
"insluizen inslurpen insmakken insmelten insmeren insmijten insmokkelen "
|
|
"insnappen insneeuwen insnijden insnoeien insnoeren insnuiven insoezen "
|
|
"insoppen inspannen inspecteren inspelden inspelen insperren inspeten "
|
|
"inspijkeren inspinnen inspireren inspitten inspoelen insponden inspreken "
|
|
"inspringen inspugen inspuiten inspuwen instaan installen installeren "
|
|
"instampen instantiëren instappen insteken instellen instemmen instempelen "
|
|
"instigeren instijgen instikken instinken instippen institueren "
|
|
"institutionaliseren instomen instommelen instompen instoppen instormen "
|
|
"instorten instoten instouwen instralen instraten instrijken instromen "
|
|
"instrooien instrueren instrumenteren instrumentvliegen instuderen instuiken "
|
|
"instuiven instulpen insturen instuwen insuffen insuikeren insukkelen "
|
|
"insulteren insussen intafelen intanden intapen intappen integelen integreren "
|
|
"intekenen intenderen intensifiëren intensiveren interacteren interageren "
|
|
"intercederen interen interesseren interfereren interlanddebuut "
|
|
"interlandloopbaan interliniëren internaliseren internationale "
|
|
"internationaliseren interneren internet internetachtige internetten "
|
|
"interpeleren interpelleren interpoleren interpreteren interpungeren "
|
|
"interrailen interrogeren interrumperen interveniëren interviewen inteugelen "
|
|
"intikken intillen intimideren intimmeren intippen intituleren intoetsen "
|
|
"intomen intoneren intonnen intoveren intoxiceren intrappen intrechteren "
|
|
"intreden intrekken intrigeren intrillen introduceren introeven introuwen "
|
|
"intuimelen intuinen intunen intypen inunderen invalideren invallen invangen "
|
|
"invaren invariant invatten invechten invegen invemen inventariseren "
|
|
"inverdienen inverteren inverven investeren invetten invijlen invijzen "
|
|
"inviteren invlaggen invlakken invlammen invlechten invlegelen invliegen "
|
|
"invlieten invlijen invloeien invluchten invochten invoegen invoelen invoeren "
|
|
"involgen invollen involveren invorderen invouwen invreten invriezen invullen "
|
|
"inwaaien inwachten inwalsen inwandelen inwassen inwateren inwegen inweiden "
|
|
"inweken inwellen inwenden inwenken inwerken inwerpen inweven inwijden "
|
|
"inwijken inwikkelen inwilligen inwinden inwinnen inwippen inwisselen "
|
|
"inwoekeren inwoelen inwonen inwortelen inwrijven inwringen inwroeten "
|
|
"inwuiven inwurmen inzaaien inzagen inzakken inzamelen inzegenen inzeilen "
|
|
"inzenden inzepen inzetten inzien inzingen inzinken inzitten inzomen inzoomen "
|
|
"inzouten inzuigen inzulten inzwaaien inzwachtelen inzwelgen inzwemmen "
|
|
"inzweren inzwerven inzweven inzwieren inzwijmelen ionen ioniseren ipad "
|
|
"irc-en iriseren ironiseren irrigeren irriteren islamiseren isoleer isoleren "
|
|
"isomeriseren isotopen italianiseren itereren jaargeld jaarlijks jachten jade "
|
|
"jagen jakhalzen jakkeren jaknikken jalonneren jammen jammeren janken "
|
|
"jankeren japen jassen jatten jazzdansen jazzpianist jeinen jengelen jennen "
|
|
"jenzen jeremiëren jeuken jeunen jeuzelen jij jijen jobben jodelen "
|
|
"joechjachen joekeren joelen joepen joggelen joggen jojoën joken jokeren "
|
|
"jokken jolen jollen jonassen jongen jongleren jouen jouwen joyriden "
|
|
"joyrijden jubelen jubileren judassen judiceren judolessen judoën jufferen "
|
|
"juichen juinen jukken jumpen jureren justeren justificeren justifiëren "
|
|
"jutten kaaidraaien kaaien kaalborstelen kaalgevreten kaalhakken kaalknippen "
|
|
"kaalpikken kaalplukken kaalscheren kaalslaan kaarden kaarsjespringen "
|
|
"kaartbeeld kaarten kaartjeblazen kaartleggen kaartlezen kaartlopen "
|
|
"kaartpassen kaartspelen kaatsen kabbelen kabelen kabelinternetten "
|
|
"kabinet-marijnen kabinet-rutte kachelen kadastreren kaden kaderen kadraaien "
|
|
"kadreren kafferen kaften kajakken kakelen kaken kakken kakkestoelemeien "
|
|
"kalanderen kalefaten kalefateren kalen kalenderen kalfaten kalfateren "
|
|
"kalibreren kaliumhydroxide kalkbranden kalken kalkhoudend kalkhoudende "
|
|
"kalkminnende kalkoen kalksteen kallen kalligraferen kalmeren kaltstellen "
|
|
"kalven kalveren kamen kamenieren kamerorkest kammen kampen kamperen "
|
|
"kampioenschapsrecord kanaliseren kandelaberen kandelaren kandideren kanen "
|
|
"kankeren kanonneren kanovaren kanoën kansgenereren kantelen kanten "
|
|
"kanthouwen kantklossen kantonneren kantoorbediende kantrechten kantwerken "
|
|
"kapen kaperen kapitaalparticiperen kapitaliseren kapittelen kapotbijten "
|
|
"kapotbreken kapotdrinken kapotgaan kapotgooien kapotkoken kapotlachen "
|
|
"kapotlopen kapotmaken kapotrijden kapotroken kapotscheuren kapotschieten "
|
|
"kapotschreeuwen kapotslaan kapotsmijten kapotspelen kapottrappen "
|
|
"kapottrekken kapotvallen kapotvriezen kapotwaaien kapotwerken kapotzitten "
|
|
"kappen kapseizen kapselen karakteriseren karakterlezen karameliseren "
|
|
"karikaturiseren karnen karnoffelen karottentrekken karperen karren kartelen "
|
|
"karten karteren kartonneren karweien kasseien kassen kasten kastijden "
|
|
"katalyseren katapulteren kathalzen katheteriseren katholiseren katjejagen "
|
|
"katknuppelen katoen katten kauwen kavelen kaveren kazakdraaien kazen "
|
|
"kazerneren keepen keesten keffen kegelen keggen keilen kelderen kelen kenen "
|
|
"kenmerken kennen kennisfestival kennisgeven kennismaken kennisnemen "
|
|
"kenschetsen kentekenen kenteren kepen keperen keren kerken kerkeren kerkgaan "
|
|
"kermen kermisgaan kermissen kernen kerseneten kerstenen kerven ketelboeten "
|
|
"ketellappen keten ketenen ketsen ketteren kettingroken keuen keuren keutelen "
|
|
"keuteren keuvelen keveren keyboard kezen kibbelen kickboksen kicken kickeren "
|
|
"kidnappen kieken kielen kielhalen kielstaartleguanen kiemen kienen kiepen "
|
|
"kieperen kieren kiesgerechtigd kieskauwen kietelen kiezen kiften kijken "
|
|
"kijven kikhalzen kikken kikkeren killen kimmen kinderen kinderstemmen "
|
|
"kinkelen kinken kippen kirke kirren kiskassen kissebissen kissen kisten "
|
|
"kitsen kittelen kitten klaargeraken klaarkomen klaarkrijgen klaarleggen "
|
|
"klaarliggen klaarmaakten klaarmaken klaarnemen klaarraken klaarspelen "
|
|
"klaarstaan klaarstomen klaarstoven klaarzetten klabetteren kladden kladderen "
|
|
"klade kladogram kladschilderen klagen klakken klakkeren klamaaien klampen "
|
|
"klaplopen klappeien klappen klapperen klappertanden klapwieken klaren "
|
|
"klarinetconcert klasseren klateren klauteren klauwen klaverbladknooppunt "
|
|
"klaverjassen kledderen kleden kleermaken kleffen kleidelven "
|
|
"kleiduivenschieten kleien kleinachten kleineren kleingooien kleinkrijgen "
|
|
"kleinmaken kleinseminarie kleinslaan kleinsnijden kleinzagen kleinzen "
|
|
"kleitreden klemmen klemrijden klemzetten klepelen kleppen klepperen kleren "
|
|
"klessebessen kletsen kletsmeieren kletteren kleumen kleunen kleuren "
|
|
"kleurenbeeld kleurenzien kleuteren kleuterzwemmen kleven kliederen klieken "
|
|
"klieren klieven klikken klikklakken klimaatschieten klimmen klingelen "
|
|
"klinken klinkslaan klissen klisteren klitten klodderen kloenen kloeten "
|
|
"kloken klokgieten klokken klokkengieten klokkijken klonen kloneren klonteren "
|
|
"klooien kloothannesen klootschieten klootviolen kloppen klossen kloten "
|
|
"klotsen kluisteren kluiven kluizen klunen klungelen klunzen kluppelen "
|
|
"klussen klutsen kluwen kluwenen knabbelen knagen knakken knalhard knallen "
|
|
"knappen knapperen knarpen knarsen knarsetanden knauwen knechten kneden "
|
|
"knellen knerpen knersen knetteren kneukelen kneuteren kneuzen knevelen "
|
|
"knibbelen kniebanden knielen kniepoten knietjevrijen kniezen knieën knijpen "
|
|
"knikkebenen knikkebollen knikken knikkeren knipogen knippen knipperen "
|
|
"kniptorren knirpen knisperen knisteren knobbelen knobelen knoeien knokken "
|
|
"knopen knopendraaien knoppen knorren knotszwaaien knotten knuffelen "
|
|
"knuppelen knutselen knutten kobalt koeioneren koekbakken koekeloeren koeken "
|
|
"koekenbakken koekhakken koekhappen koekkappen koekoeken koekplakken koelen "
|
|
"koeren koersballen koersbord koersen koesteren koeteren koeterwalen koetsen "
|
|
"koetsieren kofferen koffiebranden koffiedikkijken koffiedrinken koffielezen "
|
|
"koffiemalen koffiepikken koffietafelen koffiezetten kogelen kogelslingeren "
|
|
"kogelstoten kohieren kokarde koken kokermotten koketteren kokhalzen kokkelen "
|
|
"kokkerellen kokkeren kokketeren kolderen kolen kolken kollen kolonievormen "
|
|
"koloniseren kolonisten kolven komediespelen komen komkommersalade kommen "
|
|
"kompaslezen kond kondigen kondschappen konfijten konkelen konkelfoezen "
|
|
"konterfeiten kontkruipen kontlikken kontneuken konvooieren kooien koolhakken "
|
|
"koolmotten koolstofgehalte koolstofmonoxide koolzuurhoudend koopzondag "
|
|
"koorddansen koordendraaien koordtrekken koorheren koorherenstift kopen "
|
|
"kopene koperdraaien koperen kopieerapparaat kopiëren kopjebuitelen "
|
|
"kopjeduikelen kopklepmotoren kopmaken koppelen koppeltjeduikelen "
|
|
"koppeltjeduiken koppen koppensnellen koprollen kopschild kopschudden "
|
|
"kopstation koraalslangachtigen korenbranden korenmolen korfballen korrelen "
|
|
"korren korsten kortebaan kortebaanrijden kortebaanzwemmen korten "
|
|
"kortgesteeld kortleven kortlopen kortneusdraakvissen kortoren kortsluiten "
|
|
"kortstaarten kortstlevende kortswijlen kortvleugelen kortwieken korven "
|
|
"kosten kostprijsberekenen kostumeren kostuumknippen kostuumnaaien koten "
|
|
"koteren kotsen kotteren koudslachten koudsmeden koudstoken koudtrekken "
|
|
"koudwalsen koudwaterroten koukleumen kouten kouvatten kraaien krabbedieven "
|
|
"krabbelen krabben krabbenetende krachttrainen kragen kraggen krakelen kraken "
|
|
"krakken kralen kramen krammen krampen kransen krantenbericht krassen krauwen "
|
|
"kreeftachtigen kreek krengen krenken krenten kreppen kressen kretsen "
|
|
"kreukelen kreuken kreunen kreupelen krevelen kribbelen kribben kribbenbijten "
|
|
"kriebelen krieken krielen krieuwelen krieuwen krijgen krijsen krijten "
|
|
"krijzelen krijzeltanden krikken krikkrakken krimpen kringelen krinkelen "
|
|
"krioelen kriskrassen krissen kristaliseren kristalliseren kristalzien "
|
|
"kritikeren kritiseren krochen kroeglopen kroelen kroezelen kroezen kroken "
|
|
"krollen krombuigen kromgroeien kromliggen kromlopen krommen krompraten "
|
|
"kromsluiten kromtrekken kronen kronkelen krooien kroppen krozen kruchen "
|
|
"kruiden kruidenierswaren kruidenlezen kruien kruimelen kruimen kruinen "
|
|
"kruipen kruisband kruisdood kruisen kruisigen kruisjassen kruisribgewelven "
|
|
"kruisspreken kruiven kruiwerk krukken krullen kuberen kuchen kuieren "
|
|
"kuifarend kuilen kuipen kuipjesteken kuisen kuitschieten kuiven kukelekuen "
|
|
"kukelen kullen kunne kunnen kunstelen kunstkoken kunstmatige kunstrijden "
|
|
"kunstschaatsen kunstschilderen kunststenen kunststoten kunstvliegen "
|
|
"kunstzwemmen kuren kurken kussen kutlikken kutten kwaadspreken kwabben "
|
|
"kwadrateren kwadreren kwaken kwakkelen kwakken kwakzalven kwalificeren "
|
|
"kwallen kwalmen kwalsteren kwanselen kwantificeren kwantiseren kwartelen "
|
|
"kwartetten kwartieren kwartileren kwast kwasten kwatsen kwebbelen kweken "
|
|
"kwekkebekken kwekken kwelen kwellen kwelmen kwetsen kwetteren kwezelen "
|
|
"kwijlen kwijnen kwijten kwijtgeraken kwijtmaken kwijtraken kwijtschelden "
|
|
"kwijtspelen kwikken kwinkeleren kwispelen kwispelstaarten kwiteren "
|
|
"kyaniseren körút kúnnen l'art l'hermite laadvermogen laagblijven laaghangen "
|
|
"laagliggen laagvliegen laaien laatsten laatstgenoemd labberen labelen "
|
|
"labeuren laboreren lachen ladderen laden laederen lageren laken lakken "
|
|
"lallen lamballen lambriseren lamelleren lamenteren lamineren lamleggen "
|
|
"lammen lammeren lampetten lamslaan lanceren landbewonen landbouwen landcode "
|
|
"landen landgemeente landjeveroveren landlopen landmeetkunde landmeten "
|
|
"landoppervlakte landsadvocaat landschapschilderen landschildpadden "
|
|
"landstellen landtreden landveroveren langduren lange langeafstandslopen "
|
|
"langebaanrijden langebaanschaatsen langen langgesteeld langlaufen "
|
|
"langlevende langpootmuggen langsbrengen langsdrijven langsfietsen langsgaan "
|
|
"langsgeplaatste langsgooien langshouden langshuppelen langskomen langslepen "
|
|
"langsloopt langslopen langsrekken langsrennen langsrijden langsrollen "
|
|
"langsstromen langstdurende langstrekken langsvaren langswandelen lanteren "
|
|
"lanterfanten lanthanide lappen lapperen lapzalven larderen laseren "
|
|
"lasersnijden lassen lasten lasteren lastigvallen laten latiniseren latten "
|
|
"lauweren laveien laven laveren lawaaien laxeren lay-outen lazeren "
|
|
"lazerstralen laïceren laïciseren leasede leasen lebberen ledenbraken ledigen "
|
|
"lediggaan leebraken leeftijdgenoot leegblazen leegbloeden leegbranden "
|
|
"leegdragen leegdrinken leegeten leeggieten leeggooien leeggraaien leeghalen "
|
|
"leegkiepen leegknijpen leegkomen leegkopen leeglebberen leeglikken leeglopen "
|
|
"leegmaken leegmalen leegmelken leegplukken leegplunderen leegpompen "
|
|
"leegrijden leegroken leegroven leegruimen leegschenken leegscheppen "
|
|
"leegschieten leegschudden leegslurpen leegspelen leegspoelen leegsproeien "
|
|
"leegstaan leegstelen leegstorten leegstromen leegvissen leegvloeien "
|
|
"leegvreten leegzitten leegzuigen leegzwemmen leenden leenhulde leeren "
|
|
"leerlooien leertouwen leesten leeuweriken leewieken legaliseren legateren "
|
|
"legen legeren leggen legifereren legitimeren leguanen leiden leidinggeven "
|
|
"lekenabben lekken lekkerbekken lekrijden lellen lemen lemuren lenen lengen "
|
|
"lenigen lenzen lepelen leppen lepperen leraren leren lesgeven lessen letten "
|
|
"letteren lettergieten letterzetten letterziften letzte leuchtet leuken "
|
|
"leukeren leunen leuren leuteren leven levend levendbarend levendbarende "
|
|
"levensredden leveren lezen liasseren liberaliseren licenseren "
|
|
"lichaamsvreemde lichtecht lichten lichtgebouwd lichtgekleurde lichtgevend "
|
|
"lichtmissen lichtrijden lichtzetten lichtzwaard lieb liefhebben liefhebberen "
|
|
"liefkozen liegen lieren lievemoederen lieven liflaffen liften ligand "
|
|
"ligboxen liggen lijden lijken lijmen lijmsnuiven lijndraaien lijnen "
|
|
"lijntekenen lijntrekken lijsten lijven lijzen likkebaarden likken lillen "
|
|
"limiteren lindbergi linguafoon liniëren linken linnennaaien linnenspinnen "
|
|
"liplezen lippen lippenstift liquideren lisdodde lispelen lispen "
|
|
"lithograferen liëren loaden loartet lobben lobberen lobbyen localiseren "
|
|
"lodderen lodderogen loden loeien loeken loensen loeren loerogen loeven "
|
|
"logenstraffen logeren loggen logoën lokaliseren lokken lollen lompen lonen "
|
|
"lonken loochenen loodsen loofharken looien loonsparen lopen lopenden loperen "
|
|
"lorrebossen lorren lorrendraaien losbakeren losbarsten losbeitelen losbetten "
|
|
"losbeuken losbijten losbikken losbinden losbranden losbreken losbulderen "
|
|
"losdekken losdoen losdonderen losdooien losdraaien losdrukken losduwen "
|
|
"losfriemelen losgaan losgespen losgooien losgorden losgraven losgrendelen "
|
|
"loshaken loshakken loshalen loshangen losharken loshoesten loshouwen "
|
|
"loskerven loskloppen losknagen losknippen losknopen loskomen loskopen "
|
|
"loskoppelen loskrijgen loslaten losliggen losliggende loslopen losmaken "
|
|
"losnemen lospeuteren lospikken losploegen losplukken lospraten losraken "
|
|
"losrijden losrijgen losrukken losscheuren losschieten losschokken "
|
|
"losschroeven losschudden lossen losslaan losslingeren lossmijten lossnijden "
|
|
"lossolderen losspelden losspringen losstaan losstormen losstrikken "
|
|
"losstuiven lostornen lostrappen lostrekken losvijzen losvliegen loswaaien "
|
|
"losweken loswerken loswikkelen loswinden loswoelen loswrikken loswringen "
|
|
"loswroeten loszagen loszetten loszingen loszitten loten louteren loven lozen "
|
|
"lubben lubberen luchten luchtgekoeld luchtgekoelde luchtmalen luchtweerstand "
|
|
"luibakken luiden luien luieren luieriken luiken luilakken luimen luisteren "
|
|
"luistervinken luiwammesen luizen lukken lulden lullen lumbecken lummelen "
|
|
"lunchen lunzen lurken lusten lustreren luteïniseren luwen luxen lynchen "
|
|
"lyofiliseren maaibenen maaidorsen maaien maaivoeten maalstenen maandaghouden "
|
|
"maandlenzen maatgevende maathouden maatslaan macadamiseren macereren "
|
|
"machineren machineschrijven machtigen maderiseren maffen magneten "
|
|
"magnetiseren magnitude mailen mainteneren maire maischen majoreren makelen "
|
|
"maken makken malen mallen maltraiteren managen mandateren mandiën manen "
|
|
"manga mangelen manicuren manifesteren manipuleren manken mankeren mankgaan "
|
|
"mannen manoeuvreren maquilleren marathonlopen marathonschaatsen "
|
|
"marathonsteden marbreren marchanderen marcheren marcotteren maren "
|
|
"marginaliseren marineren markeren marketen markten marlen marmelen marmeren "
|
|
"marmersteen maroderen martelen maskeren massacreren massastart masseren "
|
|
"massificeren masten masteren mastergraad mastieken mastikeren mastklimmen "
|
|
"masturberen matbranden matchen matennaaien materiaalkunde materialiseren "
|
|
"mathematiseren matigen matsen matslijpen matten matteren mauwen "
|
|
"maximaliseren maximeren mazelen mazen mazzelen meanderen mechaniseren "
|
|
"mede-produceren medeaanzitten medebeslissen medebrengen mededelen "
|
|
"mededelingenblad mededingen medefinancieren medegaan medeleven medelijden "
|
|
"medenemen medeondertekenen medeplegen medeproduceren mederegeren medeslepen "
|
|
"medestrijden medewerken mediatiseren medicaliseren medicineren mediteren "
|
|
"mediterraan mediëren mee-eten meearbeiden meebabbelen meebeleven "
|
|
"meebeluisteren meebeslissen meebesturen meebetalen meebewegen meebidden "
|
|
"meeblazen meeblowen meebrengen meebrullen meebuigen meechatten "
|
|
"meeconcurreren meedansen meedanst meedeinen meedelen meedenken meedingen "
|
|
"meediscussiëren meedoen meedraaien meedragen meedrijven meedrinken "
|
|
"meefeesten meefietsen meefinancieren meefluiten meegaan meegappen "
|
|
"meegeconcurreerde meegenieten meegeven meegieten meegillen meeglippen "
|
|
"meegluren meegooien meegroeien meehebben meehelpen meeheulen meehobbelen "
|
|
"meehollen meehuilen meehuppelen meejatten meejuichen meekapen meekijken "
|
|
"meeklappen meeklinken meeknikken meeknokken meeknorren meekoersen meekoken "
|
|
"meekomen meekrijgen meekuieren meekunnen meelachen meelappen meeleven "
|
|
"meeleveren meelezen meeliften meelijden meelokken meelopen meeluisteren "
|
|
"meemaken meemarcheren meenemen meeondertekenen meepakken meepikken meepraat "
|
|
"meepraten meeprofiteren meepuzzelen meerbepaald meerderen meeredeneren "
|
|
"meeregeren meereizen meerekenen meerelativeren meerennen meerijden meeritsen "
|
|
"meeroken meerollen meeruiken meervalachtigen meeschilderen meeschreeuwen "
|
|
"meeschrijven meeschuiven meesjouwen meeslaan meeslenteren meeslepen "
|
|
"meesleuren meesmuilen meesmullen meesnaaien meespelen meespreken meesprinten "
|
|
"meespurten meestaken meestappen meestbeloven meestemmen meesteren "
|
|
"meestrijden meesturen meestvoorkomende meesudderen meesupporteren meesurfen "
|
|
"meetekenen meetellen meetillen meetinstrument meetorsen meetrainde "
|
|
"meetrainen meetrekken meetreuren meetrillen meetrommelen meetronen "
|
|
"meetuimelen meevallen meevaren meevechten meeverdedigen meeverdienen "
|
|
"meeveren meeverhuizen meeverven meeverzekerd meeverzekeren meevieren "
|
|
"meevliegen meevluchten meevoelen meevoeren meevoetballen meevolgen meevragen "
|
|
"meewaaien meewandelen meewegen meewerken meewillen meezeggen meezeilen "
|
|
"meezenden meezeulen meezijn meezingen meezitten meezoeken meezoemen "
|
|
"meezuigen meezwemmen meezwepen meeëten meieren mekken mekkeren melas melde "
|
|
"melden melen melken melkzweten membraan memmen memoreren memoriseren "
|
|
"menageren mendelen menen meneren mengelen mengen meniën mennen mensonterend "
|
|
"menstrueren meppen merceriseren meren mergelen merken merkwaardigste "
|
|
"mesalliëren mesten metaalbewerken metaaldraaien metaalspuiten metaboliseren "
|
|
"metalliseren metamorfoseren metastaseren meten methyleren metselen metsen "
|
|
"meubelen meubileren meuken meuren mevrouwen miauwen microfilmen middageten "
|
|
"middagmalen middelen middengewicht middennoorden middenwesten midgetgolfen "
|
|
"midwesten midwinterblazen miepen mieren mierenleeuwen mieteren miezelen "
|
|
"miezeren migreren mijden mijmeren mijnbouwkunde mijnen mijnheren mijten "
|
|
"mijteren mikken milderen militariseren militeren millimeteren mimen mimeren "
|
|
"minachten minderen mindervalide mineermotten mineraliseren mineren "
|
|
"miniaturiseren minimaliseren miniseren minnekozen minnen minoriseren "
|
|
"misachten misbruiken miscalculeren mischelen misdelen misdienen misdoen "
|
|
"misdragen misdrijven misdrukken misduiden misgaan misgelden misgerieven "
|
|
"misgissen misgokken misgooien misgrijpen misgunnen mishagen mishandelen "
|
|
"mishoren miskennen miskijken miskleunen miskomen miskopen miskoppen "
|
|
"miskweken misleiden mislezen misloop mislopen mislukken mismaken "
|
|
"mismeesteren mismikken misnaaien misnoegen misoordelen mispakken mispeuteren "
|
|
"mispikkelen misponsen mispraten misprijzen misraden misramen misrekenen "
|
|
"misrichten misrijden misschatten misschieten misschrijven missen missioneren "
|
|
"missjotten misslaan missnijden misspreken misspringen misstaan misstappen "
|
|
"missteken misstoten mistasten mistekenen mistellen misten mistrappen "
|
|
"mistreden mistrekken mistrouwen misvallen misvaren misvatten misverstaan "
|
|
"misvormen miswerpen miswijzen miszeggen miszeilen miszien miszitten "
|
|
"mitigeren mitrailleren mitsen mixen mobiliseren modderen modderworstelen "
|
|
"modelbouwen modelleren modelstikken modeltekenen modemen moderamen modereren "
|
|
"moderniseren modificeren moduleren moe moede moederen moederszijde moedigen "
|
|
"moeien moerasschildpadden moeren moeten moffelen mogen moireren mokeren "
|
|
"mokkelen mokken molesteren mollen molmen momentgenereren mommelen mommen "
|
|
"mompelen monden monitoren monkelen monken monoftongeren monogrammeren "
|
|
"monoklien monologen monopolieën monopoliseren monopoliën monopolyen "
|
|
"monsteren montaan monte monteren montignaccen mooipraten mooizitten moorden "
|
|
"mopperen moraliseren morrelen morren morsen mortelen mortificeren morzelen "
|
|
"motiveren motorblokken motoren motorfietsen motorfietsmerk motoriseren "
|
|
"motorren motorrijden motorvermogen motregenen motsen motten mouilleren "
|
|
"mouleren mountainbiken mousseren mouten movement moven moveren msn'en muffen "
|
|
"muggenvangen muggenzien muggenziften muiken muilbanden muilkorven muiten "
|
|
"muizen multipliceren multipliëren mummelen mummificeren munten muntteken "
|
|
"muren murmelen murmureren murwen museet musiceren musicologie mutageen "
|
|
"muteren mutileren muurklimmen muurschrijven muurtrekken muziekalbum "
|
|
"muziekcassette muzieken muzieklezen muziekproducent muziekspelen "
|
|
"muziektheorie muzikante myeloïde mystificeren mythiseren mythologiseren "
|
|
"mêleren na-apen na-ebben na-echoen na-echoën na-eggen na-eten na-etsen "
|
|
"naaien naaktdansen naaktlopen naaktzwemmen naaldsteenvliegen naamgeven "
|
|
"naasten naastklauwen naastliggen naastschieten nababbelen nabakken nabauwen "
|
|
"nabeelden nabehandelen nabellen nabenen nabeschouwen nabespreken nabestellen "
|
|
"nabestralen nabetalen nabewerken nabezorgen nabijkomen nablaffen nablijven "
|
|
"nabloeden nabloeien nablussen nabootsen naborduren naborrelen nabouwen "
|
|
"nabraden nabranden nabreien nabrengen nabruisen nabrullen nachecken "
|
|
"nachtbraken nachtpauwogen nachtvliegen nachtzwemmen nacijferen nacontroleren "
|
|
"nacuretteren nadansen nadenken naderen nadichten nadienen nadieselen nadoen "
|
|
"nadonderen nadonkeren nadragen nadraven nadrentelen nadreunen nadribbelen "
|
|
"nadrijven nadrogen nadruipen nadrukken nadruppelen nadruppen nadubben "
|
|
"naduiken nadweilen nafeesten nafietsen nafladderen nafluiten nafoeteren "
|
|
"nagaan nagalmen nagapen nagelbijten nagelen nagellakken nagenieten nageven "
|
|
"nagieren nagieten nagillen nagisten naglijden nagloeien nagluren nagonzen "
|
|
"nagooien nagraveren nahaken nahakkelen nahalen naheffen nahekelen nahijgen "
|
|
"nahinken nahippelen nahollen nahouden nahuppelen naijlen najagen najanken "
|
|
"najoelen najouwen nakaarten nakakelen nakauwen nakeffen naken nakeuvelen "
|
|
"nakijkbladen nakijken nakladden naklappen naklauteren nakletsen naklinken "
|
|
"naklossen nakluiven naknippen nakoeteren nakoken nakomen nakopiëren "
|
|
"nakraaien nakrabbelen nakrassen nakruien nakruipen nakuieren nakuren "
|
|
"nakwelen nalachen nalaten nalekken naleven naleveren nalezen nalichten "
|
|
"nalikken naloeien naloeren nalopen naluiden naluien naluisteren namaaien "
|
|
"namaken namanen namauwen namelken nameten namijmeren naneuriën naneuzen "
|
|
"naogen naoogsten napeinzen napersen napeuren napiepen naplakken napleisteren "
|
|
"napleiten naploegen napluizen naplukken napraten napreken narcotiseren "
|
|
"nareinigen nareizen narekenen narekken narennen narijden narijmen narijpen "
|
|
"naroepen naroeren naroken naromen narommelen narouwen narren nasaleren "
|
|
"naschallen naschaven naschelden nascheppen naschetsen naschieten "
|
|
"naschilderen nascholen naschouwen naschreeuwen naschrijven naschrobben "
|
|
"naschuiven naseinen naslaan naslenteren naslepen nasleuren naslieren "
|
|
"naslijpen nasluipen nasmijten nasnellen nasnijden nasnikken nasnoeien "
|
|
"nasnorren nasnuffelen nasoezen nasonoriseren naspartelen naspatten naspelen "
|
|
"naspellen naspeuren naspoeden naspoelen nasponsen nasponzen nasporen "
|
|
"naspringen nasprokkelen nasputteren nastamelen nastappen nastaren nasteken "
|
|
"nastevenen nastijgen nastomen nastormen nastorten nastreven nastromen "
|
|
"nastrompelen nastuiven nasturen nasukkelen nasynchroniseren natafelen "
|
|
"natanden natekenen natelen natellen natemen natgooien natikken natimmeren "
|
|
"nationale nationaliseren natmaken natmalen natpersen natrachten natrappen "
|
|
"natreden natregenen natrekken natrillen natrippelen natriumchloride "
|
|
"natriumhydroxide natscheren natslijpen natspinnen natspuiten natstralen "
|
|
"natten naturaliseren naturen natuurlijke natuurrecht nauwsluitende navaren "
|
|
"navegen navelen navelstaren naveren navertellen navertonen naverven navieren "
|
|
"navigeren navijlen navlammen navliegen navloeien navloeken navlooien "
|
|
"navluchten navoederen navoelen navolgen navorderen navormen navorsen "
|
|
"navouwen navragen navullen nawaggelen nawandelen nawaren nawarmen nawassen "
|
|
"nawegen nawerken nawerpen nawijzen nawitten nawroeten nawuiven nazaaien "
|
|
"nazakken nazamelen nazeggen nazeilen nazemen nazenden nazetten nazien "
|
|
"nazificeren nazinderen nazingen nazitten nazoeken nazoemen nazwaaien "
|
|
"nazwemmen nazweren nazweven nazwieren ne nederdalen nedervallen nederzetten "
|
|
"neerbiggelen neerblikken neerbliksemen neerbonzen neerbrengen neerbuigen "
|
|
"neerbuitelen neerbukken neerdalen neerdoen neerdompelen neerdonderen "
|
|
"neerdraaien neerdrijven neerdruipen neerdrukken neerduiken neerduwen "
|
|
"neerdwarrelen neerfladderen neerflappen neergaan neergehangen neergieten "
|
|
"neerglijden neergolven neergooien neergooit neergutsen neerhagelen "
|
|
"neerhakken neerhalen neerhangen neerhoeken neerhouden neerhouwen neerhurken "
|
|
"neerjagen neerkappen neerkegelen neerkijken neerkladden neerkletsen "
|
|
"neerkletteren neerklimmen neerklinken neerknallen neerknielen neerknuppelen "
|
|
"neerkogelen neerkomen neerkrabbelen neerkruipen neerkwakken neerlaten "
|
|
"neerleggen neerliggen neerlopen neermaaien neerpennen neerpersen "
|
|
"neerplaatsen neerplakken neerplanten neerplassen neerplenzen neerpletsen "
|
|
"neerploffen neerplompen neerplonzen neerpoten neerregenen neerrijzen "
|
|
"neerrollen neerrukken neersabelen neerschieten neerschijnen neerschrijven "
|
|
"neerschroeven neerschudden neerschuiven neersijpelen neerslaan neersmakken "
|
|
"neersmijten neerspatten neerspreiden neerspringen neerstampen neerstaren "
|
|
"neersteken neerstijgen neerstormen neerstorten neerstoten neerstrekken "
|
|
"neerstrijken neerstromen neerstrooien neerstuiken neerstuiven neertellen "
|
|
"neertikken neertransformeren neertrappen neertrekken neertuimelen neertypen "
|
|
"neervallen neervellen neervlagen neervliegen neervlieten neervlijen "
|
|
"neervloeien neerwaaien neerwarrelen neerwentelen neerwerpen neerzakken "
|
|
"neerzeilen neerzetten neerzien neerzijgen neerzinken neerzitten neerzweven "
|
|
"negende negeren negligeren negociëren negotiëren negroïde neigen nekken "
|
|
"nekschild nemen neppen nestelen netelen netoverschrijden netten "
|
|
"netvleugeligen netwerken neuken neuriën neurotiseren neusbeen neuspeuteren "
|
|
"neutelen neuten neutraliseren neutronen neuzelen neuzen nevelen neven "
|
|
"nierbekken nierstenen niesen niet-baskischspreken niet-begrijpen "
|
|
"niet-coderen niet-dringen niet-elektrificeren niet-erken niet-georiënteerde "
|
|
"niet-krijgen niet-leven niet-lijden niet-nulzijn niet-overlappen "
|
|
"niet-resupineren niet-roken niet-scheiden niet-speelgerechtigde niet-vliegen "
|
|
"niet-weten niet-winterharde nieten nietsdoen nietsnutten nietsvermoedend "
|
|
"nieuwgebouwde nieuwgevormde nieuwjaarwensen nieuwjaren nieuwslezen niezen "
|
|
"nijdassen nijgen nijlpaard nijpen nikken niksen nim nimfen nintendoën nippen "
|
|
"nissen nitreren niveaulezen nivelleren niëlleren noden nodigen noemen nokken "
|
|
"nomen nominaliseren nomineren noodzaken noordelijken noordnoordoosten "
|
|
"noordnoordwesten noordoosteren noordwesteren nopen noppen normaliseren "
|
|
"normeren noteren notificeren notifiëren notte notuleren novellen noveren "
|
|
"noyauteren nuanceren nucleotide nuclide nulde numereren numeroteren nummeren "
|
|
"nutten nuttigen object-georiënteerde objectgeoriënteerd objectgeoriënteerde "
|
|
"objectiveren obligeren oblonga obsederen observeren obstrueren occuperen "
|
|
"octrooieren oculeren odoriseren oefenen offeren officialiseren officiëren "
|
|
"offreren ogen ohaën okroeg oliepeilen olievegen oliën omakkeren omarmen "
|
|
"omassen ombabbelen ombaksen ombazuinen ombeelden ombellen ombenen omberen "
|
|
"ombeuken ombinden ombladeren omblazen omblikken ombliksemen omboeken "
|
|
"omboenen omboeren omboorden ombouwen ombrassen ombreien ombrengen ombuigen "
|
|
"ombuiten omcirkelen omdansen omdelen omdelven omdenken omdichten omdijken "
|
|
"omdobberen omdoen omdolen omdonderen omdopen omdraaien omdragen omdraven "
|
|
"omdrentelen omdriegen omdrijven omdringen omdrinken omdrukken omduikelen "
|
|
"omduwen omdwalen omeggen omenten omfietsen omfladderen omflikkeren "
|
|
"omfloersen omgaan omgenoemd omgeschreven omgespen omgeuren omgeven "
|
|
"omgevingsrecht omgieten omglijden omgluren omgoochelen omgooien omgorden "
|
|
"omgracht omgraengen omgraven omgrenzen omgrijpen omgroeien omhaken omhakken "
|
|
"omhalen omhalzen omhangen omhebben omheen omheinen omhelzen omhinken "
|
|
"omhokken omhoogbeuren omhoogblazen omhoogdragen omhoogdrijven omhoogduwen "
|
|
"omhoogfeesten omhooggaan omhooggooien omhooghalen omhooghangen omhoogheffen "
|
|
"omhooghouden omhoogjagen omhoogkijken omhoogklauteren omhoogkomen "
|
|
"omhoogkruipen omhooglopen omhoogrichten omhoogrijden omhoogrijzen "
|
|
"omhoogschieten omhoogschuiven omhoogslaan omhoogsteken omhoogstijgen "
|
|
"omhoogstuiteren omhoogtillen omhoogtrekken omhoogturen omhoogvallen "
|
|
"omhoogvaren omhoogvliegen omhoogvoeren omhoogwerken omhoogwerpen "
|
|
"omhoogwroeten omhoogzien omhoogzitten omhoren omhouden omhouwen omhuiven "
|
|
"omhullen omitteren omjagen omjanken omkaden omkaderen omkantelen omkanten "
|
|
"omkappen omkapselen omkatten omkegelen omkeilen omkenteren omkeren omkiepen "
|
|
"omkieperen omkijken omkippen omklappen omkleden omklemmen omkleren omkletsen "
|
|
"omkletteren omklinken omkloppen omklungelen omklutsen omkneden omknellen "
|
|
"omknikkeren omknopen omkomen omkopen omkoppen omkrabben omkralen omkransen "
|
|
"omkreukelen omkreuken omkristalliseren omkroezelen omkroezen omkrommen "
|
|
"omkronkelen omkruien omkruipen omkruisen omkrullen omkuieren omkukelen "
|
|
"omkwakken omkwanselen omkwispelen omlaagdrukken omlaagduiken omlaaggaan "
|
|
"omlaagglijden omlaaghalen omlaaghellen omlaaghouden omlaagslaan omladen "
|
|
"omlapperen omlaveren omleggen omleiden omleven omliggen omlijnen omlijsten "
|
|
"omloeren omlopen omluiden omluieren omluisteren omlullen omlummelen ommaken "
|
|
"ommalen ommarcheren ommeten ommetselden ommuren omnaaien omnevelen "
|
|
"omnummeren ompakken ompalen ompantseren ompassen ompissen omplaatsen "
|
|
"omplaggen omplakken omplanten omploegen omploeteren omploffen omplooien "
|
|
"ompolen ompoten omprakkiseren omprangen ompraten omprikken omprogrammeren "
|
|
"omrammeien omranden omranken omrasteren omratelen omreiken omreizen "
|
|
"omrekenen omrennen omrijden omringen omroepen omroeren omrollen omruilen "
|
|
"omrukken omsabelen omschaatsen omschakelen omschansen omscharrelen "
|
|
"omschenken omscheppen omscheren omschieten omschikken omschoffelen omscholen "
|
|
"omschommelen omschoppen omschrijven omschudden omschuiven omschulpen "
|
|
"omschuren omsingelen omsjouwen omslaan omslepen omslingeren omsloffen "
|
|
"omsluieren omsluit omsluiten omsmakken omsmeden omsmelten omsmijten "
|
|
"omsnellen omsnijden omsnoeren omsnuffelen omsollen omspannen omspelden "
|
|
"omspelen omspellen omspinnen omspitten omspoelen omspoken omsporen "
|
|
"omspringen omstaan omstapelen omstappen omstaren omsteken omstellen "
|
|
"omstempelen omstevenen omstikken omstoeien omstomen omstommelen omstormen "
|
|
"omstorten omstoten omstralen omstrengelen omstrijken omstrikken omstromen "
|
|
"omstrooien omstropen omstuiken omstuiven omstulpen omsturen omstuwen "
|
|
"omsuizen omsukkelen omswitchen omtasten omtellen omtijgen omtoeteren "
|
|
"omtollen omtorsen omtoveren omtrappen omtreden omtrekken omtrommelen "
|
|
"omtuimelen omtuinen omturen omturnen omvademen omvallen omvamen omvangen "
|
|
"omvaren omvatten omventen omverblazen omverduwen omvergelopen omvergooien "
|
|
"omverhalen omverkantelen omverkegelen omverliggen omverlopen omverlullen "
|
|
"omverpraten omverrennen omverrijden omverrukken omverschieten omverslaan "
|
|
"omversmakken omverspringen omverstoten omvertrekken omvertuimelen "
|
|
"omvervallen omvervaren omverwaaien omverwerpen omverzeilen omvlagen "
|
|
"omvlaggen omvlechten omvlieden omvliegen omvloeien omvormen omvouwen "
|
|
"omvragen omwaaien omwallen omwalmen omwandelen omwaren omwassen omweiden "
|
|
"omwemelen omwenden omwentelen omwerken omwerpen omwiebelen omwikkelen "
|
|
"omwinden omwippen omwisselen omwoelen omwolken omwrikken omwringen omwroeten "
|
|
"omwurmen omzadelen omzagen omzakken omzeggen omzeilen omzenden omzetten "
|
|
"omzien omzitten omzoeken omzomen omzwaaien omzwachtelen omzwalken omzwalpen "
|
|
"omzwemmen omzwenken omzwermen omzwerven omzweven omzwiepen omzwieren "
|
|
"omzwikken omzwoegen onafgewerkt onafhankelijkheidsbewegingen onafmaken "
|
|
"onaneren onbebouwd onbehaard onbeklemtoonde onbelast onbenoemd onbenoemde "
|
|
"onbeschermde onbeslist onbestraftfen onbetwist onbevestigd onbevredigende "
|
|
"onbevreesd onbewapende onbewerkt onbewezen onbewoond onbezet oncensureren "
|
|
"oncontroleren ondefiniëren onderbaggeren onderbelichten onderbetalen "
|
|
"onderbevrachten onderbieden onderbijten onderbinden onderblijven onderboord "
|
|
"onderbouwen onderbreken onderbrengen onderdeed onderdekken onderdijken "
|
|
"onderdoen onderdoffelen onderdompelen onderdoorspelen onderdrukken "
|
|
"onderduiken onderduwen ondereendoen ondereengooien ondereenklutsen "
|
|
"ondereenroeren ondereensmelten ondereensmijten ondereenwerken ondereenzaaien "
|
|
"ondereggen onderfinancieren ondergaan ondergebruiken ondergieten ondergisten "
|
|
"ondergooien ondergraven onderhagelen onderhakken onderhalen onderhandelen "
|
|
"onderhanden onderheien onderhouden onderhuren onderkelderden onderkennen "
|
|
"onderkliederen onderkoelen onderkomen onderkopen onderkotsen onderkruipen "
|
|
"onderleggen onderlekken onderliggen onderlijnen onderlopen onderluitenant "
|
|
"onderlullen ondermaken ondermengen ondermijnen ondernemen onderontwikkelde "
|
|
"onderplanten onderploegen onderplompen onderpoepen onderpompen "
|
|
"onderpresteren onderregenen onderrekenen onderrichten onderrijden "
|
|
"onderroesten onderroken ondersabelen onderschatten onderscheiden "
|
|
"onderscheppen onderschieten onderschijten onderschikken onderschoffelen "
|
|
"onderschoren onderschragen onderschrijden onderschrijven onderschuiven "
|
|
"ondersneeuwen onderspannen onderspecifiëren onderspitten onderspoelen "
|
|
"onderspuiten onderstaan ondersteken onderstellen ondersteunen onderstoffen "
|
|
"onderstoppen onderstoten onderstrepen onderstromen onderstuiven ondersturen "
|
|
"onderstutten ondertekenen ondertitelen ondertrekken ondertroeven "
|
|
"ondertrouwen ondertunneldlen ondertunnelen onderuitgaan onderuitglijden "
|
|
"onderuithalen onderuithangen onderuitzakken ondervangen onderverdelen "
|
|
"onderverhuren ondervertegenwoordigen ondervinden ondervloeien ondervragen "
|
|
"onderwaarderen onderwerken onderwerpen onderwijzen onderwinden onderwoelen "
|
|
"onderzaaien onderzetten onderzinken onderzoeken ondiepte ondoorlatende "
|
|
"onduleren onechte onfilteren ongeautoriseerd ongebluste ongebroken "
|
|
"ongecensureerd ongecompliceerde ongedateerd ongedeelde ongedifferentieerde "
|
|
"ongedisciplineerd ongedisciplineerde ongefundeerd ongegronde ongehinderde "
|
|
"ongekleurd ongekroonde ongeliefd ongelimiteerde ongelobd ongemengd ongemoeid "
|
|
"ongenegen ongenummerd ongenummerde ongeopende ongeordend ongepaarde "
|
|
"ongeraffineerd ongerelateerde ongeronde ongeslagen ongesteeld ongesteld "
|
|
"ongetrainde ongevlekt ongevleugeld ongewervelden ongezegd onidentificeren "
|
|
"onontdekken onontwikkeld onontwikkelde onopgehelderd onoplettende "
|
|
"onoverdekte onpigmenteren onplaatsen onpubliceren onrelateren onrustbarend "
|
|
"ontaarden ontadelen ontberen ontbieden ontbijten ontbinden ontbladeren "
|
|
"ontbloten ontboeken ontboezemen ontbolsteren ontbossen ontbranden ontbreken "
|
|
"ontcijferen ontdekken ontdoen ontdooien ontduiken onteigenen onterecht "
|
|
"onteren onterven ontfermen ontfronsen ontfutselen ontgaan ontgassen "
|
|
"ontgelden ontgeven ontginnen ontglazen ontglijden ontglippen ontgloeien "
|
|
"ontgoochelen ontgraven ontgrendelen ontgroeien ontgroenen ontgronden "
|
|
"onthaasten onthalen onthalzen ontharden ontharen ontharsen onthechten "
|
|
"ontheffen ontheiligen onthoofden onthullen onthutsen ontinkten ontitelen "
|
|
"ontkalken ontkapen ontkennen ontkerstenen ontketenen ontkiemen ontkleden "
|
|
"ontkleuren ontknopen ontkolen ontkomen ontkoppelen ontkrachten ontkrampen "
|
|
"ontkurken ontladen ontlasten ontlaten ontleden ontlenen ontleren ontlokken "
|
|
"ontlopen ontluchten ontluiken ontluisteren ontluizen ontmaagden "
|
|
"ontmagnetiseren ontmannen ontmantelen ontmaskeren ontmasten ontmengen "
|
|
"ontmenselijken ontmijnen ontmoedigen ontmoeien ontmoeten ontmuggen ontmunten "
|
|
"ontmythologiseren ontnemen ontnuchteren ontpachten ontpakken ontpersen "
|
|
"ontpitten ontploffen ontplooien ontpolderen ontpoppen ontraadselen ontraden "
|
|
"ontrafelen ontratten ontregelen ontrieven ontroeren ontroesten ontrollen "
|
|
"ontromen ontronden ontroven ontruimen ontrukken ontrusten ontschepen "
|
|
"ontschieten ontschoeien ontschorsen ontsieren ontslaan ontslagnemend "
|
|
"ontslagnemende ontslaken ontslapen ontslippen ontsluieren ontsluimeren "
|
|
"ontsluipen ontsluiten ontsmetten ontsnappen ontsnappingssnelheid ontsnavelen "
|
|
"ontspannen ontsparen ontspiegelen ontspinnen ontsporen ontspringen "
|
|
"ontspruiten ontsteken ontstekingsremmen ontstelen ontstellen ontstemmen "
|
|
"ontstichten ontstijgen ontstoppen ontstoren ontstrijden ontstrikken "
|
|
"onttakelen ontteken onttoveren onttrekken onttronen onttuigen ontvallen "
|
|
"ontvaren ontveinzen ontvellen ontvetten ontvlammen ontvlechten ontvlekken "
|
|
"ontvlezen ontvlieden ontvliegen ontvlocht ontvloeien ontvlokken ontvluchten "
|
|
"ontvoeren ontvolken ontvonken ontvoogden ontvouwen ontvreemden ontvriezen "
|
|
"ontwaarden ontwaken ontwapenen ontwaren ontwarren ontwassen ontwateren "
|
|
"ontweien ontweldigen ontwellen ontwennen ontwerpen ontwijden ontwijken "
|
|
"ontwikkelen ontwinden ontwoekeren ontwormen ontworstelen ontwortelen "
|
|
"ontwrichten ontwringen ontzadelen ontzanden ontzegelen ontzeggen ontzeilen "
|
|
"ontzekeren ontzenuwen ontzetten ontzielen ontzien ontzilten ontzinken "
|
|
"ontzinnen ontzouten ontzuilen ontzuren ontzwachtelen ontzwellen onuitgevoerd "
|
|
"onveranderde onverbindend onverdedigd onverdedigde onverklaard "
|
|
"onverschrokken onversierd onvertaald onvertakt onvertakte onverveerd "
|
|
"onverzadigd onverzadigde onverzoend onvolgroeid onvolgroeide onwelkom "
|
|
"onweren onzichtbaarheid oogdruppelen oogklepmotten ooglapmotten oogluikend "
|
|
"oogsten oogverblindend oordelen oorkonden oorlogen oorlogsheld "
|
|
"oorlogsmonumenten oorlogsschade oorlogvoerende oorloven oormerken oorsuizen "
|
|
"oosteren oosterlengte oostnoordoosten opaarden opademen opaderen opakkeren "
|
|
"opbaggeren opbakken opbaliën opbalken opbanken opbaren opbarsten opbedelen "
|
|
"opbellen opbergen opbeuren opbiechten opbieden opbijten opbikken opbillen "
|
|
"opbinden opbitten opblauwen opblazen opbleken opblijven opblikken "
|
|
"opbliksemen opblinken opbloeien opboedelen opboeien opboenen opboeren "
|
|
"opboeten opbokken opboksen opbollen opbomen opbonjouren opboosten opborden "
|
|
"opboren opborrelen opborstelen opbossen opbotsen opbouwen opbrabbelen "
|
|
"opbraden opbranden opbrassen opbreeuwen opbreien opbreken opbrengen "
|
|
"opbriesen opbronzen opbrouwen opbruinen opbruisen opbuigen opbulderen "
|
|
"opbulten opbundelen opcommanderen opdagen opdammen opdampen opdansen "
|
|
"opdeinen opdekken opdelen opdelven opdeppen opdeunen opdichten opdienen "
|
|
"opdiepen opdiggelen opdikken opdingesen opdirken opdissen opdobberen "
|
|
"opdoeken opdoemen opdoen opdoffelen opdoffen opdokken opdomen opdonderen "
|
|
"opdonkeren opdooien opdoppen opdorsen opdouwen opdraaien opdrachtgevende "
|
|
"opdragen opdraven opdreggen opdreunen opdrijven opdrillen opdringen "
|
|
"opdrinken opdrogen opdrommen opdrossen opdrukken opduikelen opduiken "
|
|
"opdunnen opduvelen opduwen opdwarrelen opdweilen opdwingen opeenbotsen "
|
|
"opeenbouten opeendoen opeendrijven opeendringen opeendrukken opeenduwen "
|
|
"opeengooien opeenhokken opeenhopen opeenjagen opeenklappen opeenklemmen "
|
|
"opeenklinken opeenklitten opeenkruien opeenladen opeenlassen opeenleggen "
|
|
"opeenliggen opeennaaien opeenpakken opeenpersen opeenplaatsen opeenplakken "
|
|
"opeenrijden opeenschroeven opeenschuiven opeensluiten opeensmijten "
|
|
"opeenstaan opeenstapelen opeenstoten opeentassen opeenvallen opeenvliegen "
|
|
"opeenvolgen opeenvolgend opeenwaaien opeenwerpen opeenzetten opeenzitten "
|
|
"opeggen opeisen open- openbaren openbarst openbarsten openbersten openbijten "
|
|
"openblazen openblijven openbloeien openbloemen openbreken openbuigen "
|
|
"openbulken opendoen opendraaien opendringen openduwen openen opengaan "
|
|
"opengooien openhakken openhalen openhangen openhouden openingsdoelpunt "
|
|
"openklappen openknagen openknijpen openknikken openknippen openkoken "
|
|
"openkrabben openkraken openlaten openleggen openliggen openlopen openmaken "
|
|
"openpersen openpeuteren openpikken openplooien openprikken openrijten "
|
|
"openritsen openrollen openrukken openschaven openscheuren openschieten "
|
|
"openschoppen openschroeven openschuiven openslaan openslingeren opensluiten "
|
|
"opensmijten opensnijden openspalken openspannen openspatten opensperren "
|
|
"opensplijten opensplitsen openspreiden openspringen openstaan opensteken "
|
|
"openstellen openstomen openstrooien opentarnen openten openteren opentornen "
|
|
"opentrappen opentrekken openvallen openverklaren openvijzen openvliegen "
|
|
"openvouwen openwaaien openwaterzwemmen openwerken openwerpen openwoelen "
|
|
"openwrijven openwringen openzagen openzetten openzwaaien operationaliseren "
|
|
"opereren opeten opfietsen opfladderen opflakkeren opfleren opfleuren "
|
|
"opflikken opflikkeren opflitsen opfokken opfretten opfrissen opfruiten "
|
|
"opgaan opgalmen opgaren opgebruiken opgeien opgeilen opgeraken opgespen "
|
|
"opgeven opgieren opgieten opgijnen opgisten opglanzen opglimmen opgloeien "
|
|
"opgooien opgrabbelen opgraven opgreppen opgriffelen opgrijpen opgroeien "
|
|
"opgroenen ophaasten ophad ophagen ophaken ophakken ophalen ophangen ophappen "
|
|
"opharden opharken ophaspelen ophebben opheffen ophekken ophelderen ophelpen "
|
|
"ophemelen ophengsten opheuen ophielen ophieuwen ophijsen ophikken ophitsen "
|
|
"ophoepelen ophoesten ophogen ophokken ophopen ophoren ophouden ophuiden "
|
|
"ophuppelen ophutselen opiniëren opjagen opjuinen opjutten opkaarden "
|
|
"opkalanderen opkalefateren opkalfateren opkalken opkammen opkanten opkappen "
|
|
"opkarren opkatten opkauwen opkeggen opkeren opkielen opkiemen opkiepen "
|
|
"opkietelen opkijken opkikkeren opkimmen opkippen opkisten opkladden "
|
|
"opklampen opklappen opklaren opklauteren opkleden opkleppen opkleuren "
|
|
"opkleven opklimmen opklinken opklooien opkloppen opklossen opkloven "
|
|
"opkluiven opkluwen opkluwenen opknabbelen opknallen opknappen opknetteren "
|
|
"opknijpen opknippen opknopen opknutselen opkoelen opkoken opkomen opkooien "
|
|
"opkopen opkorten opkoteren opkrabbelen opkrabben opkramen opkrassen "
|
|
"opkrauwen opkrijgen opkrikken opkrimpen opkringelen opkroezen opkrommen "
|
|
"opkronen opkronkelen opkroppen opkruien opkruinen opkruipen opkruisen "
|
|
"opkrullen opkuieren opkuipen opkuisen opkuiven opkweken opkwelmen opkwikken "
|
|
"oplaaien opladen oplakken oplangen oplappen oplassen oplaten oplatten "
|
|
"oplaveren oplazeren oplebberen opleggen opleiden oplengen oplepelen opleppen "
|
|
"oplepperen opleren opletten opleuken opleukeren opleven opleveren oplezen "
|
|
"oplichten oplieren opliggen oplijsten oplikken oploden oploeven oplopen "
|
|
"oplossen opluchten opluien opluiken opluisteren opluxen opmaken opmalen "
|
|
"opmarcheren opmerken opmeten opmetselen opmieteren opmijten opmonteren "
|
|
"opnaaien opnemen opneuken opnoemen opofferen opontbieden oppakken oppakten "
|
|
"oppalmen oppassen oppennen oppeppen opperarmbeen opperen oppersen oppeuzelen "
|
|
"oppiepen oppijpen oppikken oppinnen opplakken opplanten opplassen oppleuren "
|
|
"opploegen opplooien opplussen oppoetsen oppoffen oppoken oppolitoeren "
|
|
"oppompadoeren oppompen opponeren oppoppen opporren oppoten oppotten "
|
|
"opprikken oppronken opproppen oppruimen oppuilen oppuntstellen opputten "
|
|
"oprakelen opraken opramen oprammeien oprammelen opranken oprapen opratelen "
|
|
"opredderen opreiken oprekenen oprekken oprennen oprichte oprichten oprijden "
|
|
"oprijen oprijgen oprijten oprijzen oprispen opritsen oprochelen oproden "
|
|
"oproeien oproepen oproeren oproken oprokken oprokkenen oprollen opromen "
|
|
"oprommelen opronden oproosteren oprotstralen oprotten opruien opruiken "
|
|
"opruimen oprukken opruwen opsalamanderen opschaffen opschaften opschakelen "
|
|
"opschalen opscharrelen opscharren opschaven opschellen opschenken opschepen "
|
|
"opscheppen opscheren opscherpen opscherren opscheuren opschieten opschijnen "
|
|
"opschikken opschilderen opschminken opschoeien opschoffelen opschokken "
|
|
"opschommelen opschonen opschooien opschoppen opschorsen opschort opschorten "
|
|
"opschrabben opschransen opschranzen opschrapen opschreeuwen opschrijven "
|
|
"opschrikken opschrobben opschroeven opschrokken opschudden opschuieren "
|
|
"opschuilen opschuimen opschuiven opschuren opschutten opseizen opsieren "
|
|
"opsjezen opsjorren opsjouwen opslaan opslabberen opslagen opslaggeheugen "
|
|
"opslatten opslechten opslepen opsleuren opslibben opslijken opslijpen "
|
|
"opslijten opslikken opslingeren opslobberen opsloffen opslokken opslorpen "
|
|
"opsloven opsluipen opsluiten opslurpen opsmeden opsmelten opsmeren "
|
|
"opsmergelen opsmijten opsmikkelen opsmoezen opsmukken opsmullen opsnappen "
|
|
"opsnellen opsnijden opsnoeien opsnoepen opsnorren opsnuffelen opsnuiven "
|
|
"opsodemieteren opsoevereinen opsolferen opsommen opsoppen opsouperen "
|
|
"opspalken opspannen opsparen opspatten opspelden opspelen opsperren "
|
|
"opspeuren opspieën opspijkeren opspinnen opspitsen opspitten opsplijten "
|
|
"opsplitsen opsplitten opspoelen opsporen opspreiden opspreken opspringen "
|
|
"opspruiten opspugen opspuiten opspuwen opstaan opstallen opstampen opstangen "
|
|
"opstapelen opstappen opstaren opstarten opsteigeren opsteken opstellen "
|
|
"opstemmen opstijgen opstijven opstikken opstoepen opstoffen opstoken "
|
|
"opstomen opstommelen opstook opstoppen opstormen opstoten opstouwen opstoven "
|
|
"opstrekken opstreven opstrijden opstrijken opstrikken opstromen opstrompelen "
|
|
"opstropen opstroppen opstuiken opstuiten opstuiven opsturen opstutten "
|
|
"opstuwen opsukkelen optafelen optakelen optanden optassen optateren "
|
|
"optekenen optellen opteren optillen optimaliseren optimmeren optippen "
|
|
"optobben optoddiken optoetsen optomen optonen optonnen optooien optoppen "
|
|
"optorenen optornen optransformeren optrappen optreden optrekken optrippelen "
|
|
"optroeven optrommelen optuieren optuigen optulken optutten optyfen optypen "
|
|
"opvallen opvangen opvaren opvat opvatten opvegen opveilen opveren opverven "
|
|
"opvieren opvijlen opvijzelen opvijzen opvissen opvlammen opvlassen "
|
|
"opvlechten opvliegen opvlijen opvlijmen opvloeien opvloeken opvoeden "
|
|
"opvoederen opvoegen opvoeren opvolgen opvorderen opvouwen opvragen opvreten "
|
|
"opvretten opvriezen opvrijen opvrolijken opvullen opwaaien opwaarderen "
|
|
"opwachten opwaken opwakkeren opwandelen opwarmen opwarmronde opwassen "
|
|
"opwegen opwekken opwellen opwelven opwentelen opwerken opwerpen opwervelen "
|
|
"opwiegen opwieken opwiggen opwikkelen opwinden opwippen opwisselen opwissen "
|
|
"opwitten opwoelen opwrijven opwroeten opzadelen opzakken opzamelen opzanden "
|
|
"opzaniken opzeggen opzeilen opzenden opzetten opzichzelfstaande opzieden "
|
|
"opzien opzijgaan opzijleggen opzijschuiven opzijzetten opzingen opzinken "
|
|
"opzit opzitten opzoden opzoeken opzoeten opzolderen opzomeren opzooien "
|
|
"opzouten opzuigen opzuipen opzuiveren opzwaaien opzwabberen opzwalpen "
|
|
"opzwelgen opzwellen opzwemmen opzwengelen opzwepen opzweren opzweven "
|
|
"opzwoegen orakelen oranjegezinde orbitalen ordenen ordeteken ordineren "
|
|
"ordonneren oreren organiseren organiste orgelen oriëntatielopen oriënteren "
|
|
"orkestdirectie orkestreren ornamenteren ornementeren orogenese oscilleren "
|
|
"osteodermen otteren outilleren ouwebetten ouwehoeren ouwetakkenbossen "
|
|
"ouwetutten overacten overbabbelen overbakken overbedelen overbeladen "
|
|
"overbelasten overbelichten overbeschermen overbetalen overbevragen "
|
|
"overbieden overbijten overbikken overbillen overbinden overblazen overbleken "
|
|
"overblijven overbloezen overblowen overbluffen overboeken overboenen "
|
|
"overboeren overborstelen overbossen overbotsen overbottelen overbouwen "
|
|
"overbraden overbranden overbreeuwen overbreien overbrengen overbrieven "
|
|
"overbroeden overbrouwen overbruggen overbruisen overbuigen overbuizen "
|
|
"overbukken overbusselen overcalqueren overcijferen overcompenseren overdagen "
|
|
"overdekken overdelen overdemocratiseren overdenken overdienen overdijken "
|
|
"overdisponeren overdistilleren overdoen overdonderen overdopen overdorsen "
|
|
"overdraaien overdragen overdraven overdrentelen overdribbelen overdrijven "
|
|
"overdrogen overdrukken overdubben overduvelen overduwen overdwalen "
|
|
"overdweilen overeenbrengen overeenkomen overeenstemmen overeesten overeggen "
|
|
"overenten overerven overeten overetsen overfaxen overfietsen overfilteren "
|
|
"overfiltreren overfluisteren overfluiten overfoliën overgaan overgaren "
|
|
"overgeven overgezalfde overgezochte overgieren overgieten overglanzen "
|
|
"overglijden overgloeien overgommen overgooien overgraveren overgrijpen "
|
|
"overgroeien overgronden overgutsen overhaasten overhalen overhandigen "
|
|
"overhangen overhaspelen overhebben overhechten overheersen overhellen "
|
|
"overhevelen overhoopgooien overhoophalen overhoopliggen overhooplopen "
|
|
"overhoopraken overhoopschieten overhoopsmijten overhoopsteken overhoopwerpen "
|
|
"overhoopzetten overhoren overhouden overhouwen overhuiven overhuizen "
|
|
"overijken overijlen overjagen overkaarden overkaatsen overkakelen overkalken "
|
|
"overkalkeren overkammen overkantelen overkappen overkarnen overkauwen "
|
|
"overkegelen overkeuren overkijken overkisten overkladden overklappen "
|
|
"overklassen overklauteren overkleden overkleuren overklikken overklimmen "
|
|
"overklinken overkluizen overknabbelen overknagen overknikken overknippen "
|
|
"overknopen overkoepelen overkoken overkomen overkopen overkoppen "
|
|
"overkrabbelen overkragen overkrijgen overkroppen overkruien overkruipen "
|
|
"overkruisen overkuieren overkuipen overkwalificeren overkweken overladen "
|
|
"overlakken overlangen overlappen overlasten overlaten overledene overleggen "
|
|
"overleiden overleren overleunen overleven overleverden overleveren overlezen "
|
|
"overlichten overliggen overlijden overlijmen overlippen overloden overlokken "
|
|
"overlommeren overlopen overluiden overluien overmaken overmalen overmangelen "
|
|
"overmannen overmarcheren overmatten overmazen overmeesteren overmelken "
|
|
"overmeniën overmerken overmeten overmetselen overmijten overmogen overmollen "
|
|
"overmonsteren overmorgen overmunten overnaaien overnachten overneigen "
|
|
"overnemen overneuriën overnieuw overnummeren overoliën overpakken overpassen "
|
|
"overpeinzen overpekken overpennen overpielen overpikken overplaatsen "
|
|
"overplakken overplamuren overplanten overpleisteren overpletten overploegen "
|
|
"overplooien overpoederen overpoeieren overpoetsen overpolijsten overpompen "
|
|
"overpoten overpotten overpraten overprijzen overprikkelen overranken "
|
|
"overreageren overredderen overreden overreiken overreizen overrekenen "
|
|
"overrekken overrennen overrijden overroeien overroepen overroeren overrollen "
|
|
"overrompelen overroten overrulen oversauzen overschaduwen overschakelen "
|
|
"overschaken overschatten overschaven overschenken overschepen overscheppen "
|
|
"overscheren overschetsen overscheuren overschieten overschilderen "
|
|
"overschitteren overschoffelen overschoppen overschouwen overschreeuwen "
|
|
"overschrijden overschrijven overschrikkelen overschrobben overschudden "
|
|
"overschuieren overschuimen overschuiven overschuren overseinen oversjouwen "
|
|
"overslaan overslapen overslenteren overslepen oversleuren overslijpen "
|
|
"overslingeren oversluiken oversluipen oversluiten oversmeden oversmelten "
|
|
"oversmeren oversmijten oversmokkelen oversnappen oversnellen oversnijden "
|
|
"oversnoeien oversolderen oversorteren overspalken overspannen oversparen "
|
|
"overspatten overspelen overspellen overspijkeren overspinnen overspitten "
|
|
"overspoeden overspoelen oversporen overspreken overspringen overspruiten "
|
|
"overspuiten overstaan overstaken overstallen overstampen overstapelen "
|
|
"overstappen oversteken overstelpen overstemmen overstempelen overstijgen "
|
|
"overstijven overstimuleren overstomen overstoppen overstorten overstoten "
|
|
"overstralen overstressen overstrijken overstromen overstrompelen overstuiven "
|
|
"oversturen oversukkelen overswitchen overtappen overtekenen overtelefoneren "
|
|
"overtelegraferen overtellen overteren overteuten overtijden overtijgen "
|
|
"overtikken overtillen overtimmeren overtonnen overtoveren overtrainen "
|
|
"overtrappen overtreden overtreffen overtrekken overtrippelen overtroeven "
|
|
"overtrouwen overtuigen overtypen overvaren overvegen overveilen "
|
|
"oververhitten oververmoeid oververnissen oververtellen oververven "
|
|
"oververzadigde overvijlen overvlechten overvleugelen overvlieden overvliegen "
|
|
"overvlieten overvloeien overvlogen overvluchten overvoeden overvoegen "
|
|
"overvoeren overvormen overvouwen overvragen overvreten overwaaien "
|
|
"overwaarderen overwaggelen overwalken overwalsen overwandelen overwannen "
|
|
"overwarmen overwasemen overwassen overwegen overweldigen overwellen "
|
|
"overwelven overwenden overwerken overwerpen overwieden overwijzen overwinden "
|
|
"overwinnen overwinteren overwippen overwitten overwoekeren overwrijven "
|
|
"overwringen overzaaien overzakken overzalven overzeggen overzeilen "
|
|
"overzenden overzetten overzieden overzien overziften overzingen overzitten "
|
|
"overzoeken overzolderen overzomen overzouten overzwemmen overzweven "
|
|
"overzwikken ovuleren oxide oxiden oxideren ozoniseren paaien paalzitten "
|
|
"paardjerijden paardrijden paardspringen paardvoltigeren paarrijden "
|
|
"pachtbreken pachten pacificeren pacifiëren paddelen paffen pagaaien "
|
|
"pagineren pakken palataliseren palaveren palen paleren paletten palettiseren "
|
|
"palingen palingsteken palingtrekken palingzeilen palissaderen pallepoten "
|
|
"palmen palmsteken palmwijden palperen palpiteren panacheren panchayat panden "
|
|
"pandoeren pandverbeuren panellid paneren panikeren panlikken pannenlap "
|
|
"pannenlikken pantserdoorboren pantseren pantserzakspinnen papegaaien "
|
|
"papegaaischieten papeten papieren pappen parachuteren parachutespringen "
|
|
"parachutevouwen paraderen paraferen paraffineren parafraseren paragraferen "
|
|
"paraisseren paralyseren paranoïde parapenten parasailen parasiteren "
|
|
"paraspringen pardonneren parelduiken parelen parelmotten parelvissen paren "
|
|
"pareren parfumeren parkeergelegenheid parkeren parket parketteren parkmoord "
|
|
"parlementen parlementeren parlesanten parlevinken parodiëren parte parten "
|
|
"participeren partijkiezen partijtrekken partituurlezen partneren pasporteren "
|
|
"passagieren passanten passen passeren passioneren passlijpen "
|
|
"pastelschilderen pasteuriseren patelen patenteren paternosteren patiencen "
|
|
"patineren patriot patroneren patroniseren patrouilleren patsen pauken "
|
|
"pauzeren pavoiseren pedaalmotten pedaleren peddelen pedicuren peezen pegelen "
|
|
"peigeren peilen peinzen peizen pekelen pekken pelen pelgrimeren pellen "
|
|
"pelletiseren penaliseren pendelen penetreren pennen penselen pensioensparen "
|
|
"pensioneren penteren penzen peperen peppen peptide percipiëren percoleren "
|
|
"percuteren peren perfectioneren perforeren performen periodiseren "
|
|
"perkamenteren perken permanenten permitteren peroreren perpendiculariseren "
|
|
"perpetueren persecuteren persen persevereren persifleren persisteren "
|
|
"perslucht personaliseren personifiëren perspectieftekenen perspireren "
|
|
"persuaderen persvergulden perudoén perverteren pesten petilleren "
|
|
"petitioneren petrificeren petrifiëren petsen peulen peuren peuteren peuzelen "
|
|
"pezen pezeweven pf photoshoppen pianiste pianospelen pianostemmen picknicken "
|
|
"piefpaffen pieken piekeren pielen piemelen piepen piercen piereken pieren "
|
|
"pierewaaien piesen pieteren pifpaffen pigmenten pigmenteren pijlstaarten "
|
|
"pijnen pijnigen pijpen pijpendraaien pijproken pikdorsen pikeren piketten "
|
|
"piketteren pikkelen pikken pileren pillen pillendraaien pimpelen pinceren "
|
|
"pingelen pingen pingpongen pinkelen pinken pinkeren pinkogen pinnen "
|
|
"pionieren pipetteren pirouetteren pissen pistonneren pistoolschieten pitsen "
|
|
"pitten pivoteren plaasteren plaatsen plaatsgrijpen plaatshebben plaatsmaken "
|
|
"plaatsnaambord plaatsnemen plaatsnijden plaatsvervangen plaatsvinden "
|
|
"plaatsvormen placeren plafonneren plagen plaggen plagiëren plakken plamen "
|
|
"plamuren planen planeren planetoïde planimetreren plankschaatsen plankzeilen "
|
|
"plannen plannenmaken planten plantendelen plantenetend plantenetende "
|
|
"planteren plasmasnijden plasregenen plassen plastieken plastificeren "
|
|
"platbellen platbombarderen platbranden platdrukken platduwen plate "
|
|
"plateeldraaien plateren platgaan platgooien platineren platkloppen "
|
|
"platleggen platliggen platlopen platmaken platpersen platscheren "
|
|
"platschieten platslaan platspuiten platstoten platstrijken platten platteren "
|
|
"plattrappen plattreden platvallen platvoeten platwalsen plaveien playbacken "
|
|
"playstationen plebisciteren plegen pleisteren pleiten plekken plempen "
|
|
"plengen plensregenen plenteren plenzen pletsen pletten pletteren pleuren "
|
|
"pleurocoelen plezieren plisseren ploegen ploegtrekken ploeteren ploffen "
|
|
"plomberen plompen plonzen plooien ploppen ploten plotten pluggen pluimen "
|
|
"pluimstrijken pluizen plukharen plukken plunderen plundertochten plussen "
|
|
"pochen pocheren pocketboeken poedelen poederen poeieren poekelen poelen poen "
|
|
"poepen poeren poesten poetsen poffen pogen pogoën pointeren pointilleren "
|
|
"poken pokeren pokertoernooien pokken polariseren polderen polemiseren polen "
|
|
"poleren polieren polijsten politiseren politoeren pollueren poloën polsen "
|
|
"polsstokhoogspringen polsstokspringen polsstokverspringen polsvoelen "
|
|
"polychromeren polymeriseren pommaderen pompen ponden poneren ponsen "
|
|
"pontificeren ponyrijden pooien pooieren poolen poolstokhoogspringen "
|
|
"poortsluiten pootjebaden popcornen popelen poppen populariseren porren "
|
|
"porseleinrijden portelen porten porteren portretteren poseren positioneren "
|
|
"postcodeoriënteren postdateren posten posteren postgraven postuleren "
|
|
"postvatten postzegelverzamelen potelen poten potenrammen potloden potten "
|
|
"pottenbakken potverteren pousseren powiat pozen poëtiseren praaien prachen "
|
|
"prachtlievende prachtmotten prachtvinken prakken prakkiseren praktiseren "
|
|
"pralen pramen prangen praten pratikeren pratten preadviseren precederen "
|
|
"precipiteren preciseren preconiseren prederen predestineren prediceren "
|
|
"prediken predisponeren predomineren preeklezen prefabriceren prefereren "
|
|
"prefigeren prefigureren prejudiciëren preken preluderen premediceren "
|
|
"premediteren prenten prenumereren preoccuperen prepareren prescriberen "
|
|
"presenteren preseren preserveren presideren pressen presseren presteren "
|
|
"presumeren pretendent pretenderen pretexteren preutelen prevaleren prevelen "
|
|
"preveniëren priegelen priemen prijken prijsbevorderen prijsgeven prijsrijden "
|
|
"prijsschieten prijzen prikkelen prikken primeren principaat prinsgezinde "
|
|
"printen privaatdocent privatiseren privilegiëren privégesprekken privélessen "
|
|
"proberen problematiseren procederen proclameren procreëren procureren "
|
|
"producen produceren proefboren proefbranden proefdraaien proefheien "
|
|
"proeflezen proefpreken proefrijden proefschieten proefschriftlayouten "
|
|
"proefstomen proeftrekken proefvaren proefzwemmen proest proesten proeven "
|
|
"profaan profaneren professen professionaliseren profeteren profielslijpen "
|
|
"profileren profiteren profloopbaan programmeertalen programmeren projecteren "
|
|
"projectietekenen proletariseren prolongeren promoten promoveren pronken "
|
|
"pronostikeren pronunziare proost proosten propaganderen propageren "
|
|
"proponeren proportioneren proppen proselietenmaken prospecteren prospekken "
|
|
"prospereren prossen prosterneren prostitueren protegeren protesteren "
|
|
"protocolleren protonen protoneren protsen protten prouveren proveniëren "
|
|
"provianderen provisioneren provoceren pruikslaan pruilen pruimen prullen "
|
|
"prutsen pruttelen prutten psalmen psalmeren psalmodiëren psalmzingen "
|
|
"pseudo-lezen psychologiseren pterygoïde puberen publiceren publiciste "
|
|
"publiciteitzoeken puddelen puffen puilen puimen puinruimen pulken pulsen "
|
|
"pulseren pulveren pulveriseren puncteren punniken punten puntenakkoord "
|
|
"puntendiëten puntengerechtigd punteren puntlassen puren pureren purgeren "
|
|
"purificeren purifiëren purperen pushen pussen putsen putt putten puzzelen "
|
|
"pyromaan quadrilleren quadrupleren quarken queruleren quizzen quoten "
|
|
"quoteren quotiseren raadgeven raadplegen raaien raaklopen raakslaan "
|
|
"raaskallen rabatten rabatteren rabbelen raccorderen racefietsen racemotoren "
|
|
"racen raceronde raceweekend rachelen racletten radbraken raden raderen "
|
|
"radicaliseren radio-dj radiograferen radiomaken rafelen raffelen raffineren "
|
|
"raften ragen raggen railleren raisonneren rakelen raken raketten rakken "
|
|
"rakkeren ramen rammeien rammelen rammen rampdenken rampetampen rampokken "
|
|
"ramsjen randen randomiseren rangeren rangschikken ranken ranselen ransen "
|
|
"rantsoeneren rapen rappelleren rappen rapporteren raseren raspen rasteren "
|
|
"ratelbanden ratelen rateren ratificeren ratineren rationaliseren ratsen "
|
|
"ratten rauzen ravenbeksbeen ravitailleren ravotten razen razeren reactiveren "
|
|
"reaffecteren reageren realiseren reanimeren reassureren rebbelen rebelleren "
|
|
"rebooten rebounden recapituleren reccen recenseren recepteren rechercheren "
|
|
"rechtbouwen rechtbreien rechtbuigen rechtdoorgaan rechtduwen rechten "
|
|
"rechteren rechterschouderblad rechthouden rechtigen rechtkloppen rechtkomen "
|
|
"rechtmaken rechtopgaan rechtopstaand rechtopstaande rechtsdraaiende "
|
|
"rechtsgeleerdheid rechtslaan rechtspreken rechtspringen rechtstaan "
|
|
"rechtstrekken rechtswetenschappen rechttrekken rechtuitgaan rechtuitkijken "
|
|
"rechtuitlopen rechtuitrijden rechtvaardigen rechtzetten rechtzitten "
|
|
"recidiveren recipiëren reciproceren recirculeren reciteren reclameren "
|
|
"reclasseren recombineren recommanderen reconciliëren reconstrueren "
|
|
"recordkampioen recreëren recruteren rectificeren recupereren recuseren "
|
|
"recyclen recycleren redden redderen reddingszwemmen reddingzwemmen "
|
|
"redekavelen redeneren redetwisten redevoeren redigeren redoubleren "
|
|
"redresseren reduceren redundant redupliceren reeuwen refereren reflecteren "
|
|
"reformen reformeren refuseren refuteren regaleren regard regarderen regelen "
|
|
"regenen regenereren regenwulpen regeren regering- regeringsgezind "
|
|
"regeringsgezinde reggen regionaliseren regisseren registeren registermaken "
|
|
"registreren reglementeren regroeperen regulariseren reguleren rehabiliteren "
|
|
"reidansen reien reiken reikhalzen reilen reinigen reizen rekenen "
|
|
"rekeningrijden rekestreren rekken rekristalliseren rekruteren rekwestreren "
|
|
"rekwireren relanceren relateren relativeren relaxen relaxeren relaxt "
|
|
"relayeren releasen relegeren releveren rellen relschoppen remarqueren "
|
|
"remasteren rembourseren remediëren remigreren remilitariseren remitteren "
|
|
"remixen remixte remmen remodelleren remonstreren remonteren removeren "
|
|
"remplaceren remunereren renderen rendierjagen renen reneweren renforceren "
|
|
"rennen renonceren renoveren rentabiliseren renten rentenieren renumereren "
|
|
"renunciëren renvooieren reorganiseren reoriënteren repareren repasseren "
|
|
"repatriëren repelen repen repertoriëren repeteren repliceren repousseren "
|
|
"reppen represaille representeren reprimeren reproberen reproduceren "
|
|
"reprograferen repudiëren rescontreren rescriberen researchen reseceren "
|
|
"reserveren resetten resident resideren resigneren resineren resisteren "
|
|
"resocialiseren resolveren resoneren resorberen resorteerde respecteren "
|
|
"respectievelijk respireren responderen responsabiliseren ressorteren "
|
|
"restaureren resten resteren restitueren restorneren restringeren restylen "
|
|
"resulteren resumeren resupineren retarderen retireren retoucheren "
|
|
"retourneren retracteren retribueren retrograderen reutelen reuzelen "
|
|
"reuzenslangen revaccineren revalideren revaloriseren revalueren revancheren "
|
|
"revelen reveleren reven revideren revieren reviewen revindiceren reviseren "
|
|
"revitaliseren revoceren revolteren revolutioneren reëngageren reïncarneren "
|
|
"reïntegreren reïnterpreteren reünieconcert reüsseren ribbelen ribben richten "
|
|
"ricocheren ridderen ridderorden ridiculiseren riedelen rieken riemen "
|
|
"rietdekken riffelen rigide rijcomfort rijden rijen rijgen rijken "
|
|
"rijksbeschermd rijksmonument rijksmonumenten rijkversierde rijmelen rijmen "
|
|
"rijpaard rijpen rijsttafelen rijten rijven rijwielen rijzelen rijzen "
|
|
"rikkekikken rikken rikketikken rikkikken riksmuseet rillen rimmen rimpelen "
|
|
"ringelen ringeloren ringen ringrijden ringsteken ringvangen rinkelen "
|
|
"rinkelrooien rinkinken rioleren riposteren rippen risaleren risken riskeren "
|
|
"rispen rissen risten ristorneren rite ritmeren ritselen ritsen ritten "
|
|
"ritualiseren rivaliseren riviergeleiden road robbedoezen robberen robineren "
|
|
"robotiseren rochelen rocken roddelen rodelen roden rodeorijden roderen "
|
|
"rodineren roedelopen roeien roeiepoetsen roekoeken roekoeën roemen roepen "
|
|
"roerbakken roeren roesten roestvast roeten roethanen roetsjen roezemoezen "
|
|
"roezen roffelen rojemen rokeren rokken rokkenen rollebollen rollen rolleren "
|
|
"rolrijden rolschaatsen rolstoelracen roman romaniseren romantiseren romen "
|
|
"rommelen rondbabbelen rondbanjeren rondbazuinen rondbellen rondbenen "
|
|
"rondbezorgen rondbieden rondblikken rondbreien rondbrengen rondbrieven "
|
|
"rondcirculeren rondcirkelen rondcolporteren rondcrossen ronddaggeren "
|
|
"ronddalven ronddansen ronddarren ronddartelen ronddelen ronddienen "
|
|
"ronddobberen ronddolen ronddollen ronddraaien ronddragen ronddraven "
|
|
"ronddrentelen ronddrijven ronddwalen ronddwarrelen ronddweilen ronden "
|
|
"ronderecord rondexerceren rondfeesten rondfietsen rondfladderen rondfleren "
|
|
"rondgaan rondgapen rondgepompt rondgeven rondgluren rondgonzen rondgooien "
|
|
"rondgraaien rondgrabbelen rondgrijpen rondgroeien rondgroeten rondhakken "
|
|
"rondhalen rondhangen rondhollen rondhoppen rondhoren rondhossen rondhotsen "
|
|
"rondhuppelen rondhupsen rondjagen rondjoelen rondkijken rondkletsen "
|
|
"rondkloppen rondkoersen rondkomen rondkraaien rondkrielen rondkrioelen "
|
|
"rondkruien rondkruipen rondkruisen rondkuieren rondleggen rondleiden "
|
|
"rondleuren rondleuteren rondloeren rondlopen rondluieren rondluisteren "
|
|
"rondlummelen rondmailen rondmaken rondmarcheren rondneuken rondneuzen "
|
|
"rondpassen rondplassen rondploeteren rondplonsen rondpompen rondpraten "
|
|
"rondpresenteren rondprutsen rondrazen rondreiken rondreizen rondrennen "
|
|
"rondrijden rondroeien rondroepen rondrommelen rondschallen rondscharrelen "
|
|
"rondschenken rondscheppen rondschermen rondscheuren rondschieten "
|
|
"rondschommelen rondschouwen rondschreeuwen rondschrijven rondseinen "
|
|
"rondsjouwen rondslaan rondslenteren rondslepen rondsletten rondsleuren "
|
|
"rondslieren rondslijpen rondslingeren rondsloffen rondsluipen rondsmijten "
|
|
"rondsnellen rondsnijden rondsnorren rondsnuffelen rondspartelen rondspatten "
|
|
"rondspelen rondspeuren rondspieden rondspoken rondspringen rondspuiten "
|
|
"rondstaan rondstappen rondstaren rondsteppen rondstralen rondstrijken "
|
|
"rondstrompelen rondstrooien rondstruinen rondstuiven rondsturen rondsuizen "
|
|
"rondsukkelen rondsurfen rondtasten rondtekenen rondtellen rondteuten "
|
|
"rondtjollen rondtoeren rondtollen rondtrekken rondtrippelen rondtrippen "
|
|
"rondtrompetten rondtsjollen rondtuinen rondturen rondvaren rondventen "
|
|
"rondvertellen rondvliegen rondvragen rondwaden rondwalsen rondwandelen "
|
|
"rondwaren rondwarrelen rondweiden rondwemelen rondwentelen rondwervelen "
|
|
"rondwoelen rondwurmen rondzaaien rondzeggen rondzeilen rondzenden rondzetten "
|
|
"rondzeulen rondzien rondzingen rondzoeken rondzwaaien rondzwalken "
|
|
"rondzwemmen rondzwermen rondzwerven rondzwiepen rondzwieren ronken ronselen "
|
|
"roodgekleurde roofdieren rooien roosjessnijden roosten roosteren roppen "
|
|
"roskammen rossen rotantrekken roten roteren rotseiland rotsen rotsklimmen "
|
|
"rotsteen rotten rotuleren rotverwen rotzooien rouleren routeren rouwdouwen "
|
|
"rouwen rouwklagen roven roveren royale royeren rozen rubriceren ruften "
|
|
"rugbyen ruggensteunen rugschild rugsteunen rugvliegen rugwind rugzakken "
|
|
"rugzwemmen ruien ruiken ruilebuiten ruilen ruimen ruimtevullen ruimtezien "
|
|
"ruisen ruiten ruitentikken ruiven ruizelen rukken rumineren rummikuppen "
|
|
"rumoeren runnen russificeren rusten rustgeven rustgevende ruttelen ruwaard "
|
|
"ruwen ruwslijpen ruwstoken ruziemaken ruziën ruïneren röntgenen "
|
|
"s-gravenzande s-gravesande s-gravesluiten sabbelen sabberen sabeldansen "
|
|
"sabelen sabelsprinkhanen saboteren sacreren sacrificeren sacrifiëren "
|
|
"sagokloppen sagowassen sakkeren salamanderen salariëren salderen salsadansen "
|
|
"salueren samenballen samenbinden samenblazen samenblijven samenbouwen "
|
|
"samenbrengen samenbuigen samenbundelen samendoen samendraaien samendragen "
|
|
"samendrijven samendringen samendrommen samendrukken samenduwen samenflansen "
|
|
"samengaan samengieten samengroeien samenhalen samenhangen samenhechten "
|
|
"samenhokken samenhopen samenhoren samenhouden samenhuizen samenketenen "
|
|
"samenkitten samenklappen samenklemmen samenkleven samenklieken samenklinken "
|
|
"samenklitten samenklonteren samenknijpen samenknopen samenkoeken samenkomen "
|
|
"samenkooien samenkoppelen samenkrimpen samenkruipen samenlappen samenleggen "
|
|
"samenleven samenlezen samenlijmen samenlopen samenmengen samennaaien "
|
|
"samenpakken samenpersen samenplakken samenproppen samenrapen samenroepen "
|
|
"samenroeren samenrollen samenrotten samenrukken samenscharrelen "
|
|
"samenschikken samenscholen samenschrapen samenschroeven samenslaan "
|
|
"samensmeden samensmelten samensnoeren samenspannen samenspelden samenspelen "
|
|
"samenspreken samenstelen samenstellen samenstemmen samenstromen samentellen "
|
|
"samentreffen samentrekken samentroepen samenvallen samenvatten samenvlechten "
|
|
"samenvlieten samenvloeien samenvoegen samenvouwen samenwerken samenweven "
|
|
"samenwinden samenwonen samenwringen samenzetten samenzijn samenzitten "
|
|
"samenzoeken samenzweren sammelen samplede samplen samtgemeinde sanctificeren "
|
|
"sanctifiëren sanctioneren saneren sanforiseren saoediseren sappelen sapperen "
|
|
"sarren sassen satineren satureren sauropode sauropoden sausen sauteren "
|
|
"sauveren sauzen saven savoureren scalperen scanderen scannen scenarissen "
|
|
"schaakkampioen schaakspelen schaarden schaatsen schaatsenlopen "
|
|
"schaatsenrijden schachtdelven schadeloosstellen schaden schadeveroorzaken "
|
|
"schaduwboksen schaduwen schaffen schaften schakelen schaken schakeren "
|
|
"schalen schallen schalmen schamen schampen schamperen schandaliseren "
|
|
"schandmerken schandvlekken schansen schansspringen schapenteelt scharen "
|
|
"scharnieren scharrelbenen scharrelen scharren schateren schaterlachen "
|
|
"schatgraven schatten schavelen schaven schaverdijnen schavielen "
|
|
"schedellichten schedulen scheefbuigen scheefdrukken scheefduwen "
|
|
"scheefgroeien scheefhouden scheeflopen scheefslaan scheefstaan scheeftrekken "
|
|
"scheefzakken scheelkijken scheelogen scheelzien scheenplaatschildpadden "
|
|
"scheepgaan scheepsgeschut scheepsruimte scheiden scheidsrechteren schelden "
|
|
"schelen schellen schematiseren schemeren schenden schenken schennen schepen "
|
|
"scheppen scheren schermen schermutselen scherpen scherpstellen scherren "
|
|
"schertsen scherven schetsen schetteren scheuken scheuren scheuvellopen "
|
|
"schiemannen schieten schiften schijfschieten schijnboktorren schijnen "
|
|
"schijten schijven schikken schilderen schilferen schillen schimmelen "
|
|
"schimpen schipperen schitteren schmieren schminken schnabbelen schobben "
|
|
"schoeien schoenlappen schoenmaken schoenpoetsen schoepen schoffelen "
|
|
"schofferen schoften schokken schokschouderen scholingsgraad scholpen "
|
|
"schommelen schonen schooien schooieren schoolblijven schoolgaan schoolhouden "
|
|
"schoolliggen schoollopen schoolmeesteren schoolrijden schoolsparen "
|
|
"schoolverlaten schoolzwemmen schoonbijten schoonblazen schoonboenen "
|
|
"schoonborstelen schoonbranden schoonhakken schoonhouden schoonkrabben "
|
|
"schoonlikken schoonmaken schoonpoetsen schoonpraten schoonrijden "
|
|
"schoonschaven schoonschrijven schoonsnijden schoonspoelen schoonspringen "
|
|
"schoonspuiten schoonstralen schoonvegen schoonwaaien schoonwassen "
|
|
"schoonwrijven schoonzwemmen schoorsteenvegen schootgaan schoppen schoren "
|
|
"schorpioenvisachtigen schorren schorsen schorten schotelen schotelwassen "
|
|
"schouderblad schouderen schouderophalend schout-bij-nacht schouwen schrabben "
|
|
"schrafelen schrafferen schragen schralen schrammen schrankelen schranken "
|
|
"schransen schranzen schrapen schrappen schreeuwen schreien schrijbenen "
|
|
"schrijden schrijnen schrijven schrikkelen schrikken schrobben schroden "
|
|
"schroefveren schroeien schroeven schromen schrompelen schrooien schroten "
|
|
"schubben schuddebollen schuddebuiken schuddekoppen schudden schuieren "
|
|
"schuifelen schuilen schuilgaan schuilhouden schuimbekken schuimcicaden "
|
|
"schuimen schuinaflopen schuindrukken schuinen schuinogen schuinoplopen "
|
|
"schuitjevaren schuiven schulpen schulte schuren schurken schutbladen "
|
|
"schutjassen schutten schutteren schuwen scontreren scoren scout scouten "
|
|
"scrabbelen scratchen screenen scrollen scrubben scubaduiken sealen "
|
|
"seconderen secreteren sectiehoofd seculariseren sederen sedimenteren "
|
|
"segmenteren segregeren seinen seizen seizoenseinde seksen seksualiseren "
|
|
"sekwestreren selecteren semi-verontschuldigen sennenhond sensibiliseren "
|
|
"separeren seponeren seppuku sept septiemakkoord serreren serven serveren "
|
|
"set-uppen settelen sextant sferoïde shaken shamponeren shampooën sharen "
|
|
"sheten shield shieten shimmiën shirt shit shocken shockeren shoppen shotten "
|
|
"showen shunten sidderen siepelen siepen sieperen sieren sightseeën "
|
|
"signaleren signeren sijfelen sijpelen sijt sikkelmotten sikkeneuren sikkeren "
|
|
"silen silhouetteren siliciumdioxide simmen simpen simplificeren simuleren "
|
|
"singelen sinteren sissen situeren sjabloneren sjachelen sjacheren sjansen "
|
|
"sjappen sjezen sjieken sjilpen sjirpen sjoelbakken sjoelen sjoemelen sjokken "
|
|
"sjorren sjotten sjouwen sjouwenan skateboarden skaten skeeleren "
|
|
"skeetschieten skeleton skeletteren skelteren skiffen skilopen skinken "
|
|
"skioord skippen skischansspringen skispringen skivliegen skiën skûtsjesilen "
|
|
"slaan slaapwandelen slaapzakken slabakken slabben slabberen slachten "
|
|
"slachtofferen slagen slagersknecht slaggemiddelde slagregenen slaken slakken "
|
|
"slalommen slampampen slangenhalsschildpadden slangetjesrijden slanken slapen "
|
|
"slappen slatten slaven slechten slechthorend slechtpraten sleden "
|
|
"sleepvliegen sleepvoeten sleeën slempen slenteren sletten sleuren sleutelen "
|
|
"slibben slibberen slichten slidderen slieren slierten slijken slijmen "
|
|
"slijpen slijten slikken slimmerd slingeren slinken slippen slissen slobberen "
|
|
"slodderen sloffen slokken slonzen slooien slootjespringen slorpen slott "
|
|
"slotvoogd sloven slowen sluieren sluiken sluikstorten sluimeren sluipen "
|
|
"sluiten sluizen slungelen slurpen smachten smaden smaken smakken smalen "
|
|
"smallen smalvleugelmotten smarten smashen smeden smeken smelt smelten smeren "
|
|
"smergelen smetten smeulen smiespelen smijdigen smijten smikkelen smilen "
|
|
"smodderen smoelentrekken smoezelen smoezen smoken smokkelen smokken smoren "
|
|
"smossen smotsen smousen smousjassen smouten smouzen sms'en smukken smullen "
|
|
"smulpapen smurfen snaaien snacken snakken snappen snateren snauwen "
|
|
"snavelbranden sneaken snebbelen snebberen sneeuwbaldenken sneeuwballen "
|
|
"sneeuwen sneeuwmotten sneeuwruimen sneeuwsurfen sneeuwwitte sneevergulden "
|
|
"sneldrogen snelfietsen snelgroeien snelheidsbepalende snelheidsrecord "
|
|
"snelkoken snelkookrijst snellen snellezen snelroeien snelschaatsen "
|
|
"snelschaken snelschrijven snelstgroeien snelstromen sneltekenen sneltreinen "
|
|
"snelwandelen snelzwemmen snepen sneren snerken snerpen sneukelen sneuvelen "
|
|
"sneven snezen snibben sniffen snijbranden snijden snikken snipperen snoeien "
|
|
"snoeken snoepen snoeren snoeven snokken snollen snookeren snorkelen snorken "
|
|
"snorren snotteren snowboarden snowscooteren snuffelen snuffen snuisteren "
|
|
"snuit snuiten snuiven snurken socialiseren socialiste socializen "
|
|
"sodemieteren soebatten soevereinen soezen sofisticeren softballen soigneren "
|
|
"sok solderen solemniseren soleren solfegiëren solferen solidariseren "
|
|
"solideren sollen solliciteren solmiseren solmiëren solokoppen solorijden "
|
|
"solutiesnuiven solvateren solveren sommen sommeren sonderen sonoriseren "
|
|
"soppen sort sorteren soude souffleren souperen sourcyzen soutacheren "
|
|
"souteneren sovjettiseren sp-hybridiseren spaaien spaakbeen spaanvlechten "
|
|
"spaden spaken spalken spanen spankeren spannen spanseren sparen sparkelen "
|
|
"sparren spartelbenen spartelen spasten spatiëren spatten spatteren "
|
|
"specialiseren specificeren specifiëren specimen speculeren speechen speelen "
|
|
"speelgerechtigd speelgerechtigde speelrecht speelweide speerwerpen speken "
|
|
"spekglad spekken speksnijden spelden speldenwerken spelemeien spelen "
|
|
"spelerijden spelerskaart spelersloopbaan spelevaren spellen spenderen spenen "
|
|
"speren sperren speten spetsen spetten spetteren speuren spieden spiegelen "
|
|
"spiegelrijden spieken spieren spierverslappen spietsen spiezen spieën "
|
|
"spijbelen spijen spijkeren spijlen spijten spijzen spijzigen spikkelen "
|
|
"spillen spinnen spinneruilen spinzen spioneren spiralen spirantiseren "
|
|
"spitsen spitten splijten splinteren splitsen splitten spodderen spoedeisende "
|
|
"spoeden spoeien spoejen spoelen spoken spoliëren sponden sponsen sponsoren "
|
|
"sponsvliegen sponzen sponzenvissen spookrijden spoorbreedte spoorwijdte "
|
|
"spoorzoeken sporen sporofyt sporrelen sporten sportloopbaan sportschieten "
|
|
"sportvissen spotlachen spotten spouwen spraakafzien sprankelen sprayen "
|
|
"spreeuwenjagen spreiden spreken sprekenden sprengen sprenkelen sprieten "
|
|
"sprietlopen sprietogen sprietsen springen springspinnen sprinten spritsen "
|
|
"sproeien sproken sprokkelen sprongbeen spruiten spugen spuien spuiten "
|
|
"spuitvliegen spurten sputteren spuwen squashen squeezen staan staarsteken "
|
|
"staartbijten staarten staartschudden staartuiteinde staathuishoudkunde "
|
|
"staatsgezinde staatskampioen stabiliseren stacken stadsarchitect "
|
|
"stadsgezichten stadsorganist stadsrecht stadswapen stadt staen staffelen "
|
|
"stag stagelopen stagen stageren stagneren stakelen stalenslaan stalken "
|
|
"stallen stamelen stammen stampen stampvoeten standaardiseren standaardwapen "
|
|
"standhouden standweiden stangen stansen stanzen stapelen stapelverliefd "
|
|
"stappen staren starogen starten startgerechtigd startgewicht stationeren "
|
|
"statten statussen staven stayeren stechelen steekhouden steenbakken "
|
|
"steendrukken steenhouwen steensnijden steenwerpen steggelen steigeren "
|
|
"stekelen stekelroggen steken stekken stelen stellen stellingmolen stelpen "
|
|
"steltlopen steltmuggen stemgerechtigd stemmen stempelen stencilen stenen "
|
|
"stengelomvattend stengelomvattende stenigen stenograferen stenotypen steppen "
|
|
"stereotyperen sterfte steriliseren sterken sterrenkijken sterrenschieten "
|
|
"sterrenzingen sterven steunen steunrijden steuren stevenen stichten "
|
|
"stickeren stiefelen stiekemerd stieren stierenrennen stierenvechten stiften "
|
|
"stigmatiseren stijfkloppen stijfselen stijfslaan stijfvloeken stijgen "
|
|
"stijldansen stijlen stijven stikken stikstofdioxide stikstofhoudende "
|
|
"stikstofmonoxide stikstofoxiden stileren stilgezeten stilhouden stilleggen "
|
|
"stillen stillezen stilliggen stilstaan stilvallen stilzetten stilzitten "
|
|
"stilzwijgen stimuleren stinken stipendiëren stippelen stippelmotten stippen "
|
|
"stipuleren stockeren stoefen stoeien stoelen stoelenmatten stoepen "
|
|
"stoepparkeren stoepranden stoffen stofferen stofhagelen stofregenen "
|
|
"stofzuigen stofzuigeren stokebranden stoken stokken stoklopen stokschermen "
|
|
"stollen stollingsgesteente stolpen stomen stommelen stompen stoomhouden "
|
|
"stoomkraken stoomstrijken stootduiken stopleggen stoppelen stoppen stoptonen "
|
|
"stopzetten storen stormen stormloopt stormlopen storneren storten "
|
|
"stortregenen storyboard stoten stotteren stouwen straatjekeren straatkoersen "
|
|
"straatreinigen straatrodelen straatroven straatschenden straatslijpen "
|
|
"straatvegen strafexerceren straffen strafverzwaren strakzitten stralen "
|
|
"stranden strandjutten strandschelp stranguleren straten stratificeren "
|
|
"streaken streamen streammen streepsteken strekken strelen stremmen "
|
|
"strengelen strengen strepen stressen stresseren stresskippen stretchen "
|
|
"streuvelen streven stribbelen striemen strijden strijken strikken strippen "
|
|
"strodekken stroken stromen strompelen strooien stroombekken stroomdrijven "
|
|
"stroomlijnen stroomvoeren stroophappen strooplikken stroopsmeren stropen "
|
|
"stroppen stropzitten strossen strotzingen strovlechten strubbelen "
|
|
"structureren struikelen struikroven struikzakspinnen struinen struiven "
|
|
"studeren studietaak stuffen stuifzand stuiken stuiptrekken stuiten stuiteren "
|
|
"stuiven stuivertje-wisselen stukadoren stukbijten stukbreken stukdraaien "
|
|
"stuken stukeren stukgaan stukgooien stukhakken stukken stukknijpen stukkoken "
|
|
"stuklezen stuklopen stukmaken stukpraten stukrijten stukscheuren "
|
|
"stukschieten stukschoppen stukslaan stuksmijten stuksnijden stukspringen "
|
|
"stukstoten stuktrappen stuktrekken stukvallen stukvriezen stukwaaien "
|
|
"stukwoelen stukwrijven stukzeilen stulpen stumperen stunt stuntelen stunten "
|
|
"stuntvliegen sturen stutten stuwen stylen subduceren sublimeren submitteren "
|
|
"suborde subordineren subrogeren subsidiëren substantiveren substantiëren "
|
|
"substitueren sudderen suen sueren sueën suffen suffragaan suggereren "
|
|
"suikeren suikergehalte suikerhoudende suilen suizebollen suizelen suizen "
|
|
"sukkelen sullen summeren superaanvullen supergeleiden supergezellig "
|
|
"superheld superhelden superorde superponeren superstunten superviseren "
|
|
"superzorgen supineren suppleren suppliëren supponeren supporteren "
|
|
"supprimeren surfen surinamiseren surplacen surveilleren suspenderen sussen "
|
|
"sussende suïcideren swietslaan swingen switchen symbioot symboliseren "
|
|
"sympathiseren synchroniseren synchroonspringen synchroonzwemmen syncoperen "
|
|
"syncretiseren syndiceren syndikeren synthetiseren syntypen systeemdenken "
|
|
"systematiseren t'kinen taaien tabakken tabellariseren tabelleren "
|
|
"tabernakelen tabuleren tackelen tae-boën tafeldekken tafeldienen tafelen "
|
|
"tafelkloppen tafelschuimen tafelspringen tafeltennissen tafelvoetballen "
|
|
"taggen taiboksen tailleren taimen takelen taken takken talen taliën talloren "
|
|
"talmen tamboeren tamboereren tampen tamponneren tanddragen tanden "
|
|
"tandenknarsen tandenkrijgen tandenpoetsen tandenvijlen tandknarsen tanen "
|
|
"tanken tankette tankmelken tantaliseren tapdansen tapen tapijtbanen "
|
|
"tapijtknopen tapiseren tappelen tappen tariferen tarnen tarren tarreren "
|
|
"tarten tassen tasten tastermotten tateren tatoeëren taxeren taxiën taxon "
|
|
"teammen teamsprint teaën tectyleren teemsen teerlingen tegelbakken tegelen "
|
|
"tegelzetten tegemoetkomen tegemoetzien tegenademen tegenblaffen tegenblazen "
|
|
"tegenblikken tegenblinken tegenboren tegenbotsen tegenbrassen tegendraven "
|
|
"tegendringen tegendrukken tegenduwen tegeneten tegengaan tegengalmen "
|
|
"tegengapen tegengestelde tegengeuren tegenglimmen tegenglinsteren "
|
|
"tegengloeien tegengolven tegenhebben tegenhield tegenhouden tegenjuichen "
|
|
"tegenkakelen tegenkammen tegenkampen tegenkanten tegenkijven tegenklinken "
|
|
"tegenknikken tegenkomen tegenlachen tegenliggen tegenlopen tegenmaken "
|
|
"tegenmarcheren tegenmompelen tegenmorren tegennaaien tegenoverstaand "
|
|
"tegenoverstaande tegenoverstellen tegenpraten tegenpruttelen tegenrennen "
|
|
"tegenrijden tegenroepen tegenrollen tegenrukken tegenschitteren "
|
|
"tegenschoppen tegenschreeuwen tegenscoren tegenslaan tegenslagen "
|
|
"tegensnellen tegenspannen tegenspartelen tegenspelen tegensporrelen "
|
|
"tegenspreken tegenspruttelen tegensputteren tegenstaan tegensteken "
|
|
"tegenstellen tegenstemmen tegenstoten tegenstralen tegenstreven "
|
|
"tegenstribbelen tegenstrijden tegenstromen tegensturen tegentekenen "
|
|
"tegentrekken tegenvallen tegenvliegen tegenwaaien tegenwerken tegenwerpen "
|
|
"tegenworstelen tegenwringen tegenzeggen tegenzetten tegenzit tegenzitten "
|
|
"tegenzomen teilen teisteren tekeergaan tekend tekenen tekortdoen tekortkomen "
|
|
"tekortschieten tekstbewerken tekstschrijven tekstverwerken telebankieren "
|
|
"telefaxen telefoneren telefoondraden telegraferen telegrafist telen "
|
|
"teleporteren telescoperen teleurstellen televisiebeeld televisiedebuut "
|
|
"televisiekijken televisieproducent televoten telewerken telewinkelen telexen "
|
|
"teljoorlikken tellen teloorgaan temen temmen tempeesten tempelen tempen "
|
|
"temperaturen temperen temporiseren tempteren tenderen teneerdrukken "
|
|
"tenen-bij-elkaar-knijpen tenenkrommen tengelen tenietdoen tenietgaan "
|
|
"tenietlopen tennishallen tennissen tentamineren tenteren tentoonspreiden "
|
|
"tentoonstellen terechtbrengen terechthelpen terechtkomen terechtkunnen "
|
|
"terechtleggen terechtstaan terechtstellen terechtvallen terechtwijzen "
|
|
"terechtzetten teren tergen termineren ternederdrukken ternederliggen "
|
|
"ternederslaan ternedervallen ternederzitten terneerbliksemen terneerbukken "
|
|
"terneerdrukken terneerklateren terneerliggen terneerschrijven terneerslaan "
|
|
"terneersmakken terneerstorten terneervallen terneervellen terneervlijen "
|
|
"terneerwerpen terneerzitten terrassen terrasseren terreinbeheren "
|
|
"terreinrijden terroriseren terug-sms'en terugbekken terugbekomen terugbellen "
|
|
"terugbetalen terugbevragen terugbezorgen terugbiggen terugbijten "
|
|
"terugbladeren terugblikken terugboeken terugbouwen terugbracht terugbrengen "
|
|
"terugchagrijnen terugclaimen terugcrossen terugdacht terugdeinzen "
|
|
"terugdenken terugdoen terugdraaien terugdrijven terugdringen terugduiken "
|
|
"terugduwen terugeisen terugfaxen terugfietsen terugflitsen terugfluiten "
|
|
"terugfokken teruggaan teruggeleiden teruggepakt teruggerekend teruggeven "
|
|
"terugglijden teruggooien teruggrijpen teruggroeten terughaken terughalen "
|
|
"terughangen terughebben terughollen terughoren terughouden terugijlen "
|
|
"terugjagen terugkaatsen terugkappen terugkeren terugkijken terugkomen "
|
|
"terugkopen terugkoppelen terugkoppen terugkrabbelen terugkrabben "
|
|
"terugkrijgen terugkruisen teruglachen terugleggen terugleiden terugleveren "
|
|
"teruglezen terugliften teruglopen terugluisteren terugmailen terugmarcheren "
|
|
"terugnemen terugontvangen terugpakken terugpekelen terugpikken terugplaatsen "
|
|
"terugplagen terugploegen terugplooien terugpraten terugredeneren terugreizen "
|
|
"terugrekenen terugrennen terugrijden terugroeien terugroepen terugrollen "
|
|
"terugschaatsen terugschakelen terugschelden terugschenken terugschieten "
|
|
"terugschoppen terugschreeuwen terugschrijven terugschrikken terugschroeven "
|
|
"terugschuiven terugseinen terugskiën terugslaan terugsleeën terugslepen "
|
|
"terugsluizen terugsms'en terugsneaken terugsnijden terugsnoeien terugspelen "
|
|
"terugsplitsen terugspoeden terugspoelen terugspreken terugspringen "
|
|
"terugsteken terugstellen terugstorten terugstoten terugstromen terugstuiten "
|
|
"terugsturen terugtellen terugtitreren terugtoveren terugtrappen terugtreden "
|
|
"terugtrekken terugvallen terugvaren terugvechten terugveranderd "
|
|
"terugverdienen terugveren terugvergroten terugverhuizen terugverlangen "
|
|
"terugveroveren terugverplaatsen terugvertalen terugvertellen terugverwachten "
|
|
"terugverwijzen terugvinden terugvlaggen terugvliegen terugvloeien "
|
|
"terugvoeren terugvorderen terugvouwen terugvragen terugvuren terugwandelen "
|
|
"terugwensen terugwerken terugwerpen terugwijken terugwijzen terugwinden "
|
|
"terugwinnen terugzakken terugzeggen terugzeilen terugzenden terugzetten "
|
|
"terugzien terugzoeken terugzwaaien terugzwemmen testen testeren testpiloot "
|
|
"testrijden testrunnen tetraploïde tetrissen tetteren teugelen teuten "
|
|
"teuteren tevredenstellen teweegbrengen teweerstellen tewerkstellen tezen "
|
|
"thaiboksen theaterschool theatraliseren theedrinken theeplukken theeslaan "
|
|
"theezetten theeën thematiseren theologiseren theoretiseren theropode "
|
|
"theropoden thesissen thuisbankieren thuisbehoren thuisbezorgen thuisbleven "
|
|
"thuisblijven thuisbrengen thuishalen thuishoren thuishouden thuiskomen "
|
|
"thuiskrijgen thuislaten thuisliggen thuislopen thuisnemen thuisspelen "
|
|
"thuissturen thuisvaren thuiswachten thuiswereld thuiswerken thuiswijzen "
|
|
"thuiswinden thuiswinkelen thuiswonen thuiszitten thuiszoeken tibetoloog "
|
|
"tichelen tichten tiefen tierelieren tieren tijdreizen tijdrekken tijdrijden "
|
|
"tijdscharen tijgen tijgeren tijpen tikkelen tikken tiktakken tillen timen "
|
|
"timmeren tingelen tinkelen tinken tintelen tintelogen tinten tippelen tippen "
|
|
"tirailleren tiranniseren tirasseren titelen titreren tituleren tiërceren "
|
|
"tjangelen tjilpen tjingelen tjirpen tjoempen tjoepen tjokken tjolen tjollen "
|
|
"toasten tobben tochten todderen toddiken toe-eigenen toeademen toebakken "
|
|
"toebedelen toebedenken toebedingen toebehoren toebeloven toebereiden "
|
|
"toebeschikken toebetalen toebetrouwen toebidden toebijten toebinden "
|
|
"toeblaffen toeblazen toeblinken toebonzen toebouwen toebracht toebranden "
|
|
"toebreien toebrengen toebrommen toebrullen toebuigen toebulderen toedammen "
|
|
"toedekken toedelen toedenken toedichten toedienen toedijken toedoen "
|
|
"toedonderen toedouwen toedraaien toedragen toedrijven toedrinken toedrukken "
|
|
"toeduwen toefelen toeflappen toefluisteren toefluiten toegaan toegeuren "
|
|
"toegeven toegieten toegillen toeglimmen toegooien toegrauwen toegrendelen "
|
|
"toegrijnzen toegrijpen toegroeien toegrommen toehakken toehalen toehappen "
|
|
"toeheiligen toehoren toehouden toehouwen toejubelen toejuichen toek "
|
|
"toekaatsen toekalken toeken toekennen toekeren toekijken toeklampen "
|
|
"toeklappen toeklemmen toekletsen toekleven toeklinken toeknellen toeknijpen "
|
|
"toeknikken toeknippen toeknopen toekomen toekrijgen toekrijsen toekuipen "
|
|
"toekunnen toekurken toekussen toelachen toelakken toelangen toelappen "
|
|
"toelaten toeleggen toeleven toeleveren toelichten toeliggen toelijken "
|
|
"toelispelen toelonken toelopen toeluiken toeluisteren toemaken toemalen "
|
|
"toemazen toemeten toemetselen toemetsen toemoffelen toemompelen toemuren "
|
|
"toenaaien toenaderen toenagelen toenemen toenijpen toepakken toepassen "
|
|
"toepekken toepen toepennen toepersen toepitsen toeplakken toepleisteren "
|
|
"toeploffen toeplooien toepraaien toeprangen toeprevelen toeproppen toereden "
|
|
"toeregenen toereiken toerekenen toeren toerennen toerfietsen toeriemen "
|
|
"toerijden toeristenoord toernooien toeroepen toerollen toerroeien toerskiën "
|
|
"toerusten toervaren toerzeilen toeschaken toeschatten toescheiden "
|
|
"toeschieten toeschijnen toeschikken toeschitteren toeschoppen toeschopt "
|
|
"toeschouwen toeschreeuwen toeschrijven toeschroeien toeschroeven toeschuiven "
|
|
"toeseinen toesissen toesjorren toeskaten toeslaan toeslempen toeslepen "
|
|
"toeslibben toeslijken toeslikken toeslingeren toesluipen toesluiten "
|
|
"toesluizen toesmakken toesmeden toesmelten toesmeren toesmijten toesnauwen "
|
|
"toesneeuwen toesnellen toesnepen toesnijden toesnoeren toesnokken "
|
|
"toesolderen toespelden toespelen toespeten toespiegelen toespijkeren "
|
|
"toespitsen toespoelen toesponnen toespreken toespringen toestaan toestappen "
|
|
"toesteken toestellen toestelturnen toestemmen toestikken toestoppen "
|
|
"toestormen toestorten toestoten toestralen toestrekken toestrijken "
|
|
"toestrikken toestromen toestroppen toestuiven toesturen toetakelen toetasten "
|
|
"toetellen toeten toeteren toetimmeren toetrappen toetreden toetrekken "
|
|
"toetsen toetuigen toevallen toeven toevertrouwen toevijzen toevliegen "
|
|
"toevloeien toevloeken toevoegen toevoeren toevouwen toevriezen toewaaien "
|
|
"toewalsen toewandelen toewassen toewegen toewelven toewenden toewenken "
|
|
"toewensen toewerken toewerpen toewijden toewijzen toewringen toewuiven "
|
|
"toezakken toezegelen toezeggen toezenden toezetten toezichthouden "
|
|
"toezichthoudend toezien toezingen toezuigen toezwaaien toezwellen toezweren "
|
|
"toffelen togen toiletmaken toiletteren tokkelen tokken tolereren tolgeld "
|
|
"tolken tollen tomen toneellessen toneelspelen tonen tongen tongklakken "
|
|
"tongklakkeren tongworstelen tongzoenen tonifiëren tonkruipen tonlopen tonnen "
|
|
"tonsureren tooien toonzetten toornen toosten top topdrukte toppen torderen "
|
|
"torenen torenspringen tormenteren tornen tornooien torpederen torsen "
|
|
"tortelen tossen totaal totaliseren tote totentrekken totstandbrengen "
|
|
"totstandkomen totteren toucheren touchscreen touperen touren tourt "
|
|
"touwdraaien touwen touwklimmen touwpluizen touwslaan touwtjespringen "
|
|
"touwtrekken toveren traanbeen traanogen trabakken traceren trachten tracken "
|
|
"tractorracen trafikeren trainen traineren trainersloopbaan trakteren traliën "
|
|
"trammen trampolinespringen trancheren tranen transcenderen transcriberen "
|
|
"transept transfereren transfigureren transfixeren transformeren transigeren "
|
|
"translateren translitereren transmitteren transmuteren transpireren "
|
|
"transplanteren transponeren transporteren transsubstantiëren trappelen "
|
|
"trappen trappenlopen traptoren trassen trasseren traumatiseren traven "
|
|
"traverseren travesteren trawlen trechteren treden treffen treilen "
|
|
"treinconcept treinen treiterden treiteren trekkebekken trekkebenen trekken "
|
|
"treksterkte trembleren tremmen tremuleren trenzen trepaneren tressen treuren "
|
|
"treuzelen trianguleren triatleet triatlete tribuut triggeren trijsen "
|
|
"trijzelen triklien triktrakken trillen trilspinnen trimmen triomferen "
|
|
"tripleren tripliceren trippelen trippen triptrappen trishen trissen tritsen "
|
|
"trivianten triëren troebleren troefelen troepen troepialen troetelen troeven "
|
|
"troffelen troggelen trolleybussen trombonist trommelen trommelremmen "
|
|
"trommelslaan trommen trompen trompetten trompetteren tronen troosten "
|
|
"tropische trossen trotseren trotten trouwen trufferen truggelen trukeren "
|
|
"truten trấn tsjilpen tsjirpen tsjoelen tuchtigen tuffen tufsteen tuien "
|
|
"tuieren tuigen tuilen tuimelen tuinen tuinieren tuisen tuitelen tuiten "
|
|
"tukken tulken tulku tunen turen turfspitten turfsteken turftonnen "
|
|
"turftrekken turken turnen turven tusschen tussendraaien tussenhangen "
|
|
"tussenkomen tussenlassen tussenplaatsen tussenschuiven tussenstoppen "
|
|
"tussenvoegen tussenzetten tussenzitten tuten tuteren tutoyeren tutten "
|
|
"tuutten tv-kijken twee-met-stuurman tweedekansronde tweederde tweernen "
|
|
"tweetakt tweetakten tweetaktmotoren tweevleugeligen tweten twijfelen twijnen "
|
|
"twinkelen twisten twitteren tyfen tyfoonseizoen typen typeren typesoort "
|
|
"typespecimen uit-steken uitademen uitbaarden uitbabbelen uitbaggeren "
|
|
"uitbakenen uitbakken uitbalanceren uitbaliën uitbalken uitbanen uitbannen "
|
|
"uitbarsten uitbarstten uitbaten uitbazuinen uitbeelden uitbehandelen "
|
|
"uitbeitelen uitbellen uitbenen uitbesteden uitbetalen uitbetten uitbezemen "
|
|
"uitbidden uitbiechten uitbijten uitbikken uitbillen uitbinden uitblaken "
|
|
"uitblakeren uitblazen uitbleken uitblijven uitblinken uitbloeden uitbloeien "
|
|
"uitbloemen uitblussen uitblutsen uitbobbelen uitboedelen uitboegseren "
|
|
"uitboeken uitboenen uitboeren uitboeten uitboetseren uitboezemen uitbollen "
|
|
"uitbomen uitbonjouren uitboren uitborgen uitborrelen uitborstelen uitbotten "
|
|
"uitbouwen uitbowlen uitbrabbelen uitbraden uitbraken uitbranden uitbreiden "
|
|
"uitbreien uitbreken uitbrengen uitbrieven uitbroeden uitbroeien uitbrokkelen "
|
|
"uitbrommen uitbrullen uitbuffelen uitbuien uitbuigen uitbuiken uitbuilen "
|
|
"uitbuiten uitbulderen uitbulken uitbulten uitcasten uitchecken uitcijferen "
|
|
"uitdagen uitdampen uitdansen uitdeinen uitdelen uitdelgen uitdelven "
|
|
"uitdenken uitdeuken uitdienen uitdiepen uitdiept uitdieven uitdijen "
|
|
"uitdineren uitdiscussiëren uitdoelpunten uitdoen uitdoezelen uitdokken "
|
|
"uitdokteren uitdonderen uitdoppen uitdorren uitdorsen uitdossen uitdoven "
|
|
"uitdraaien uitdragen uitdraven uitdrijven uitdringen uitdrinken uitdrogen "
|
|
"uitdromen uitdroppelen uitdroppen uitdruipen uitdrukken uitdruppelen "
|
|
"uitdruppen uitduiden uitdunnen uitduvelen uitduwen uitdweilen uiteenbarsten "
|
|
"uiteenbuigen uiteendoen uiteendraaien uiteendrijven uiteengaan uiteengroeien "
|
|
"uiteenhouden uiteenjagen uiteenkrijgen uiteenleggen uiteenlopen uiteennemen "
|
|
"uiteenplaatsen uiteenrafelen uiteenranselen uiteenrijten uiteenrollen "
|
|
"uiteenrukken uiteenschrijven uiteenschuiven uiteenslaan uiteensmijten "
|
|
"uiteenspatten uiteensplijten uiteenspringen uiteenstaande uiteenstrijken "
|
|
"uiteenstuiven uiteentrappen uiteenvallen uiteenvliegen uiteenvloeien "
|
|
"uiteenvouwen uiteenwerpen uiteenwijken uiteenzetten uiteggen uiten uitenten "
|
|
"uitenteren uiterwaarden uiteten uitetsen uitetteren uitfaden uitfaseren "
|
|
"uitfilteren uitfladderen uitflappen uitfloepen uitfluiten uitfoeteren "
|
|
"uitfreaken uitfrezen uitfuiven uitgaan uitgalmen uitgassen uitgasten "
|
|
"uitgehard uitgeklopt uitgemikt uitgepeild uitgeraken uitgeven uitgezongen "
|
|
"uitgieren uitgieten uitgillen uitgipsen uitgisten uitglibberen uitglijden "
|
|
"uitglippen uitgloeien uitgolven uitgommen uitgooien uitgraven uitgroeien "
|
|
"uitgummen uithagelen uithaken uithakken uithalen uithallen uithalzen "
|
|
"uithameren uithangen uitharden uitharen uitharken uitharpen uithebben "
|
|
"uitheffen uithekelen uithelpen uithevelen uithielen uithijgen uithijsen "
|
|
"uithikken uithoeken uithoesten uithollen uithongeren uithooien uithoren "
|
|
"uithorsten uithouden uithouwen uithozen uithuilen uithuizen uithuwelijken "
|
|
"uithuwen uitijzen uitjagen uitjammeren uitjanken uitjassen uitjoelen "
|
|
"uitjouwen uitjubelen uitjuichen uitkaaien uitkaarden uitkaderen uitkafferen "
|
|
"uitkakelen uitkakken uitkalven uitkammen uitkankeren uitkanten uitkappen "
|
|
"uitkarnen uitkartelen uitkasten uitkauwen uitkavelen uitkeilen uitkepen "
|
|
"uitkeren uitkermen uitkernen uitkerven uitketteren uitkiemen uitkienen "
|
|
"uitkiepen uitkieperen uitkiezen uitkijken uitkijktoren uitkippen uitkitsen "
|
|
"uitklagen uitklappen uitklaren uitklauteren uitkleden uitkleien uitkleppen "
|
|
"uitkletsen uitklimmen uitklinken uitkloken uitklokken uitkloppen uitklussen "
|
|
"uitknabbelen uitknagen uitknappen uitkneden uitknijpen uitknikkeren "
|
|
"uitknippen uitknipt uitknobbelen uitknobelen uitknokken uitknopen uitkoken "
|
|
"uitkomen uitkopen uitkoppelen uitkoteren uitkotsen uitkotteren uitkraaien "
|
|
"uitkrabbelen uitkrabben uitkragen uitkramen uitkrassen uitkrauwen uitkrijgen "
|
|
"uitkrijsen uitkrijten uitkristalliseren uitkroppen uitkruien uitkruipen "
|
|
"uitkruisen uitkuieren uitkuilen uitkuisen uitkunnen uitkuren uitkweken "
|
|
"uitkwelen uitlachen uitladen uitlangen uitlappen uitlaten uitlebberen "
|
|
"uitleenbeurt uitleesten uitleggen uitleiden uitlekken uitlenen uitlengen "
|
|
"uitlepelen uitlepperen uitlessen uitleuren uitleven uitleveren uitlezen "
|
|
"uitlichten uitliggen uitlijnen uitlikken uitloden uitloeien uitlogen "
|
|
"uitloggen uitlokken uitloodsen uitlopen uitloten uitloven uitlozen "
|
|
"uitluchten uitluiden uitluien uitluisteren uitlullen uitmaken uitmalen "
|
|
"uitmasseren uitmelken uitmendelen uitmergelen uitmesten uitmeten uitmetselen "
|
|
"uitmijnen uitmikken uitmixen uitmoeren uitmonden uitmonsteren uitmoorden "
|
|
"uitmunten uitnemen uitniezen uitnijpen uitnoden uitnodigen uitoefenen "
|
|
"uitonderhandelden uitonderhandelen uitontwikkeld uitpakken uitpalmen "
|
|
"uitpeinzen uitpellen uitpennen uitpenselen uitpersen uitpeuteren uitpeuzelen "
|
|
"uitpezen uitpiekeren uitpieren uitpieteren uitpijnen uitpikken uitpissen "
|
|
"uitpitten uitplaatsen uitplanten uitploegen uitplooien uitpluizen uitplukken "
|
|
"uitplunderen uitplussen uitpoepen uitpoesten uitpoetsen uitpoffen uitpoken "
|
|
"uitpompen uitponden uitponsen uitpooien uitporren uitpoten uitpraten "
|
|
"uitpreken uitprepareren uitprijzen uitprinten uitproberen uitprocederen "
|
|
"uitproesten uitpuffen uitpuilen uitpunten uitpuren uitputten uitpuzzelen "
|
|
"uitraderen uitrafelen uitragen uitrammelen uitrangeren uitrapen uitrazen "
|
|
"uitredden uitreden uitredeneren uitregenen uitreiken uitrekenen uitrekken "
|
|
"uitremmen uitrennen uitreven uitrichten uitrijden uitrijpen uitrijzen "
|
|
"uitrissen uitrochelen uitroeien uitroepen uitroken uitrollen uitromen "
|
|
"uitronden uitronken uitroosteren uitrotten uitrouwen uitrozen uitruien "
|
|
"uitruilen uitruimen uitrukken uitrusten uitschakelen uitschallen uitschampen "
|
|
"uitscharen uitschateren uitschaven uitscheiden uitschelden uitschemeren "
|
|
"uitschenken uitscheppen uitscheren uitschetsen uitscheuren uitschieten "
|
|
"uitschiften uitschijnen uitschijten uitschilderen uitschilferen "
|
|
"uitschitteren uitschoffelen uitschoppen uitschrabben uitschrapen "
|
|
"uitschrappen uitschreeuwen uitschreien uitschrijven uitschrobben "
|
|
"uitschroeven uitschudden uitschuieren uitschuiven uitschulpen uitschuren "
|
|
"uitschutten uitseinen uitselecteren uitserveren uitsijpelen uitsjezen "
|
|
"uitslaan uitslachten uitslapen uitslepen uitsleuren uitslibben uitslibberen "
|
|
"uitsliepen uitslijpen uitslijten uitslingeren uitslobberen uitslorpen "
|
|
"uitsloven uitsluipen uitsluiten uitslurpen uitsmeden uitsmelten uitsmeren "
|
|
"uitsmijten uitsmokkelen uitsneeuwen uitsnellen uitsnijden uitsnoeien "
|
|
"uitsnorren uitsnuiten uitsnuiven uitsoevereinen uitsoppen uitsorteren "
|
|
"uitspaken uitspanen uitspannen uitsparen uitspatten uitspelen uitspellen "
|
|
"uitspieën uitspinnen uitspitten uitsplijten uitsplitsen uitspoelen uitspoken "
|
|
"uitspreiden uitspreken uitspringen uitspruiten uitspugen uitspuien "
|
|
"uitspuiten uitspuwen uitstaan uitstallen uitstamelen uitstampen uitstansen "
|
|
"uitstappen uitstaren uitsteken uitstekken uitstellen uitsterven uitstevenen "
|
|
"uitstijgen uitstippelen uitstoelen uitstoffen uitstomen uitstormen "
|
|
"uitstorten uitstoten uitstotteren uitstralen uitstrekken uitstrepen "
|
|
"uitstrijden uitstrijken uitstromen uitstrooien uitstropen uitstuffen "
|
|
"uitstuiven uitstukken uitstulpen uitsturen uitswingen uittakelen uittanden "
|
|
"uittappen uittarnen uittarten uittekenen uittellen uitteren uittesten "
|
|
"uittetteren uittieren uittijgen uittijpen uittikken uittillen uittobben "
|
|
"uittoeteren uittollen uittorenen uittornen uittrainen uittrappen uittreden "
|
|
"uittrekken uittreuren uittrommelen uittrompetten uittrouwen uittuilen "
|
|
"uittuimelen uitturen uittypen uitvaardigen uitvagen uitvallen uitvangen "
|
|
"uitvaren uitvechten uitvegen uitvenen uitventen uitverbreden uitverdedigen "
|
|
"uitverdienen uitvergaderen uitvergroten uitverkiezen uitverkopen "
|
|
"uitversterken uitvertellen uitverzoeken uitveteren uitvezelen uitvieren "
|
|
"uitvigileren uitvijlen uitvinden uitvissen uitvlaggen uitvlakken uitvliegen "
|
|
"uitvlieten uitvloeien uitvloeken uitvlokken uitvlooien uitvoegen uitvoeren "
|
|
"uitvoerenden uitvogelen uitvorderen uitvorsen uitvouwen uitvragen uitvreten "
|
|
"uitvriezen uitvullen uitwaaien uitwaaieren uitwaken uitwalsen uitwandelen "
|
|
"uitwannen uitwasemen uitwassen uitwateren uitwegen uitweiden uitweken "
|
|
"uitwellen uitwenen uitwennen uitwerken uitwerpen uitweven uitwieden "
|
|
"uitwiggen uitwijden uitwijken uitwijzen uitwinden uitwinnen uitwinteren "
|
|
"uitwippen uitwisselen uitwissen uitwoeden uitwoekeren uitwoelen uitwonen "
|
|
"uitwortelen uitwrijven uitwringen uitwroeten uitwuiven uitzaaien uitzagen "
|
|
"uitzakken uitzavelen uitzeggen uitzeilen uitzemen uitzenden uitzepen "
|
|
"uitzetten uitzeven uitzeveren uitzieden uitzieken uitzien uitziften "
|
|
"uitzijgen uitzingen uitzitten uitzoedelen uitzoeken uitzonden uitzonderen "
|
|
"uitzoomen uitzouten uitzuchten uitzuigen uitzuinigen uitzuipen uitzuiveren "
|
|
"uitzwaaien uitzwabberen uitzwavelen uitzwellen uitzwemmen uitzwenken "
|
|
"uitzweren uitzwermen uitzwerven uitzweten uitzwieren ul-mulk ultralopen "
|
|
"unduleren unificeren uniformeren uniformiseren universeren uniëren updaten "
|
|
"upgraden uploaden urbaniseren urineren urmen usurperen utiliseren utms-en "
|
|
"vaakste vaandelzwaaien vaardigen vaarwelzeggen vaatjesteken vaatplanten "
|
|
"vaccineren vaceren vacuümsmelten vacuümtrekken vacuümzuigen vademen vaderen "
|
|
"vaderlandslievende vaderszijde vagebonderen vagen vakbondsafgevaardigde "
|
|
"vakgenoot vakkenvullen vaktekenen valen valideren vallen valoriseren "
|
|
"valschermspringen valuteren valzweven vamen vampieren van't vandaliseren "
|
|
"vanden vaneenkloven vaneenrijten vaneenrukken vaneenscheiden vaneenscheuren "
|
|
"vaneensplijten vaneenspringen vaneentrekken vaneenvallen vangen vaporiseren "
|
|
"varaan varanen varen variabiliseren variëren vastankeren vastbakken "
|
|
"vastberaden vastbijten vastbinden vastblazen vastboeien vastbouten "
|
|
"vastbouwen vastdoen vastdraaien vastdrijven vastdrukken vastduwen vasten "
|
|
"vastgespen vastgevroren vastgieten vastgrabbelen vastgrijpen vastgroeien "
|
|
"vasthaken vasthangen vasthebben vasthechten vasthouden vastkeggen "
|
|
"vastketenen vastkitten vastklampen vastklemmen vastkleven vastklikken "
|
|
"vastklinken vastklitten vastkloppen vastkluisteren vastknellen vastknijpen "
|
|
"vastknopen vastkoeken vastkoppelen vastkrammen vastkrijgen vastlakken "
|
|
"vastlassen vastleggen vastliggen vastlijmen vastlopen vastmaken vastmarlen "
|
|
"vastmeren vastmetselen vastnaaien vastnagelen vastnemen vastnestelen "
|
|
"vastnieten vastomlijnde vastomlijnen vastpakken vastpinnen vastplakken "
|
|
"vastpluggen vastpraten vastprikken vastredeneren vastregenen vastrijden "
|
|
"vastrijgen vastroeien vastroesten vastschieten vastschroeven vastschuiven "
|
|
"vastsjorren vastslaan vastsmeden vastsnoeren vastsolderen vastspelden "
|
|
"vastspieën vastspijkeren vaststaan vaststampen vaststeken vaststellen "
|
|
"vaststikken vaststrikken vaststuwen vasttimmeren vasttrappen vasttreden "
|
|
"vasttrekken vastvaren vastvijzen vastvliegen vastvragen vastvriezen "
|
|
"vastwerken vastwiggen vastwoelen vastwortelen vastzeilen vastzetten "
|
|
"vastzitten vastzuigen vaten vatenwassen vatten vazallen vechten vectorruimte "
|
|
"vectorveld vedelen vedergewicht vedermotten veefokken veelgebruikt "
|
|
"veelgevraagd veelscoren veelvoorkomende veenbranden veengraven veenmollen "
|
|
"veenspitten veentrekken veesten veeweiden vegen vegeteren veilen "
|
|
"veiligstellen veinzen veldlopen veldrijden veldsprinkhanen velen vellen "
|
|
"vellenploten velouteren vemen ven vendelen vendelzwaaien venen venereren "
|
|
"venten ventileren ventjagen veraangenamen veraanschouwelijken verabsoluteren "
|
|
"veraccijnzen verachtelozen verachten verachteren verademen verafgoden "
|
|
"verafschuwen verakmenderen veralgemenen veralgemeniseren veramerikaansen "
|
|
"veramerikaniseren veranderen verankeren verantwoorden verarmen verassen "
|
|
"verbabbelen verbakken verbaliseren verbannen verbasteren verbazen verbedden "
|
|
"verbeelden verbeestelijken verbeesten verbeiden verbelgischen verbellen "
|
|
"verbenen verbergen verbeteren verbeulemansen verbeurdverklaren verbeuren "
|
|
"verbeuzelen verbidden verbieden verbijsteren verbijten verbijzonderen "
|
|
"verbinden verbitteren verbleken verblijden verblijven verblikken verblinde "
|
|
"verblinden verbloeden verbloemen verblozen verbluffen verbodemen verboemelen "
|
|
"verboeren verboersen verboeten verbouwen verbranden verbrassen verbreden "
|
|
"verbreiden verbreken verbrijzelen verbroddelen verbrodden verbroederen "
|
|
"verbroeien verbrokkelen verbruien verbruiken verbuigen verburgerlijken "
|
|
"verchristelijken verchromen vercijferen vercommercialiseren verdagen "
|
|
"verdampen verdapperen verdedigen verdeemoedigen verdekken verdelen verdelgen "
|
|
"verdenken verderdoen verdergaan verderlopen verderspoelen verderven "
|
|
"verderzetten verderzweven verdichten verdienen verdiepen verdierlijken "
|
|
"verdietsen verdijen verdikken verdisconteren verdobbelen verdoeken verdoemen "
|
|
"verdoen verdoezelen verdoffen verdokteren verdolen verdommen verdonkeremanen "
|
|
"verdonkeren verdopen verdorren verdoven verdraaien verdragen verdrevene "
|
|
"verdriedubbelen verdrieten verdrievoudigen verdrijven verdringen verdrinken "
|
|
"verdrogen verdromen verdrukken verdubbelen verduffen verduidelijken "
|
|
"verduiken verduisteren verduitsen verduizendvoudigen verdunnen verduren "
|
|
"verdutten verduurzamen verduwen verdwalen verdwazen verdwijnen veredelen "
|
|
"vereelten vereenvoudigen vereenzamen vereenzelvigen vereeuwigen vereffenen "
|
|
"vereisen veren verenen verengelsen verengen verenigen verenkelen verenpikken "
|
|
"vereren verergeren vererven veresteren veretteren vereuropesen verevenen "
|
|
"verfijnen verfilmen verflauwen verflensen verfoeien verfoeliën verfomfaaien "
|
|
"verfommelen verfraaien verfransen verfrissen verfrommelen verfronselen "
|
|
"verfuiven vergaan vergaderen vergallen vergalopperen vergapen vergaren "
|
|
"vergarsten vergassen vergasten vergeestelijken vergelden vergelen "
|
|
"vergelijken vergemakkelijken vergen vergenoegen vergeven vergevorderde "
|
|
"vergewissen vergezellen vergezelschappen vergezochte vergieten vergiftigen "
|
|
"vergissen vergisten verglazen vergletsjerd vergletsjerde verglijden "
|
|
"verglimmen vergoddelijken vergoden vergoeden vergoeilijken vergoelijken "
|
|
"vergokken vergooien vergrammen vergrauwen vergraven vergrendelen vergrijpen "
|
|
"vergrijzen vergroeien vergroenen vergroten vergroven vergruizelen vergruizen "
|
|
"verguizen vergulden vergunnen verhaasten verhabbezakken verhagelen "
|
|
"verhakkelen verhakken verhakselen verhakstukken verhalen verhalvezolen "
|
|
"verhandelen verhangen verhanselen verhapstukken verharden verharen "
|
|
"verhaspelen verheerlijken verheffen verheien verheimelijken verhelderen "
|
|
"verhelen verhelpen verhemeltebeen verheugen verhevigen verhinderen verhippen "
|
|
"verhitten verhoeden verhoefslagen verhoeren verhogen verhollandsen "
|
|
"verhonderdvoudigen verhongeren verhoornen verhopen verhoren verhouden "
|
|
"verhout verhovaardigen verhuizen verhullen verhuren verhypothekeren "
|
|
"verifiëren verijdelen verijdeltuiten verijzen verindischen verinlandsen "
|
|
"verinnerlijken verinnigen verinteresten verintresten verjaag verjagen "
|
|
"verjaren verjeugdigen verjongen verkalken verkalmen verkankelemienen "
|
|
"verkankeren verkappen verkassen verkavelen verkazen verkennen verkeren "
|
|
"verkerven verketteren verkeuren verkielen verkiezen verkijken verkillen "
|
|
"verkindsen verkladden verklanken verklappen verklaren verkleden verkleinen "
|
|
"verkleinwoord verkletsen verkleumen verkleuren verklikken verkloeken "
|
|
"verklooien verkloten verklungelen verknallen verknechten verkneukelen "
|
|
"verkneuteren verkniezen verknijpen verknippen verknoeien verknollen "
|
|
"verknopen verknutselen verkoelen verkoken verkokeren verkolen verkommeren "
|
|
"verkonden verkondigen verkondschappen verkonkelen verkopen verkoperen "
|
|
"verkorrelen verkorsten verkorten verkozene verkrachten verkrampen "
|
|
"verkreukelen verkreuken verkreupelen verkrijgen verkrimpen verkrommen "
|
|
"verkroppen verkrotten verkruien verkruimelen verkuilen verkwanselen "
|
|
"verkwijnen verkwikken verkwisten verladen verlagen verlakken verlammen "
|
|
"verland verlande verlanden verlangden verlangen verlangzamen verlanterfanten "
|
|
"verlappen verledigen verleen verleggen verleiden verleien verlekkeren "
|
|
"verlelijken verlenen verlengen verleppen verleren verletten verleuteren "
|
|
"verlevendigen verlezen verlichten verliederlijken verlieren verlieslatende "
|
|
"verlieven verliezen verliggen verlijden verlijmen verlinken verlinksen "
|
|
"verlittekenen verloden verloederen verlofsparen verlokken verlonen "
|
|
"verloochenen verlopen verlossen verloten verloven verluchten verluchtigen "
|
|
"verluiden verluieren verlullen verlummelen verlustigen vermaagschappen "
|
|
"vermaatschappelijken vermageren vermaken vermaledijden vermaledijen vermalen "
|
|
"vermanen vermangelen vermannelijken vermannen vermarkt vermarkten "
|
|
"vermeerderen vermeesteren vermeien vermelden vermemelen vermenen vermengen "
|
|
"vermenigvuldigen vermenselijken vermeten vermijden vermiljoenen verminderen "
|
|
"verminken vermissen vermixen vermoeden vermoeien vermoeilijken vermoeren "
|
|
"vermoffelen vermoffen vermogen vermolmen vermommen vermooien vermoorden "
|
|
"vermorsen vermorzelen vermuffen vermunten vermurwen vernaaien vernachelen "
|
|
"vernachten vernagelen vernauwen vernederen vernederlandsen vernemen "
|
|
"vernestelen verneuken verneuriën vernevelen vernichelen vernielen "
|
|
"vernietigen vernieuwen vernieuwerwetsen vernikkelen vernissen vernoemen "
|
|
"vernummeren veronaangenamen veronachtzamen veronderstellen verongelijken "
|
|
"verongelukken verontachtzamen verontheiligen verontreinigen verontrusten "
|
|
"verontschuldigen verontwaardigen veroordelen veroorloven veroorzaken "
|
|
"verootmoedigen veropenbaren verorberen verordenen verordineren verordonneren "
|
|
"verouderen verouwelijken veroveren verpachten verpakken verpanden verpassen "
|
|
"verpatsen verpauperen verpekelen verpersoonlijken verpesten verpieteren "
|
|
"verplaatsen verplanten verpleeghuizen verplegen verpletten verpletteren "
|
|
"verplichten verplooien verpoesterd verpolitieken verpompen verpompt "
|
|
"verpoppen verpoten verpotten verpozen verpraten verproperen verprotestantsen "
|
|
"verprutsen verpulveren verrafelen verraggen verramsjen verrassen verrechtsen "
|
|
"verrechtvaardigen verregenen verreiken verreizen verrekenen verrekken "
|
|
"verremmen verrichten verrijden verrijken verrijzen verrimpelen verroeien "
|
|
"verroeren verroesten verroken verrollen verronselen verroomsen verrotten "
|
|
"verruilen verruimen verrukken verruwen verruïneren versagen versassen "
|
|
"verschaffen verschalen verschalken verschansen verscharen verscheiden "
|
|
"verschelen verschenken verschepen verscheren verscherpen verscherven "
|
|
"verscheuren verscheven verschieten verschijnen verschikken verschilferen "
|
|
"verschillen verschillenden verschimmelen verschoeperen verschonen "
|
|
"verschoppen verschralen verschranken verschrijven verschrikken verschroeien "
|
|
"verschrompelen verschroten verschudden verschuilen verschuiven verschuldigen "
|
|
"verschutten versieren versificeren versifiëren versimpelen versjachelen "
|
|
"versjacheren versjouwen versjteren verslaan verslaggeven verslampampen "
|
|
"verslapen verslappen verslaven verslechten verslechteren verslensen "
|
|
"verslepen versleuren versleutelde versleutelen verslibben verslijken "
|
|
"verslijmen verslijten verslikken verslinden verslingeren verslodderen "
|
|
"versloffen verslonzen versluieren versluiten versluizen versmachten "
|
|
"versmaden versmallen versmeden versmelten versmijten versmoren versmullen "
|
|
"versnellen versnijden versnipperen versnoepen versoberen versoepelen "
|
|
"versoften versomberen verspaansen verspanen verspannen verspelden verspelen "
|
|
"verspenen versperren verspieden verspijkeren verspillen verspinnen verspit "
|
|
"versplinteren verspoelen verspreiden verspreidingsgebied verspreken "
|
|
"verspringen verstadsen verstalen verstallen verstappen verstarren "
|
|
"verstatelijken verstedelijken versteedsen versteken verstellen verstempelen "
|
|
"verstenen versterken versterven verstevigen verstieren verstijven verstikken "
|
|
"verstillen verstoelen verstoffelijken verstoken verstokken verstommen "
|
|
"verstompen verstoppen verstoren verstoten verstouten verstouwen verstraffen "
|
|
"verstrakken verstrammen verstrekken verstrengelen verstrengen verstrijken "
|
|
"verstrikken verstrooien verstroppen verstuiken verstuiven versturen "
|
|
"verstuwen versuffen versuikeren versukkelen vertakelen vertakken vertalen "
|
|
"vertappen vertassen vertasten vertechniseren vertederen vertegenwoordigen "
|
|
"vertekenen vertellen verteren verteuten verticuteren vertienden "
|
|
"vertiendubbelen vertienvoudigen vertikken vertillen vertimmeren vertinnen "
|
|
"vertoeven vertolken vertonen vertonnen vertoornen vertragen vertrappelen "
|
|
"vertrappen vertreden vertrekken vertreuzelen vertroebelen vertroetelen "
|
|
"vertroosten vertrouwen vertrutten vertuien vertuisen vertwijfelen "
|
|
"veruiterlijken veruitwendigen vervaardigen vervagen vervalen vervallen "
|
|
"vervalsen vervaren vervatten verveelvoudigen vervelen vervellen verven "
|
|
"vervenen verversen vervetten verviervoudigen vervijfvoudigen vervilten "
|
|
"vervlaamsen vervlakken vervlechten vervlieden vervliegen vervlieten "
|
|
"vervloeien vervloeken vervluchtigen vervoederen vervoegen vervoeren "
|
|
"vervolgen vervolledigen vervolmaken vervoogden vervorderen vervormen "
|
|
"vervrachten vervreemden vervriezen vervroegen vervrolijken vervrouwelijken "
|
|
"vervuilen vervullen vervuren verwaaien verwaardigen verwaarlozen verwachten "
|
|
"verwarmen verwarren verwasemen verwassen verwateren verwedden verwegen "
|
|
"verweiden verwekelijken verweken verwekken verweldigen verwelken verwelkomen "
|
|
"verwelven verwennen verwensen verwereldlijken verweren verwerkelijken "
|
|
"verwerken verwerpen verwerven verwesteren verwestersen verweven verwezen "
|
|
"verwezenlijken verwijden verwijderen verwijlen verwijten verwijven verwijzen "
|
|
"verwikkelen verwikken verwilderen verwinden verwinnen verwinteren "
|
|
"verwisselen verwittigen verwoesten verwonden verwonderen verwonen verwoorden "
|
|
"verwoordigen verworden verworgen verwortelen verwrikken verwringen verwurgen "
|
|
"verzachten verzaden verzadigen verzagen verzakelijken verzaken verzakken "
|
|
"verzamelen verzamen verzanden verzegelen verzeggen verzeilen verzekeren "
|
|
"verzelfstandigen verzellen verzenden verzengen verzepen verzesvoudigen "
|
|
"verzetsheld verzetten verzieden verzieken verzien verzilten verzilveren "
|
|
"verzinken verzinnebeelden verzinnelijken verzinnen verzitten verzoeken "
|
|
"verzoenen verzoeten verzolen verzorgen verzotten verzouten verzuchten "
|
|
"verzuilen verzuimen verzuipen verzuren verzusteren verzwageren verzwakken "
|
|
"verzwaren verzwelgen verzwendelen verzweren verzwieren verzwijgen verzwijnen "
|
|
"verzwikken verzwinden vesten vestigen vestingwerken veteren vetkruid "
|
|
"vetmesten vetten vetweiden veugelen veulenen vexeren vezelen vibreren "
|
|
"vice-kampioen vice-wereldkampioen vicekampioen vicewereldkampioen vicomte "
|
|
"videobellen videospellen videotheken vieren vierendelen vierkanten "
|
|
"vierspanrijden viertakt viertaktmotoren viet vietnamiseren vigeren vigileren "
|
|
"vijf- vijfde vijgenwespen vijlen vijzelen vijzen villen vilten vimmen vinden "
|
|
"vindiceren vingeren vingerknippen vingerlezen vingerverven vinken vinvissen "
|
|
"violeren violiste vioolspelen viride viriliteit visbakken viseren visetende "
|
|
"visgraatparkeren visioneren visiteren viskaken visman vismarkt vissen "
|
|
"vissoort visualiseren visverwerkende vitamineren vitaminiseren vitten "
|
|
"vlagbreken vlagen vlaggen vlakbreien vlakdraaien vlakhameren vlakken "
|
|
"vlakmaken vlakmalen vlakopgaan vlakschuren vlakslijpen vlakstrijken "
|
|
"vlamboogsnijden vlammen vlamvatten vlassen vlastrekken vlechtbenen vlechten "
|
|
"vleesetend vleeshouwen vleesverwerkende vlegelen vleien vlekken "
|
|
"vlekkenpatroon vlekmineermotten vletten vlezen vlieden vliegen vliegeren "
|
|
"vlieggewicht vliegreizen vliegtuigspotten vliegvermogen vliegvissen vlieten "
|
|
"vliezen vlijen vlijmen vlinderen vlinderhaffen vlindervangen vloeien "
|
|
"vloeistofkoelen vloeken vloeren vlokken vlooien vlootvoogd vloten vlotten "
|
|
"vluchten vluggeren vlugschriften vmbo-t vocaliseren vochtafdrijven "
|
|
"vochtgehalte vochthoudende voeden voederen voedselexporteren voedsteren "
|
|
"voegen voelen voetballen voetballoopbaan voetbalzaken voeteren voetjevrijen "
|
|
"voetlikken voetspringen voetstampen vogelen vogelschieten vogelspinnen "
|
|
"voicemail volbabbelen volboeken volbouwen volbrassen volbrengen voldingen "
|
|
"voldoen volduwen voleinden voleindigen voleten volgemaakt volgen volgieten "
|
|
"volgooien volgroeien volhangen volharden volhouden volkiepen volkletsen "
|
|
"volkrabbelen volkrassen volksdansen volkwebbelen volladen vollen volleren "
|
|
"volleyballen volleyen vollopen vollullen volmachtigen volmaken volpakken "
|
|
"volpennen volplakken volplannen volplempen volpoepen volpompen volpraten "
|
|
"volprijzen volproppen volsabelen volschenken volscheppen volschieten "
|
|
"volschrijven volsmijten volspatten volspelen volstaan volstapelen volstoppen "
|
|
"volstorten volstouwen volstromen voltigeren voltikken voltooien voltrekken "
|
|
"voluit volvoeren volwerpen volzuigen vomeren vonkelen vonken vonkenzien "
|
|
"vonnissen voor-installeren voorafgaan voorbakken voorbedingen voorbehandelen "
|
|
"voorbehouden voorbeitsen voorbereiden voorbeschikken voorbeschouwen "
|
|
"voorbestemmen voorbewerken voorbidden voorbij-ijlen voorbijbrengen "
|
|
"voorbijdommelen voorbijdragen voorbijdraven voorbijdrijven voorbijdringen "
|
|
"voorbijfietsen voorbijfladderen voorbijflitsen voorbijgaan voorbijglijden "
|
|
"voorbijjagen voorbijkomen voorbijkruipen voorbijleiden voorbijlopen "
|
|
"voorbijmarcheren voorbijpraten voorbijrennen voorbijrijden voorbijschieten "
|
|
"voorbijschuiven voorbijsluipen voorbijsnellen voorbijspurten voorbijstappen "
|
|
"voorbijsteken voorbijstevenen voorbijstreven voorbijstromen voorbijtrekken "
|
|
"voorbijvaren voorbijvliegen voorbijwaggelen voorbijwandelen voorbijzeilen "
|
|
"voorbijzien voorbijzwemmen voorbijzweven voorbinden voorblazen voorblijven "
|
|
"voorboren voorbraden voorbrengen voorcijferen voordansen voorde voordienen "
|
|
"voordoen voordragen voordringen voordrogen voordrukken vooretten "
|
|
"voorfinancieren voorgaan voorgaren voorgedefinieerde voorgeleiden "
|
|
"voorgelogen voorgenoemde voorgeven voorgloeien voorgoochelen voorgooien "
|
|
"voorhaken voorhalen voorhangen voorhebben voorhoofdsbeen voorhouden "
|
|
"voorhuichelen voorhuwelijkssparen voorinnemen voorjokken voorkaaien "
|
|
"voorkauwen voorkiemen voorkoken voorkomen voorkopen voorkrijgen voorkruipen "
|
|
"voorkómen voorlaatste voorlakken voorlaten voorleggen voorleiden voorleven "
|
|
"voorlezen voorlicht voorlichten voorliegen voorliggen voorlooien voorlopen "
|
|
"voormaken voormelken voormeten voornemen vooronderstellen voorontvangen "
|
|
"vooropfietsen vooropgaan vooroplopen vooropplaatsen vooroprennen "
|
|
"vooroprijden vooroproeien vooropstellen vooropsurfen vooropzetten "
|
|
"vooropzwemmen vooroverbuigen vooroverbukken voorovergaan vooroverhangen "
|
|
"vooroverhellen vooroverhouden vooroverleggen vooroverleunen vooroverliggen "
|
|
"vooroverlijden vooroverlopen vooroverstaan voorovervallen vooroverzakken "
|
|
"vooroverzitten voorpiepen voorponsen voorpraten voorpreken voorprevelen "
|
|
"voorprijzen voorprinten voorproeven voorprogrammeren voorpubliceren "
|
|
"voorreinigen voorrekenen voorrekken voorrijden voorrollen voorschakelen "
|
|
"voorschieten voorschotelen voorschrijven voorschuiven voorselecteren "
|
|
"voorsinteren voorslaan voorslapen voorslijpen voorsmijten voorsnijden "
|
|
"voorsorteren voorspannen voorspatbord voorspelden voorspelen voorspellen "
|
|
"voorspiegelen voorspinnen voorspoelen voorspreken voorsprong voorstaan "
|
|
"voorsteken voorstellen voorstemmen voorstoten voortademen voortarbeiden "
|
|
"voortbabbelen voortbestaan voortbewegen voortblazen voortbliksemen "
|
|
"voortbloeden voortboeren voortbomen voortborduren voortbouwen voortbranden "
|
|
"voortbrengen voortdobbelen voortdoen voortdolen voortdonderen voortdraaien "
|
|
"voortdragen voortdraven voortdrentelen voortdribbelen voortdrijven "
|
|
"voortdringen voortdromen voortdrummen voortduren voortduwen voortdwalen "
|
|
"voortekenen voortellen voorteten voortgaan voortgalopperen voortgeven "
|
|
"voortglijden voortgroeien voorthaasten voorthelpen voorthinken voorthollen "
|
|
"voorthotsen voorthuppelen voorthuppen voortijlen voortjagen voortkabbelen "
|
|
"voortkankeren voortkomen voortkruien voortkruipen voortkuieren "
|
|
"voortkwakkelen voortkweken voortleren voortleven voortlezen voortlokken "
|
|
"voortlopen voortmaken voortmarcheren voortmijmeren voortnummeren voortoveren "
|
|
"voortpeinzen voortplanten voortploegen voortploeteren voortranselen "
|
|
"voortrazen voortreden voortredeneren voortregenen voortregeren voortreizen "
|
|
"voortrekenen voortrekken voortrennen voortrijden voortroeien voortroken "
|
|
"voortrollen voortrukken voortscharrelen voortschieten voortschoppen "
|
|
"voortschreeuwen voortschreien voortschrijden voortschrijven voortschuiven "
|
|
"voortsjokken voortsjouwen voortslaan voortslapen voortslepen voortsleuren "
|
|
"voortslingeren voortsluipen voortsneeuwen voortsnellen voortspelen "
|
|
"voortspinnen voortspoeden voortspreken voortspringen voortspruit "
|
|
"voortspruiten voortstappen voortstaren voortstevenen voortstomen "
|
|
"voortstormen voortstrijden voortstromen voortstrompelen voortstrooien "
|
|
"voortstuderen voortstuiven voortstuwen voortsudderen voortsuffen "
|
|
"voortsukkelen voorttelefoneren voorttelen voorttellen voorttieren "
|
|
"voorttobben voorttorsen voorttrappen voorttreden voorttrekken voorttuimelen "
|
|
"voortturnen voorttwisten voorturnen voortvaren voortverkopen voortvertellen "
|
|
"voortvliegen voortvloeien voortvluchten voortwaaien voortwaggelen "
|
|
"voortwandelen voortwerken voortwiegelen voortwiegen voortwoekeren "
|
|
"voortworstelen voortwroeten voortwurmen voortzeggen voortzeilen voortzenden "
|
|
"voortzetten voortzeuren voortzeveren voortzwemmen voortzwepen voortzweren "
|
|
"voortzwieren voortzwoegen vooruitbestellen vooruitbetalen vooruitblikken "
|
|
"vooruitboeren vooruitbranden vooruitbrengen vooruitdenken vooruitdraven "
|
|
"vooruitdrijven vooruitdringen vooruitduwen vooruitdwingen vooruitgaan "
|
|
"vooruithelpen vooruitijlen vooruitjagen vooruitkijken vooruitkomen "
|
|
"vooruitlopen vooruitmaken vooruitnemen vooruitpraten vooruitreizen "
|
|
"vooruitrennen vooruitrijden vooruitschieten vooruitschoppen vooruitschrijden "
|
|
"vooruitschuiven vooruitsnellen vooruitspoelen vooruitspringen vooruitsteken "
|
|
"vooruitstreven vooruitstuiven vooruitvliegen vooruitwandelen vooruitwerken "
|
|
"vooruitwerpen vooruitzeilen vooruitzenden vooruitzetten vooruitzien "
|
|
"voorvallen voorverbeelden voorverhitten voorverkopen voorverpakken "
|
|
"voorverpakt voorvertalen voorverwarmen voorvliegen voorvoegen voorvoelen "
|
|
"voorvormen voorvriezen voorwarmen voorwegen voorweiden voorwenden voorwerken "
|
|
"voorwerpen voorzeggen voorzetten voorzien voorzingen voorzitten voorzweven "
|
|
"vorderen vorkbeen vormen vormgeven vorsen vorstenlanden vossen voteren "
|
|
"vouwen vozen vrachtvaren vragen vredelievende vreemdgaan vreten vrezen "
|
|
"vriesdrogen vriezen vrijbuiten vrijbuiteren vrijbuten vrijdenken vrijdingen "
|
|
"vrijdobbelen vrijen vrijgeven vrijhouden vrijkennen vrijkomen vrijkopen "
|
|
"vrijlaten vrijleggen vrijleven vrijliggen vrijloopt vrijlopen vrijloten "
|
|
"vrijmaken vrijpakken vrijpleiten vrijscheppen vrijspelen vrijspreken "
|
|
"vrijstaan vrijstellen vrijvaren vrijvechten vrijverklaren vrijwaren "
|
|
"vrijwielen vrijzetten vrijzwemmen vrolijken vuilbekken vuilmaken "
|
|
"vulgariseren vulkaniseren vullen vuren vutten vuurhouden vuurkracht "
|
|
"vuurlassen vuurspugen vuurspuwen vóórkomen waaien waaieren waaierrijden waar "
|
|
"waarborgen waarderen waarheidsdenken waarmaken waarmerken waarnemen "
|
|
"waarschuwen waarzeggen wachten wachthouden wachtlopen waden wadlopen "
|
|
"waffelen wagen waggelbenen waggelen waken wakkeren walen walgen walken "
|
|
"wallebakken wallen walmen walsen wamen wammen wanboffen wandbeen wandelen "
|
|
"wandelgidsen wandelrijden wanen wanhopen wankelen wannen wanten wantenweven "
|
|
"wantrouwen wapenen wappen wapperen warmdraaien warmen warmlopen warmspuiten "
|
|
"warmteminnen warmwaterroten warrelen warren wasemen wassen wateraantrekkend "
|
|
"waterafstotend waterafstotende waterbewonen waterbouwkunde waterdiepte "
|
|
"waterdoorlatend waterdoorlatende waterdragegen wateren waterfietsen "
|
|
"watergaasvliegen watergekoeld watergekoelde watergolven waterhouden "
|
|
"waterkerende waterminnende waternemen wateroppervlakte waterpassen "
|
|
"waterskiën waterslangen waterspitten watersport watersporten "
|
|
"waterstofbromide waterstofchloride waterstofcyanide waterstoffluoride "
|
|
"waterstofsulfide watertanden watertrappen watertreden watervallen waterveld "
|
|
"watervoeren watteren wauwelen wazen wecken wedden wederantwoorden wedereisen "
|
|
"wedergeboren wedergeven wederhoren wederhouden wederinvoeren wederkeren "
|
|
"wederkomen wederkrijgen wederopbloeien wederopbouwen wederopleven "
|
|
"wederopstaan wedervaren wedervergelden wedervinden wederzien wedijveren "
|
|
"wedlopen wedstrijddansen wedstrijdfit wedstrijdrijden wedstrijdroeien "
|
|
"wedstrijdzeilen weekeinden weekenden weeklagen weekschildpadden weerbellen "
|
|
"weergalmen weergeven weerhebben weerhouden weerkaatsen weerkeren weerklinken "
|
|
"weerkomen weerkrijgen weerleggen weerleveren weerlichten weeromkomen "
|
|
"weerschallen weerschijnen weerspiegelen weerspreken weerstaan weerstreven "
|
|
"weersturen weervaren weervinden weerzien weeskind weesten weetwoord "
|
|
"wegademen wegbabbelen wegbaggeren wegbannen wegbeitelen wegbenen wegbergen "
|
|
"wegbezemen wegbezuinigen wegbijten wegbikken wegblazen wegblijven "
|
|
"wegbliksemen wegblubberen wegboenen wegboksen wegbombarderen wegbonjouren "
|
|
"wegbranden wegbreken wegbrengen wegbrokkelen wegbuigen wegcijferen "
|
|
"wegconcurreren wegdeemsteren wegdenken wegdieven wegdoen wegdoezelen "
|
|
"wegdommelen wegdonderen wegdooien wegdraaien wegdragen wegdraven "
|
|
"wegdribbelen wegdrijven wegdringen wegdromen wegdruipen wegdrukken "
|
|
"wegdrummen wegduiken wegduwen wegdwalen wegdwarrelen wegdweilen wegebben "
|
|
"wegen wegenbeheer wegeren wegeroderen wegeten wegfantaseren wegfietsen "
|
|
"wegfilteren wegfladderen wegflikkeren wegflitsen wegfrezen wegfrommelen "
|
|
"weggaan weggalopperen weggappen weggegraven weggeven weggieten wegglijden "
|
|
"wegglippen weggommen weggooien weggraaien weggraven weggrijpen weggrissen "
|
|
"weggummen weghaasten weghakken weghalen weghangen wegharken weghebben "
|
|
"weghelpen weghollen weghonen weghouden weghuppelen wegijlen wegjagen "
|
|
"wegkammen wegkankeren wegkapen wegkappen wegkegelen wegkeilen wegketsen "
|
|
"wegkiepen wegkieperen wegkijken wegklappen wegkletsen wegklikken wegkloppen "
|
|
"wegknagen wegknikken wegknippen wegkomen wegkopen wegkoppen wegkrabbelen "
|
|
"wegkrabben wegkrimpen wegkruien wegkruipen wegkuieren wegkussen wegkwijnen "
|
|
"weglachen weglaten weglaveren wegleggen wegleiden weglekken weglezen "
|
|
"weglikken weglokken wegloodsen weglopen weglullen wegmaaien wegmaken "
|
|
"wegmalen wegmarcheren wegmasseren wegminderen wegmixen wegmoffelen wegmolmen "
|
|
"wegnemen wegorganiseren wegpakken wegpesten wegpiepen wegpikken wegpingelen "
|
|
"wegpinken wegplukken wegpoetsen wegpompen wegpraten wegpromoveren "
|
|
"wegrace-seizoen wegraderen wegraken wegredeneren wegregenen wegreizen "
|
|
"wegrennen wegretoucheren wegrijden wegrit wegritsen wegroepen wegroesten "
|
|
"wegrollen wegrossen wegrotten wegroven wegruimen wegrukken wegsaneren "
|
|
"wegschaven wegschenken wegscheppen wegscheren wegscheuren wegschieten "
|
|
"wegschimmelen wegschoppen wegschrappen wegschrijven wegschrobben wegschuilen "
|
|
"wegschuiven wegschuren wegsiepelen wegsijpelen wegsjokken wegsjouwen "
|
|
"wegslaan wegslenteren wegslepen wegslijpen wegslijten wegslikken "
|
|
"wegslingeren wegslinken wegslippen wegsluipen wegsluiten wegsluizen "
|
|
"wegslurpen wegsmelten wegsmijten wegsnappen wegsnellen wegsnijden wegsnoeien "
|
|
"wegsnoepen wegsnuiten wegsoezen wegspelen wegspoeden wegspoelen wegspringen "
|
|
"wegsprinten wegspuiten wegspurten wegspuwen wegstaan wegstappen wegstarten "
|
|
"wegsteken wegstelen wegstemmen wegsterven wegstevenen wegstomen wegstoppen "
|
|
"wegstormen wegstoten wegstouwen wegstrepen wegstrijken wegstromen wegstuffen "
|
|
"wegstuiteren wegstuiven wegsturen wegsuffen wegtakelen wegteren wegtikken "
|
|
"wegtillen wegtochten wegtorsen wegtoveren wegtrappen wegtreiteren wegtrekken "
|
|
"wegtreuren wegtrippelen wegtroggelen wegtronen wegtrouwen wegvagen wegvallen "
|
|
"wegvangen wegvaren wegvegen wegvissen wegvlieden wegvliegen wegvlieten "
|
|
"wegvloeien wegvloeken wegvluchten wegvoeren wegvreten wegwaaien wegwandelen "
|
|
"wegwapperen wegwassen wegwensen wegwentelen wegwerken wegwerpen wegwezen "
|
|
"wegwielrennen wegwijken wegwippen wegwissen wegwrijven wegwuiven wegzagen "
|
|
"wegzakken wegzeilen wegzenden wegzetten wegzingen wegzinken wegzuigen "
|
|
"wegzuipen wegzuiveren wegzwaaien wegzwemmen wegzweven weiden weifelen "
|
|
"weigeren wekken weldoen welgaan welgeordende welgevallen welgevormd welken "
|
|
"wellen welslagen welsprekend welvaren welven wemelen wenden wenen wenken "
|
|
"wennen wensdenken wensen wentelen wereldbekende wereldbekerdebuut "
|
|
"wereldbekerpunten wereldgeest weren werken werkenden werkstukken "
|
|
"werktuigbouwkunde werkzoekenden werpen wert wervelen werven west-noordwesten "
|
|
"westelijken westerlengte westnoordwesten westzuidwesten weten wetenschapsman "
|
|
"weteren wetgevende wetten wettigen weven whisten wichelen wichelroedelopen "
|
|
"wiebelen wieden wiegelen wiegen wieken wielen wielerloopbaan wielrennen "
|
|
"wielrijden wielwebspinnen wiemelen wieroken wieuwen wiewauwen wiezen "
|
|
"wiggelen wiggen wijden wijdte wijdverspreid wijeren wijken wijlen wijnpersen "
|
|
"wijnproduceren wijnroeien wijnverlaten wijsmaken wijt wijten wijzen wijzigen "
|
|
"wikkelen wikken wilayat wildkamperen wildplakken wildplassen wildstropen "
|
|
"wildwaterkanoën wilgenroosjesmotten willen willigen wimpelen windelen winden "
|
|
"windsurfen winkelen winkelruimte winkelskijken winnen winstgeven winteren "
|
|
"winterkoningen winterlinde winterschaatsen wintersporten wippen wispelen "
|
|
"wispelstaarten wisselen wissen witgekalkt witgepleisterd witkoken "
|
|
"witloftrekken witlooien witrijzen witschilderen witte wittebroodsweken "
|
|
"witten witwassen woeden woekeren woelen woerd woerden wohltemperierte "
|
|
"woiwode wokken wold wolfspinnen wolkaarden wolken wolmaniseren wolplukken "
|
|
"wolscheiden wolven wolwassen wonderen wonen woonoord woonsparen "
|
|
"woordenziften worden worgen wormslangen worstelaars worstelen "
|
|
"worstelevenementen wortelen wortelschieten wortelschrapen worteltrekken "
|
|
"wouwen wraken wreken wren wrensen wriemelen wriggelen wrijven wrikkelen "
|
|
"wrikken wringen wrochten wroegen wroet wroeten wrokken wrongelen wuiven "
|
|
"wurgen wurmen wurtelen xeroxen yahtzeeën yard yosemite yuccamotten "
|
|
"zaaddorsen zaagden zaaien zaalkerk zabbelen zabberen zachtbehaard zadelen "
|
|
"zakendoen zakgeld zakken zakkenrollen zaklopen zaksikkelmotten zakspringen "
|
|
"zakstoten zaligen zaligverklaren zalven zamelen zanden zandingestrooide "
|
|
"zandschilderen zandslaan zandsnijden zandstralen zanen zaniken zanten "
|
|
"zapovednik zappen zaterdagavondgevoel zavelen zeegaande zeeheld zeeldraaien "
|
|
"zeelt zeeschildpadden zeeschuimen zeeslangen zeevarend zeevarende zeeweren "
|
|
"zeezeilen zegelen zegelplakken zegenen zegepralen zegevieren zeggen zeiken "
|
|
"zeilen zeilvliegen zeilwedstrijden zekeren zekerstellen zelfbesturen "
|
|
"zelfcorrigeren zelfgebouwde zelfgemaakt zelfgenezen zelfmoorden zelfregeren "
|
|
"zelfreguleren zelfvoorzienende zemelen zemelknopen zemen zen zenden "
|
|
"zendvermogen zengen zenuwen zepen zesde zetelen zetten zeulen zeuren zeven "
|
|
"zeveren zichten zieden ziegezagen zieken ziekmakend ziekmakende "
|
|
"ziekte-aftreden ziekzijn zieltogen zien ziften zigzaggen zijdereden zijgen "
|
|
"zijklepmotoren zijlvest zijn zijpelen zilverdraadtrekken zilvertrekken "
|
|
"zimmen zin zinderen zingen zinken zinnen zinspelen zippen zitbeen zitten "
|
|
"zittenblijven zoden zodevormen zoedelen zoekbrengen zoeken zoekmaken "
|
|
"zoekraken zoekspelen zoemen zoenen zoetbrengen zoeten zoetgeuren zoetschaven "
|
|
"zoetvijlen zoeven zolderen zolen zomen zomeren zonderen zondigen zonen "
|
|
"zonnebaden zonschijnen zooien zoomen zorgdragen zorgen zottebollen zouk "
|
|
"zouten zoutminnende zoutzieden zouwen zoöloog zuchten zuid-noord zuidelijken "
|
|
"zuidzuidwesten zuigen zuimen zuinigen zuipen zuiveren zullen zulten zuren "
|
|
"zuurstofduiken zuurverdiende zwaaien zwaarbeschadigd zwaarden zwaardvechten "
|
|
"zwaargebouwd zwaargewond zwabberen zwachtelen zwakken zwalken zwalpen "
|
|
"zwaluwstaarten zwammen zwanzen zwart-witdenken zwartblakeren zwarten "
|
|
"zwartepieten zwartgeblakerde zwartkijken zwartlijven zwartmaken zwartrijden "
|
|
"zwartselen zwartvissen zwartwerken zwatelen zwavelen zwavelgehalte "
|
|
"zwavelhoudende zweden zweefvliegen zweepslagen zweetvoeten zweien zwelen "
|
|
"zwelgen zwellen zwemen zwemkleren zwemmen zwemsporten zwendelen zwengelen "
|
|
"zwenken zwepen zweren zwermen zwerven zweten zwetsen zweven zwichten "
|
|
"zwieberen zwiepen zwierbollen zwieren zwiertslaan zwijgen zwijggeld "
|
|
"zwijmelen zwijmen zwijnen zwikken zwindelen zwingelen zwirrelen zwoegen zèlf "
|
|
"ëmuleren ëxtruderen ïnterviewen ïntroniseren üploaden ʿabdben β-onverzadigde "
|
|
"δ-kaart \u200b\u200bbekend"
|
|
).split()
|
|
)
|